voor
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAS en Ds. A. LITTOOIJ.
UIT HET WOORD.
Vrijdag 8 December 1905.
No. 24.
Be Jaargang.
Drukker-Uitgever
A.
at
Bouma.
70 cent.
3 cent.
wjjl hy
en haar
ma
np
ige
ten
>rr.
W
aaf
Ier
D. LITTOOIJ Az
MIDDELBURG.
srr.
ren
ida
jrr.
ida
irr.
oer
èrs
10.
at
ie
m
11
14
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
PRIJS DER ADYERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
--
Geloof of verbeelding
De eehtgenoote van den predikant V. had
zich sterk verbeeld, een belofte van den Heere
ontvangen te hebben, dat haar man op een
door haar geliefde plaats beroepen worden zou.
Gedurig sprak zij er van en dan zeide zy, dat
zjj er zeker van was, dat dit geschieden zou,
wyl de Heere toch een God der waarheid is,
die niet alleen belooft, maar ook doet. God
zou haar man met een vollen zegen des evan
gelies tot die door haar gewenschte plaats
zenden en door zijn dienst aldaar groote en
heerlijke dingen verrichten tot heil van Zijn Sion.
Zoo sprak en hoopte en vertrouwde zij. En
wie, als zjj zoo sprak, de schouders ophaalde
en haar tot voorzichtigheid ried, vond ter
nauwernood gehoor.
Eenigen tijd later werd zjj uit haar droom
beelden op gevoelige wijze wakker geschud.
Geheel in strijd met haar geloof en gansch
tegen hare verwachting in, viel de zaak uit.
Deze teleurstelling werd door den satan aan
gegrepen, om haar te ziften als de tarwe. Nu
zjj zich in deze zaak bedrogen had, stond het
bjj haar vast, dat zij in alles zich had bedrogen.
Al hare geestelijke werkzaamheden en onder
vindingen waren nu niets dan bloote hersen
schimmen en inbeeldingen geweest. Al het
Johanna Breevoort is niet een eigen maar
een aangenomen naam. Doch dat zjj, die in
den laatsten tijd onder dezen naam als schrijf
ster optrad, van God talent en gaven ontving,
is ontegenzuggeljjk. Ja ook, dat dit weer uit
komt, in het boek dat wjj thans aankondigen
en even bespreken. Dat zjj, die tot de lidmaten
der Gereformeerde kerk behoort, deze gaven
verkreeg en ze in den dienst des Heeren be
steden wil, verheugt en verblijdt ons zeer.
Dat er ontwikkeling van dit aangeboren
literair talent te bespeuren is, in de door chris
tenen begeerde richting, valt, bij vergelijking
van dit boek met het door haar een jaar vroe
ger geschrevene, getiteld „Karakterzonde en
Levensleed', in het oog en verhoogt onze blijd
schap.
Wjj zijn er dankbaar voor. Want kunst en
talent zijn van den Heere en moeten ter eere
van Hem besteed en aangewend worden.
Dat de geachte schrijfster dit met ons eens
is, dit daarom ook wenseht, gelooven wjj. Trou
wens van haar mag, als lidmate van een onzer
Gereformeerde Kerken, niet anders worden
verwachtdaarenboven komt het genoegzaam
bij aandachtige, menschkundige lezing van dit
haar boek voor ons uit.
Van de aanmerkingen toch door de Chris
telijke pers op „Karakterzonde en Levensleed'
gemaakt, heeft zij blijkbaar willen profiteeren,
en heeft zjj ook metterdaad geprofiteerd. De
pennevrucht, die wjj nu van haar ontvingen,
is, naar algemeen erkend wordt, in lange niet
zoo realistisch als de vorige. Heelemaal vrij is
ze er echter nog niet van.
Het oordeel over ’t geheel loopt dan ook nog
al uiteen. Het oordeel, bijvoorbeeld, door dr.
Wagenaar en door den redacteur van De Zeeuw
gegeven, verschilt zeer veel, en niet minder
dat van De Standaard en dat van De Neder
lander. Dat van deze beide laatstgenoemde
bladen’ vindt men in de nummers van Maan
dag 1.1.
Het oordeel van Dr. W. komt meer overeen
met dat van De Nederlander en dat van De
Zeeuw met dat van De Standaard.
