Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie TanOs. L. BOÜMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
Vrijdag 5 Januari 1906.
Be Jaargang.
No. 28.
Drukkeruitgever
UIT HET WOORD.
de
ge
D>
a.
Boüma.
SCHRIFTBESCHOUWING.
1
70 cent.
3 cent.
ter
'rg
irr
Ier
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
np
rr.
en
en
da
rr.
da
lOB
>i
r-
f-
i.
e
n
n
n
>f
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
Geheel die voorstelling deugt niet, daarmede
mengt zich nu een derde in het geding, ja,
het is wel een rjjk, maar het is voor deze aarde,
het is voor onze toestanden berekend, het is
aangelegd op dit leven, het is een rjjk van
verlichting, van ontwikkeling, van vooruitgang,
van beschaving, het verzacht de zeden, het be
vordert de welvaart, het werkt de verbroede
ring der volkeren in de hand, het dempt de
kloven, die daar gapen tusschen rijken en ar
men, het wil de sociale misstanden wegnemen,
het bereidt den vrede der wereld voor. Gjj
aanschouwt het in de ambulance op het oor-
loogsveld, in de groote ziekenhuizen der steden,
in het voorkomen van de armoede, in het ver
breiden van de kennis, in de pensioneering
van de werklieden, in de betere woningen van
de geringere volksklasse, in de regeling van
het volkerenrecht, het is de strjjd voor al wat
liefelijk is en welluidt. Aan den donkeren
hemel dezer wereld is het het morgenrood, dat
door zjjn’ purperen gloed de wilskracht wak
ker roept, de sluimerende verwachtingen wekt,
allerwege de edele menschenvrienden aanspoort
om voorttegaan met de worsteling om allen
gelukkig te maken. Dit morgenrood voedt
de hope, dat er betere tjjden zullen aanbreken,
dat er aan eiken oorlog een einde zal komen,
dat er voor iedereen recht zal zjjn, dat allen
eens zullen aanzitten aan de rjjke en wel voor
ziene tafel dezer aarde. Dan kunnen de ge
vangenissen voor afbraak worden verkochtde
die zich schaarden aan de zjjde van Abimelech.
Van hen wordt hier gesproken. Hun aanvoerder
is gevallen, op allesbehalve eervolle wjjze. Wat
zullen zjj nu doen Opnieuw een aanvoerder
kiezen, om ’t Tebez door hen te doen verstaan
Neen, de geestdrift ontbreekt; zulk een zaak
kan ..ook geen ware bezieling, geen heilige
overtuiging kweeken. Nu de koning weg is,
verloopt de geheele strjjd. Ieder gaat naar zjjn
huis. Tebez wordt uit zjjne benauwdheid ver
lost, en de rust keert weer.
Overdenken wjj nu het oordeel Gods aan
Abimelech. Want ’t is een straf Gods. Vers 56
zegt dit met nadruk. Alzoo deed God weder
keeren het kwaad van Abimelech, dat hij aan zijn
vader gedaan had, doodende zijne zeventig broe
deren.
God deed het kwaad wederkeeren. Hjj be
toont zich een wreker van het kwaad. Niet
onschuldig zal uitgaan wie schendend de hand
slaat aan de heiligheden van zjjn verbond. Maar
vooral bezocht de Heere het kwaad zjjnen ge
trouwen aangedaan. En als die vrouw een
molensteen werpt van den toren te Tebez, ziet
de godvruchtige geleid door den Heiligen Geest,
daarin een daad van Gods wrekende gerech
tigheid.
Met een molensteen verplettert een vrouw zjjn
schedel. Ligt daarin niet een heenwjjzing naar
ei ojdlox*ii’ i
Zeventig zonen van Jerubbaal vielen onder
zjjne handen, en hjj deed geene weldadigheid
aan ’t huis van zjjn vader. Met dezelfde onmee-
doogendheid doodt eene vrouw den koning. Er
was geen vreeze Gods voor zjjne oogen. De
Heere is een lankmoedig God. Maar den over
treder zjjner wet kan Hjj niet gedoogen.
Het verband tusschen zonde en straf wordt
ons in de Heilige Schrift telkens aangewezen.
