1 Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. I I I lel, UIT HET WOORD. Vrijdag 3 November 1905. No. 19. I Drukker-Uitjje ver r. cent. A. en om voor van SCHRIFTBESCHOUWING. 70 cent. 3 cent. IVie ize. ;aat- acht urg. D. LITTOOIJ Az. MIDDELBiJRG. hild) ideel van jeste it. ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per poet Enkele nummers joon foor jer: nde roor ten Van ebt 130 arte Een ien. Jders an. lamp onge Veen sema Berg lolen alder PRIJS DER ADVERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. ider, en dag s de best ge- Ss, !NDJ- in en op den weg doorging, beroofden zy het werd Abimélech aangezegd. Richt. 9 21—25. Jotham die zoo vrijmoedig, zoo zonder vrees den inwoners van Sichem de waarheid heeft gezegd, zocht nu zichzelven te redden door de vlucht. Opmerkelijk zjjn de woordentoen vlood Jotham en vluchtte. Want het eerste wordt bijna zonder uitzondering gebruikt van personen, die veiligheid zoeken door openlijke vlucht, bv. Gen. 14 10 en de koning van Sodom en Gomorra vluchtten, en vielen aldaar. Ditzelfde woord is hier door vlieden vertaald. Het tweede daarentegen komt gewoonlijk voor als men spreekt van een heimelijke vlucht, als men onopgemerkt zich aan het gevaar poogt te onttrekken. Als Rebekka Jacob raadt vlied gij (heimelijk, stillekens) naar Haran Gen. 27 43 vinden wjj hetzelfde woord dat hier door vluchten is overgezet. Schooner en meer juist kan Jothams vlucht niet worden geteekend. Hij is openlijk opge treden, openlijk is ook de aanvang van zijn af tocht. Zij kon uit den aard der zaak niet verborgen zijn. Maar weldra zet hij zijn weg in stille eenzaamheid voort, waar geen oog hem bespiedt. Want menigeen zal gereed staan om zjjn ziel te zoeken. Een oogenblik heeft (TUl/UULU ulvU-L-- x -J in stilte zich te onttrekken aan de onbetrouw bare heerschzucht van Abimélech. Waarheen is de stille vlucht? Naar Beer, een pleksken welks ligging tot op den huidi- gen dag onbekend is gebleven, al hebben ook sommigen het gezocht aan den weg van Sichem naar Jeruzalem en anderen in de vlakte van de Middellandsche zee, ongeveer anderhalf uur ten Noorden van Bethsemes. Het is, blijkens de geschiedenis, waarlijk een schuiloord, waar ’t speurend oog van Abimélech, zjjn broeder, hem niet vindt. Vreeze voor Abimélech doet Jothams hart onrustig kloppen. Immers indien Abimélech hem vindt zal hjj zich niet ontzien, ook den laatsten telg van Jerubbaal uit te delgen. Tusschen vers 21 en 22 ligt een tijdperk drie jaren. Wjj verplaatsen ons in eens van ’t begin naar ’t einde van Abimélechs konings schap. Niet lang duurt het. Slechts drie jaren. Van wat er in dien tjjd voorvalt, wordt niets medegedeeld, ’t Heeft voor de openba ring geene beteekenis. Maar eer hjj heengaat, wordt ons de rechtvaardige wrake Gods ge toond over de ongerechtigheid dezes mans. Daarop komt het aan, dat is het belangrijke in Abimélechs geschiedenis. Als nu Abimelech drie jaren over Israël ge- heerscht had, zoo Let er op geheerscht, niet koning geweest. Hjj was een tyran, een dwingeland, een man die naar luim en wille keur handelde. Er is weinig verkwikking gevonden onder de schaduw van dezen doorn struik. Wellicht hebben velen zich gewond aan zjjne scherpe prikkels. Wat is ook van een doornbosch te wachten? Drie jaren is reeds lang onder zulk eene heerschappij, ^elf hadden zjj hem gezalfd, anders ware reeds eerder ’t plan gerijpt om hem den voet dwars te zetten. Maar nu moeten zjj het dragen Gelukkig dat niet gansch Israël onder Abi mélech leed. Naar den indruk van ’t verhaal erkenden slechts Efraim en half Manasse zjjne heerschappij. Het middelpunt lag in Sichem, waar men hem