Mijn oordeel over dit boek was en is nog
’t meest in overeenstemming met dat van De
Standaard en De Zeeuw. Het talent dezer jeug
dige, die met ons belijdt, en die geene bijzondere
opleiding genoot, bewonder ook ik. Maar haar
boek ieder ter lezing aanbevelen, durf ik even
min als De Standaard en De Zeeuw. Voor jeug
dige meisjes, waarvan vele, helaas ook uit onze
Gereformeerde kringen, m. i. reeds te veel
verzot zijn op het lezen van romantische wer
ken, acht ik het nog te realistisch, m. a. w.,
in het goddeloos, diepzondige leven worden zjj
te zeer ingeleid.
Ook loopt het mjj, naar de hier gegeven roman
tische voorstelling,bjj een enkele te gemakkelijk,
te oppervlakkig-Heilslegerachtig goed af, in het
komen „Tot het Licht', tot de vergeving en
de verlossing. Met De Standaard zeg ik uit
den wortel van het Gereformeerde belijden naar
de Schrift, moest hier worden geteekend, met
het benijdenswaardige talent van de zeer ge
achte schrijfster.
In betrekking tot andere ten tooneele ge
voerde personen is die oppervlakkigheid, vooral
aan het einde van het boek, zoo niet te speu
ren. Meer nog. Wat Gods genade vermag, hoe
zjj het kromme recht maakt, het onbuigzame
wegneemt, en met zelfverloochening in den
alleen goeden weg doet gaan, is treffend juist
in het licht gesteld. Doch het gedeelte van het
boek, waarin het ovengenoemde zoo treffend
juist in het licht gesteld is, zou, althans voor
mij en naar ik denk voor velen, veel meer
waarde hebben, wanneer het niet gephantaseerd
en gehaald was uit romantische voorstellingen,
maar uit „een verhaal'genomen uit het Woord
des Heeren of tenminste uit gebeurtenissen en
leidingen Gods, waarvan de rijk begaafde schrijf
ster wist, dat ze hadden plaats gehad.
Onze jeugdigen, die deze boeken gaarne en
veel lezen, in eene gephantaseerde, dus ver
dichte wereld te doen en te leeren inleven
heeft, geloof ik, eene ontzaggelijk groote scha
duwzijde. (Hiermee zeg ik evenwel niet, dat
een belijder van Christus geen roman mag
schrijven.)
En tot staving van hetgeen ik gezegd
heb van de oppervlakkige Heilslegerachtige
bekeering en begenadiging wijs ik op Line’s
vader, die gedurig wordt voorgesteld als iemand
die in den Heere ontslapen en dies in den
hemel is, hoewel hjj, naar de voorstelling en
beschrijving van hem gegeven, een dronkaard
was die zijne zaak verwaarloosde, zijne vrome
vrouw naamloos verdriet aandeed en zijn kind,
Line, meenam naar de kroeg, en trots dat leven
nu en dan den Heere aanriep. Als men zulk
een leven teekent, moet, naar de H. S. ons
leert en naar de opvatting der Gereformeerden,
een machtige teekenpen, als wij in dit boek
aanschouwen, ons ook de diepe verootmoedi
ging, het hartgrondig berouw en het komen tot
Christus doen zien en hooren.
Dewjjl dit laatste ontbreekt, heeft, m. i., de
schrijfster ook geen recht ons hem voor te
stellen als iemand, die in den Heere is ont
slapen. Naar de geloofserkentenisse der Gere
formeerden moest op eene beschrijving als van
hem gegeven is veeleer volgenwjj laten hem
voor den Heere liggen.
Ook vind ik de uitdrukking: .Bijgeloovige
vrees, om weg te gaan eer plechtig Gods Zegen
gelegd werd op de gemeente”, geene alleszins
gelukkige.
Wjj behooren dus tot hen die voor veel dank
baar, maar die toch nog niet voldaan zijn.
Littooij.