Als dit niet geschiedt, kunnen wjj het slechts
gissen. En dan betaamt ons groote voorzich
tigheid. Maar de vraag is toch geoorloofd, als
wjj eens het verband konden zien tusschen
zonde en straf, of dan niet dikwijls menige
ramp, velerlei Ijjden, en ook ontjjdig sterven
in verband zou staan met bedreven kwaad.
Er zjjn koningen geweest, die in ’t midden van
hun leven geknakt waren, en spoedig stierven,
wier leven een aaneenschakeling was van mar
teling en vervolging van Gods gemeente. Wjj
nemen de weegschaal der gerechtigheid niet in
handen, maar laten ’t vonnis over aan Hem, die
rechtvaardig oordeelt. Maar in beginsel ligt
hier voor de oprechte vromen de verzekering
dat God de rechtzaak der ellendigen richten zal.
Er wordt ook gesproken van wat de lieden
van Sichem hadden misdaan. Desgelijks al het
kwaad der lieden van Sichem deed God weder
keeren op hun hoofd, en de vloek van Jotham,
den zoon van Jerubbaal, kwam over hen. Ook
zjj hadden Abimelech ter zjjde gestaanhem
hulp gebodenmannen verschaft om ’t gruwel
stuk te volvoeren. En eindeljjk hem koning
gemaakt.
God neemt zelf de zaak op voor Jerubbaal.
En al geschiedde niet terstond een teeken uit
den hemel waardoor der Sichemieten raad ver
ijdeld werd, God lette er wel terdege op, en
Hjj zal de ongerechtigheid ordenljjk voor oogen
stellen.
Abimelech is dus op zjjn beurt, met al zjjn
wreedheid een tuchtroede voor Sichem geweest
in Gods hand. Wonderlijk zjjn Gods wegen met
de menschenkinderenWel mogen wjj ons de
woorden te binnen roepen, dat „God zeer wel en
rechtvaardigljjk Zjjn werk beschikt en doet ook
als de duivelen en goddeloozen onrechtvaardig
handelen.” De profeet Jesaja voert den Heere
sprekend inIk formeer het licht en schep de
duisternis. Ik maak den vrede en schep het
kwaad, Ik de Heere, doe al deze dingen.
in de toekomst dezelfde zal zjjn, als zjj was in
vroegere tjjden, en zjj twjjfelen er dan ook
niet aan, dat alle tegenwerking op niets zal
uitloopen. Wee den mensch, op wien deze
steen valt, want hjj zal verpletterd worden.
Doch als gjj nu al deze lieden vraagtwat is
het doel van Jezus komst op aarde, begint het
u voor de oogen te schemeren, aangezien de
antwoorden zoo uiteenloopen, en het is menig
maal gebeurd, dat iemand, die er naar luisterde
en er over nadacht, hjj zich zelf zeide nu weet
ik er heelemaal niets meer van, en dat hjj in
verwarring geraakt zjjnde den moed opgaf om
tot helderheid te komen. Ik overdrijf niet,
oordeel zelf. Jezus is gekomen op de aarde
om een koninkrijk te stichten en dat rjjk is de
kerk. Wel moeten zjj bjjgevolg varen, die
binnen hare muren eene plaats gevonden
hebben, want daar zjjn zjj veilig tegen eiken
aanslag, en niets hebben zjj te vreezen. Wie
de toevlucht neemt tot de schaduw barer
vleugelen, behoeft zich over niets te bekom
meren. Ongelukkig daarentegen zjjn zjj, die
haar miskennen, die zich op een afstand houden,
nog erger, die haar den rug toekeerenomko
men zullen zjj en in hunne ellende vergaan.
Daar is wel iets van aan, roept eene andere
stem, het is zeker waar, dat Christus een rjjk
stichtte, maar het gaat niet aan, dit rjjk te
rijk met van deze iHlefc Jlfesr’énjks’,
en komt eerst in het bezit bij het sterven.
Zoolang wjj in dit leven zjjn, biedt het ons
weinig. In de schatting van hen staat het
ongeveer geljjk met een haven, waarin het
schip kan binnenloopen, als het zich op de
groote wateren niet langer staande kan houden.