koning maakte. Met verkropten njjd en tegenzin hebben de burgers van Sichem het harde juk gedragen. Inspanning van alle kracht was er voor noodig om zich te bedwingenrevolutie woelde er al lang, maar omdat ’t de koning van hunne eigen^ keuze is, zijn ze gebleven mannen van het woord, straks volgt de daad. Het vuur smeult, straks slaat de vlam uit. ’s HEEREN DADEN GEDENKEN. Ik zal de daden des Heeren gedenken ja ik zal gedenken aan hunne wonderen van oudsher. Ps. 77 12. Deze psalm is niet geschreven voor opper- vlakkigen. Deze zullen niet kunnen verstaan wat er in ’t hoofd en ’t hart van den dichter omgegaan is. Zjj leven daartoe te uitwendig, zjj hebben geen tjjd om na te denken over de verschijnselen, die zij aanschouwen, zjj peilen niet de innerlijke roerselen, waaruit de woor den en de daden voortkomen, en zij geven zich nooit rekenschap van wat het leven in beweging zet. Van dalen zijn zjj even afkee- rig als van klimmen. Eene gebeurtenis mag een oogenblik indruk op hen maken, maar het duurt niet langer zijn zoovele andere dingen, die aanstonds hunne aandacht vragen. Zij zien enkel aan, wat zich hoven de aarde vertoont en zjj achten het dwaasheid om een onderzoek in te stellen naar het verband, dat er tusschen de gebeurtenissen bestaat. In hun woordenboek staat het woordsteek af naar de diepte, niet. Zjj zijn onrustig en hun geest zweeft onop houdelijk van het een naar het ander. Zonder drukte kunnen zjj dan ook niet, en daarom leven zjj het liefst te midden van eene groote beweeg’ljjke menigte. Er moet afwisseling zjjn, het een moet het ander verdringen, zjj weten van vele dingen, maar zjj kennen geen enkele zaak goed. Daarom voelen zjj zich in ’t geheel niet op hunne plaats bjj een man, die behoefte heeft om in alle stilte te peinzen over wat hjj ziet en hoort. Evenmin is dit lied geschikt voor de opti misten, die overal de lichtzijden zien. Zjj vin den overal het goede en het voortreffelijke. Benijdenswaardige lieden naar het schjjnt. Als zjj een hart hebben voor de uitbreiding van het Koninkrijk der hemelen, dan raken zjj niet uitgepraat over de voordeelen, welke de Christenheid geniet, over de triumphen, welke de waarheid in dezen tjjd behaalt op elk terrein van het leven. Met groote warm te schilderen zjj den invloed, die er uitgaat van het Evangelie in de kerk en in de school, in de maatschappij en den staat en zij stellen zich voor, dat het steeds zoo voort zal gaan. De schare der belijders groeit aldoor aan, het ge bied, waarin het Koninkrijk der hemelen als een zuurdeesem werkt, wordt grooter, en zjj verwachten, dat het in de toekomst nog veel beter zal worden. Nooit worden zij moede om den lof van het heden te zingen, en daarom verdiepen zij zich niet in ’t verleden, dat laten zjj over aan de enghartigen en de bekrompenen. Het tegenwoordige geeft voedsel genoeg aan hun geest, want overal zien zjj de velden groeien en bloeien. Wat zou hen kunnen be wegen om zich naast de Azaphs te plaatsen, die klagen over wat zij waarnemen, en die uitzien naar een meer duidelijke openbaring van den arm des heils. Gij wilt echter nog wel even luisteren naar wat de dichter hier zegt, gij wilt u pogen te verplaatsen in zjjn toestand, naar ik vertrouw. Hij heeft om zich heen gezien, op het leven zijns volks gelet, al de verschijnselen met op merkzaamheid beschouwd. Daarna heeft hij zich nedergezet, en in alle kalmte ernstig nage dacht over wat hij opgemerkt heeft. Wat hij zoo vurig zoekt, heeft hij niet gevonden, hij heeft vele zaken gezien, maar ééne mist hjj er, en het is hem vooral om die ééne te doen. Hjj zou zoo gaarne hebben willen zeggen, dat God nog altijd krachtig