Bjj D. A. Daamen te Rotterdam verscheen
van de begaafde en reeds bekende schrijfster
Johanna Breevoort „een verhaal uit het volks
leven', dat tot titel heeft: .Tot het lichtj
Daarbij zjjn op het titelblad (binnen) aange
haald en afgeschreven de woorden uit Maleachie:
Ulieden daarentegen die mijnen Naam vreest,
er
voor ons allen overvloedige ruimte is, terwijl
gjj niet weet, waar gjj uwe tenten voor goed
zult kunnen opslaan. Hier kunt ge een gerust
en stil leven leiden, God evengoed dienen als
overal elders, en daarom vreezen wij, dat de
zucht tot avonturen u parten speelt. Abram
evenwel laat hen praten en overtuigd, dat hjj
hen toch niet tot andere gedachten zal kunnen
brengen, stoort zich niet aan alles, wat zjj er
tegen inbrengen. Hjj heeft het bevel des Hee
ren verstaan, en dat is hem genoeg. Weldra
is alles voor de reis in gereedheid gebracht
en nu vertrekt hjj met de zjjnen en al zjjne
have. Gjj behoeft niet te gelooven, dat Abram
zonder een bewogen hart de oude omgeving
vaarwel heeft gezegd, neen, hjj was een mensch
van geljjke beweging als gjj, en in het oogen-
blik van afscheid zal hjj het dubbel gevoeld
hebben, hoe innig hjj gehecht was aan de vel
den, en nog meer aan allen, met wie hjj tot
dusver geleefd en gewerkt had. Doch al deed
het gevoel zjjne rechten gelden, hjj was er de
man niet naar om zich er door te laten af hou
den van den weg, dien de Heere hem ge
wezen had.
Langzaam trok de Karavane voort en het
duurde dagen alvorens de reis volbracht te
hebben. Of er onderweg zich moeieljjkheden
opgedaan of gevaren gedreigd hebben, weten
wij niet, maar wjj mogen wel veronderstellen,
dat de weg niet altjjd effen gebaand is geweest,
en dat de zon niet altjjd even vrooljjk gesche
nen zal hebben, overmits er in dien tjjd vele
moeieljjkheden verbonden waren aan zulk een
verren tocht. Allen, die hem volgden, zullen
niet altjjd even tevreden zjjn geweest, en da
gelijks zullen de zorgen zich wel hebben doen
gelden. Niettemin Abram toog voort, hjj z<-tte
zjjne reis immer door, en hjj rekende niet met
de bezwaren, maar hjj rekende met het doel,
waartoe hjj zich aangegord had. Het is best
mogeljjk, dat er somtijds rimpels op zijn voor
hoofd kwamen, en dat hjj niet aljjd in even
opgeruimde stemming verkeerde, doch hjj bleef
volharden. Zonder te klagen, dat de opoffering
eigenljjk te groot was, reisde hjj voort, enkel
lettende op de aanwijzing des Heeren. Zoolang
hjj het woord beluisterde, dat hem voorschreef
om voort te trekken, deed hjj het, en eerst
nadat hem duidelijk geworden was, dat hjj het
bestemde land bereikt had, sloeg hjj de pinnen
van zjjne tent in den grond. Hjj hield zich
in alles stipt aan het woord des Heeren.
Zie, dat is gehoorzaamheid, welke den mensch
past. God heeft recht om zjjne bevelen ons te
te geven, en wjj hebben oorzaak om er ons
aan te onderwerpen. Wanneer het u voorkomt,
dat uwe taak bizonder zwaar, en dat uw weg
bizonder moeieljjk is, denkt dan aan een
Abram, die zooveel moest loslaten en geloof,
dat de Heere nooit iets vergt, waartoe hjj
zelf de kracht niet verleent. Geljjk Hjj aan den
aartsvader de volvaardigheid des gemoeds heeft
geschonken, zoo zal hij ook u bekwamen om te
volvoeren, waartoe Hjj u roept. Zorg gjj slechts,
dat ge uwen weg niet noodeloos moeieljjk
maakt door allerlei zorgen, welke gjj niet
van noode hebt, en door allerlei kwellingen,
welke vrucht zijn van uw eigen ongeloof.
Houd uw oog op den Heere gericht, die het
altjjd wél maakt, en die de kracht evenredig
doet zjjn aan de taak, welke Hjj eischt. Ééne
zorg zjj de uwe, toezien, dat gjj naar des Hee
ren woord wandelt, dat gjj u richt naar Zjjne
bepaalde aanwijzing, dat gjj in Zjjn weg zjjt.
Laat al het andere aan Hem over, en gjj zult
vrede hebben voor uw hart, en de uitkomst
zal u niet teleurstellen.
ABRAMS GEHOORZAAMHEID.
En Abram toog heen, gelijk de
Heere tot hem gesproken had.
Gen. XII 4a.