De zeeman weet, dat de wateren geweldig
kunnen zjjn, als de storm hen in beweging
brengt en derhalve is hem tot bemoediging de
wetenschap, dat er havens zjjn, die hem een
toevluchtsoord openen. Zoo is het ook met
ons. Wjj varen op de groote levenszee, en
weten nu eenmaal, dat wjj dit niet altjjd zullen
kunnen doen. Eenmaal kan ons levensscheepje
het niet meer uithouden, en uit dien hoofde
is het tot vertroosting, wanneer wjj gelooven,
dat het rjjk van Christus ons arme schipbreu
kelingen wil opnemen, en van alles verzorgen.
A. D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
WAARTOE KWAM JEZUS
En gjj weet, dat Hij geopenbaard is,
opdat Hij onze zonden zou wegnemen,
en geene zonde is in Hem.
1 Jon. 3 5.
Aan den ingang van een nieuwen jaarkring
vragen wjj onwillekeurig Wat zal het nu weer
zjjn Wjj staan voor eene onbekende toe
komst; een ondoordringbaar gordjjn hangt er
tusschen ons en de gebeurtenissen, welke ko
men zullen, en wjj hebben daarin te eeren eene
wjjze beschikking van Hem, die tjjden en
stonden verandert. Maar één ding weten wij
hoe onkundig wjj overigens ook mogen zjjn in
betrekking van wat er morgen geschieden zal,
dat het Woord des Heeren ook in de toekomst
zjjn kraehtigen invloed zal doen gelden.
Helaas, hier wordt te weinig mede gerekend,
want hoe is het anders te verklaren, dat
menigeen zoo weinig toont te weten van het
doel, waartoe Jezus op aarde is gekomen. Ik
ben niet gekomen om vrede op aarde te bren
gen, maar vuur, zie daar wat Hjj zelf heeft
gezegd, maar soms schjjnt het wel, alsof de
meesten het vergeten hebben. Toch ligt dit
niet aan onduidelijkheid van de uitspraak,
want zjj is zoo helder als kristal, zoo duidelijk,
dat een kind haar verstaan kan. Evenmin
ligt het aan de historie, want als zij eene
waarheid predikt, dan is het dezeop al hare
bladzijden staat zjj geschreven, in onvergefe
lijke gebeurtenissen staat zjj voor aller oog.
Ja, wel heeft Jezus dit mogen zeggen, over
mits Zjjn woord als een vuur gebrand heeft
al de eeuwen door, en nog altjjd gaat het voort
dit te doen. Ieder, die een opmerkzaam oog
ontving, leest deze waarheid dageljjks in de
berichten, welke de bladen ons brengen. De
Naam van Jezus beheerscht het leven van ons
geslacht, van elk volk zoowel als van den
enkelen mensch. Hjj is het, die de wereld in
tweeën scheidt: de christelijke en de onchris
telijke, en indien deze woorden nog niet ge
noeg zeggen, bedenk dan, dat aan de eerste
verbonden zjjn de denkbeelden van beschaving,
verlichting en vernieuwing, en aan de tweede
stilstand, verachtering, veroudering. Wat in
vloed moet er van Hem uitgaan, dat zjjn
Evangelie dit onderscheid bljjvend bewerkt, en
er geen macht bestaat om het uit te wischen.
Wanneer wjj alleen hierop letten, verstaan wjj
«enigermate, welk een vermogen Hjj heeft, en
wjj eeren Hem als de Zon der gerechtigheid,
onder wiens vleugelen er zelfs genezing is voor
■de Heidenen.
Maar ook op de erve, waarop het licht des
Evangelies straalt, zien wjj den brand, welken
zjjn woord verwekt, en de scheiding, welke
het teweeg brengt. Het gaat altjjd weer over
Hem. In de vorige eeuw heeft men alles aan
gewend om dien Naam uit het leven te ver-
wjjderen, om hem op te sluiten binnen de
muren van de kerk, om hem te bannen naar
het stille vertrek van het gezin. Mannen van
naam hebben daartoe de handen ineengeslagen,
geljjk eertjjds de Pharizeeën met de Saddu
ceeën samengespannen hebben, zjj hebben hun
vele talenten daaraan gewjjd, maar het is
vruchteloos geweest, de naam laat zich niet
verwjjderen, hjj bljjft klinken in aller oor, hjj
straalt in onverbleekten luister over alle hooi
den, en daar is geen levensterrein of hjj laat
er zich gelden. Eer zou het mogeljjk zjjn het
water uit de zee te verplaatsen, het licht der
zon te blusschen, eer menschen uit het leven
van ons geslacht verwjjderen dezen Naam, die
onder den hemel gegeven is om ons zalig te
maken.