in zjjn volk werkte, dat de arm des Heeren zich duidelijk openbaarde, maar dit juist kon hij niet, daartoe ontbrak hem de vrijmoedigheid, hij wist geen gronden ikeu aerr. loei it. een, leida kz. ■een, leida ipeta de. *eerr leien ge. ipeta jflerr, cam; 11e. ihuia ijk. inner Ifferi wijsheid, de rechtvaardigheid en de genade hebben doen schitteren met een nimmer ver doofden luister. Sla met eerbied gade inzonder heid die wondervolle verlossing, welke God gewrocht heeft in Christus Jezus, en al wat hjj gedaan heeft om Zijn volk bij de verlossing te bewaren. Nooit genoeg kunt gij u verdiepen in deze daden des Heeren en hoe levendiger de geloovige herinnering daarvan is, hoe ge makkelijker gij over het heden kunt heen zien in de stellige verwachting, dat Hij ook thans zijn werk voortzet, en alle dingen zal doen medewerken ten goede van zijn duurgekochte Kerk. Dan zult gij ook niet vergeten die machtige werking, welke van Hem uitgegaan is in de zestiende eeuw en met erkentelijkheid zult gij in levendig aandenken bewaren de namen van die mannen, door wie God de Kerk in die dagen verlost heeft uit de macht van het bijgeloof. Met welk eene kracht ont waakte de Kerk destijds, en met welk eene bezieling legde zij getuigenis af van de waar heid. Een nieuwe adem des levens deed de ingezonken kerk opstaan, en spoorde haar aan de oude waarheid van onder het stof der eeuwen te voorschijn gehaald opnieuw te verkondigen. Hoe kwam allerwege de vraag uit den be- k'emden borst: wat moeten w(j doen om zalig te worden, en het antwoord door Gods Knecn- ten gegeven vond weerklank en bracht balsem aan de gewonde consciëntie. De arm des Heeren deed het volk uit de gevangenis gaan, verloste velen uit de macht der duisternis en zette hen over in ’t koninkrijk van den Zoon Zijner liefde. Daar kwam beweging in de dorre doods beenderen en de rivieren Gods waren vol water. Geen geweld van wapenen, geen banbliksems van den paus konden het nieuwe leven aan banden leggen, het verbrak alle boeien en toonde alom zijne onvergankelijke macht. Welnu, verkwik u aan de warmte, den gloed en de verheffing dier dagen, totdat uw hart weer ontdooit, en uitroept: ik zal de daden des Heeren gedenken, wetende, dat Hij zijn volk nooit begeeft, dat zijn arm nimmer ver kort is. Op die wijze zult gij bevrijd worden van alle onzalige beklemming, van alle ver stijvende koude, die de teedere plant van uw geloof bedreigt en gij zult bij het licht van het verleden weer met een verruimd gemoed wandelen in den weg, waarop God ook nu nog Zijn heil doet zien. O het is zoo goed, dat ge u verdiept in Gods werk en Zijne heerlijkheid aanschouwt, want dit geeft nieuwen moed. Ook in uw eigen leven heeft God daden ge daan, die ge niet vergeten moogt, daden die u zullen nopen alles van Hem alleen te ver wachten. Bouma. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. aan te wijzen, waarop hij zulk een roemtaal zou kunnen laten rusten. Het kwam hem veel eer voor, dat God Zjjn aangezicht verbergde, dat Hij zich met Zjjne genadige invloeden teruggetrokken had, dat er van de werking Zjjns Geestes al minder te bespeuren viel. Hoe zwaar viel hem die gedachte, hoe beklemd maakte zij zjjne ziel. Het krenkte hem diep, en het deed moedeloosheid over hem komen. Zoo kon hjj niet leven, daar zjjn geloof, die inzinking van zjjn volk niet in overeenstem ming wist te brengen met de beloften des Heeren. De verzoeker zat bovendien niet stil, en maakte van deze gelegenheid gebruik, hem al meer in verwarring te brengen. Kunt ge u van dezen toestand eene voor stelling maken, kunt ge u uit eigen leven zulke dagen herinneren Is het u ook duide lijk