Velen zjjn geroepen. Dit woord van den
Heiland vestigt onze aandacht op den arbeid,
die er van ’s Heeren wege verricht wordt om
menschen te bewegen gehoor te geven aan de
roepstem des Evangelies. Eeuw uit eeuw in
zendt God Zjjne knechten, die ons verklaren,
wie Hjj is en wat Hjj van ons begeert. Nim
mer wordt Hjj moede maar altjjd gaat Hjj voort
op den ingeslagen weg, nooit zegt Hjjhet is
genoeg, maar steeds vermeerdert Hjj het getal
Zjjner dienaren, en de stem klinkt immer hel
der en krachtigKomt, want alle dingen zjjn
gereed. Heeft Hjj ooit den arbeid gestaakt,
heeft Hjj ooit opgehouden zondaars te roepen
tot bekeering?
Geljjk Hjj aldoor Zjjne handen uitbreidt en
roeptKomt herwaarts tot Mjjj^n Ik zal u
rust geven, zoo heeft Hjj ook sfee'ds het veld
verbreed, waarop Hjj dien aB^id verricht.
Scheen het een tjjdlang, dat Hjj yüch beperkte
tot een enkel volk, terwjj 1 Hjj dé>andere volken
wandelen liet naar het goeddunken des harten,
nauweljjks was de volheid des tjjds aangebro-
keu, of het bleek wel, hoe ver zich de bedoe
ling des heils uitstrekte. Wat de profeten altjjd
hadden verkondigd, heeft Simeon zoo kern
achtig te kennen gegeven, toen hjj zeide, dat
het geboren Kindeke een licht ter verlichting
der heidenen zou zjjn. De Apostelen droegen
dan ook den fakkel des woords over de gren
zen van Kanaan uit en wendden hunne schreden
naar alle windstreken. Zoo gaat het voort en
volk bjj volk ontvangt de uitnoodiging tot den
maaltjjd des N. Testaments. Altjjd wordt de
kring wjjder, van zee tot zee en van de rivieren
tot de einden der aarde. Of het Grieken zjjn
of Barbaren, of het blanken zjjn of zwarten, er
wordt niet naar gevraagd, want het Evangelie
ziet in allen menschen, die naar Gods beeld
geschapen zjjn en die door de zonde ontrukt
werden aan de bestemming, waartoe zjj het
leven hebben ontvangen. Over alle hoofden
in aller oor moet de bljjmare des heils weer
klinken, tot aller consciëntie moet de eisch der
gehoorzaamheid uitgaan.
Waarljjk velen zjjn geroepen. Doch welke
uitwerking heeft dit Beantwoordt de uitkomst
aan de verwachting? Nog altjjd zjjn er velen,
die de uitnoodiging niet opvolgen en er bjj
zeggenik bid u, houd mjj voor verontschul
digd. Weinigen zjjn er, die gehoor geven aan
de roepstem en met bereidvaardigheid den weg
inslaan, die aangewezen wordt. Abram be
hoorde tot deze laatsten. Als hjj het woord
heeft gehoord: ga uit uw landschap, als hem
de heerljjke belofte voorgehouden is, dan aarzelt
hjj niet. Hjj zal zeker de zwaarte van den eisch
wel hebben gevoeld, er zullen zeker ook in zjjn
hart wel allerlei bedenkingen opgerezen zjjn
maar hjj laat zich niet beheersehen door de
vrees, dat zjjne schouders te zwak zullen zjjn
voor de taak, aangezien hjj gelooft, dat Hjj,
die hem geroepen heeft, ook getrouw is, en
evenmin luistert hjj naar al de bedenkingen,
aan de roeping zelf zich vasthoudt
eene ruime plaats in zjjn hart geeft.
Wjj krjjgen den indruk, dat hij dadelijk er toe
overgaat, om zjjne maatregelen te nemen en
zonder aan uitstel te denken bereidt hjj alle
dingen voor om te kunnen wegreizen.
Wat zjjne verwanten gezegd hebben, is ons
onbekend, maar denkelijk zullen niet allen het
plan toegejuicht hebben. Waarschijnlijk zullen
er onder hen wel geweest zjjn, die het hem
ontraden hebben, zeggendeWat kan u be
wegen dit vruchtbare land te verlaten, waarin
i
>n
O,
i,
e
r
JU
9.
r-
Zeeuwscl
zal de Zonne der gerechtigheid opgaan en
zal genezing zjjn onder Zijne vleugelen/