Velen zjjn het hiermede eenszjj aanvaar
den, dat de beteekenis van dezen Naam ook
Het boek der Riehteren.
LXII.
Als nu de mannen van Israel zagen,
dat Abimelech dood was, zoo gingen zjj,
een iegeljjk naar zjjne plaats.
Alzoo deed God wederkeeren het kwaad
van Abimelech, dat hjj aan zjjnen vader
gedaan had, doodende zjjne zeventig
broederen.
Desgelijks al het kwaad der lieden
van Sichem deed God wederkeeren op
hun hoofden de vloek van Jotham, den
zoon van Jerubbaal, kwam over hen.
Richt. 9 5557.
Als nu de mannen Israels zagen, dat Abimelech
dood was, zoo gingen zij een iegelijk naar zijne
plaats. Nog altjjd waren er mannen uit Israel
krankzinnigenhuizen geslooptde .kazernes
verwijderd. Van kanonnenkoningen zal geen
sprake zjjn, en evenmin van enorme kapitalen,
die het bloed van den minderen man eischen.
Ieder zal onder zjjn wjjnstok en onder zjjn
vjjgeboom zitten, welgemoed en wel te vreden,
omdat de harde strjjd om het bestaan vervan
gen is door het genot van alle aardsche goe
deren. Wat zullen wjj zeggen Zullen wjj
afkeuren wat wjj alzoo te hooren kregen, zul
len wij een veroordeelend vonnis uitspreken
over deze zoo verschillende verklaringen
Wjj zullen het aanstonds niet doen, wjj zullen
daarmede wachten, wjj kunnen er altjjd toe
overgaan, wanneer het ons bljjkt noodig te
zjjn. Maar één ding willen wij doenwjj
verwjjderen ons van de plaats, waar zooveel
gedruisch is, waar zoovele stemmen zich hooren
laten, en wjj gaan naar het stille heiligdom,
waar een discipel van Jezus nederzit en de
schare onderwijst. Naar hem willen wjj luis
teren, aan zjjne voeten nederzitten, want is hjj
het niet geweest, die Jezus vergezeld heeft op
zjjne tochten, die Hem gezien en gehoord, ja,
die aan Zjjn boezem gelegen heeft? Wjj mo
gen gerust gelooven, dat hjj, dien Jezus lief
heeft, een diepen blik geworpen heeft in de
verborgenheden van het koninkrjjk der hemelen.
Met welk een opmerkzaam oog heeft hjj Zjjn
lend 'harf Hèm' gaciegesiagen.1 ais èeAneiüds
zeggen kan, dan is Hjj het, en hjj heeft het
ons gezegd met woorden, welke voor tweeërlei
uitlegging niet vatbaar zjjn. Wat is bet een
voorrecht, dat wjj zulk een gids hebben, die
ons op den donkeren weg des levens den
helderbrandenden fakkel vooruitdraagt, want
nu behoeven wjj ons niet in verwarring te
laten brengen, nu behoeft voortdurende onze
kerheid ons niet te kwellen, nu kunnen wjj
ontkomen aan den doolhof der menscheljjke
meeningen. Hjj wjjst ons duideljjk den grond
slag aan, waarop wjj het huis van onze
zaligheid kunnen optrekken, en wjj kunnen
daarin gerust den tjjd afwachten, waarop de
stormen zullen loeiën, en de slagregens neder-
vallen.
Wat ons overkomen zal, weten wjj niet, of
wjj vrienden of vijanden ontmoeten zullen, of
wjj winst zullen verkrjjgen, of verliezen Ijjden,
of wjj het vreugdekleed of het rouwgewaad
zullen moeten aantrekken, of wjj leven of ster
ven zullen, maar de wezenlijke schatten, die
bljjven bjj alles wat wisselt, zullen ons niet
ontgaan, wanneer wjj gelooven in Hem, die
geopenbaard is om onze zonden weg te nemen.
Sta daarnaar, zoek dit te verkrjjgen, tracht tot
deze zekerheid te komen, neem dit bovenal
ter harte, en met den grjjzen Johannes zult
gjj u verbljjden over Jezus’ komst.
I
lZ.
'"w
)F8
19
v
Zeenwsch Kerkblad