geworden, dat het niet alles goud is, wat er blinkt, en hebt gjj gezien, dat er menigmaal zooveel jjver is om voor eigen voordeel, voor eigen huis, voor eigen rjjk te arbeiden, maar helaas zoo weinig waarachtige ijver en toewij ding om het huis des Heeren te bouwen, en de muren van Jerusalem steviger te maken Heeft uwe ziel geweend over het verderf, dat gjj ziet rondom u en bovenal in u, zoodat gjj vragen moet, waarom is de Heere van ons geweken, waarom werkt Hy met krachtiger door met Zijne genade, waarom toont Hjj het niet duidelijker, dat Hjj alle banden der onge rechtigheid kan losmaken, en zondaren kan stellen tot toonbeelden Zjjner genade Gevoelt gjj waarljjk, dat wjj bjj alle weldaden die wij rjjk en mild genieten, missen die vrijmakende kracht van Gods Geest, die het hart vol en de lippen sprekende maakt. Zyt gjj er van overtuigd, dat er dringende behoefte is aan een overvloedigen regen, die den lof van Chris tus’ Kerk met nieuw leven kan bezielen, en haar stellen tot een lof en een naam op de aarde, ook in ’t midden van ons eigen volk, en is ’t voor u eene oorzaak van smart, dat deze uitblyft Gewis, dan kunt gjj den dichter ver staan, en dan moogt gjj zjjn voorbeeld wel volgen. Hij heeft zich uit het heden verplaatst naar het verleden, en zjjne herinnering heeft de volle korenschuren der geschiedenis geopend. Ik zal de daden des Heeren gedenken, ja ik zal gedenken uwe wonderen van oudsher, ik zal al uwe werken betrachten en van uwe daden spreken, zoo roept hjj uit. Hij laat zjjne herinnering werken, hjj raadpleegt de historie zjjns volks, hjj gaat al verder terug, en nu aanschouwt hjj weer de daden des Heeren, die machtige daden, die Israël door de zee deden gaan, en die voor al die duizenden zorgden in de woestenijen van Arabië. In welk een heerlijk licht schitterde destijds de macht, de wijsheid en de genade van den trouwen Verbonds-God, en welk eene stof tot groote erkentelijkheid lag hier. Dit gedenken van ’s Heeren daden gaf voedsel aan het geloof, dat zich weer op hief uit zjjne zwakheid, want hoe zou die God ooit kunnen laten varen het werk Zijner han den. Met welk eene blijdschap verwijlde zjjne ziel in die reeds lang vervlogen tijden, waarin het eene wonder na het ander gewerkt was tot verlossing en bewaring van het volk van Gods erve. Hjj wandelde als ’t ware nog eens langs die paden, die eenmaal Gods heerlijkheid had den gezien, en die alle spreken van die weergalooze ontferming, die hare vleugelen altjjd weer uitbreidt over het arme en ellendige volk, dat op den Naam des Heeren hoopt. Handel gjj evenzoo. Het geloof heeft er be hoefte aan te leven bjj wat God gedaan heeft, en daarom moeten er oogenblikken komen, waarin gjj het heden loslaat, om in uwe her innering te roepen al wat daar geschied is op den langen weg, waarlangs God zjjn volk heeft geleid, al die daden, die de macht, de Het boek der Riehteren. LV. Toen vlood Jotham, en vlugtte, en ging naar Beër; en hjj woonde aldaar van wege zijnen broeder Abimélech. Als nu Abimélech drie jaren over Israël geheerscht had, Zoo zond God eenen boozen geest tus- sehen Abimélech en tusschen de burgers van Sichemen de burgers van Sichem handelden trouweloos tegen Abimélech; Opdat het geweld, gedaan aan de zeventig zonen van Jerubbaal, kwame, en opdat hun bloed gelegd wierde op Abimélech, hunnen broeder, die hen gedood had, en op de burgers van Sichem, die zijne handen gesterkt hadden om zjjne broeders te dooden. En de burgers van Sichem bestelden tegen hem, die op de hoogten der ber gen lagen leiden, en al wie voorbij hen- j Zeeuwsch Kerk

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1905 | | pagina 1