voor s. 1 Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. n 8. Vrijdag 20 October 1905. No. 17. 3e Jaargang. UIT HET WOORD. B B Drukker-Oitgever nk A. Bouma. nt. at. 70 cent. 3 cent. ier srs it u onder ga vuur van up ige >en ma )rg .en ier Id) eel ran 1 leu at- iht rg. er, eu lag de est ?e- 5k, DB- en p- in- it. en da rr. rr. da ng ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post Enkele nummers D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. ken, dat> het werkelyk niet zoo verkeerd zal zjjn. Al was het echter, dat allen medegingen, en gij zaagt, dat het in strijd was met de eene of andere uitspraak des Heeren, dan zoudt gij wijs handelen, indien gij alleen er tegen op- kwaamt, wijl het altijd verkeerd is iets te on dernemen tegen wat God ons bevolen heeft. Gehoorzaamheid is beter dan offerande en opmerken dan het vette der rammen, beter is bet desnoods alleen te wandelen op den rech ten weg, dan in het gezelschap van velen, van duizenden den strijd aan te binden tegen Hem, die eens alle Zijne vijanden verdoen zal door den adem Zijns monds. Als gij uw leven liefhebt en goede dagen wilt zien, zoek dan allereerst gemeenschap met Hem, die Zijn troon in den hemel heeft, en die in Christus mild van hand en vriendelijk van oogen is, en voorts met allen, die Hem ken nen en in Zijne wegen wandelen. Geene ver- eeniging hoe talrijk hare leden ook zijn en hoe groot haar invloed moge wezen kan u beschermen tegen Hem, die Zijn raad volvoert en al Zijn welbehagen doet. koning over u zalft, zoo komt, vertroiuvt mijne schaduw, maar indien niet zoo uit den doornenbosch en vertere de cederen den Libanon. De doornenbosch kan zelf niet gelooven dat de aanbieding oprecht gemeend is. Maar in dien al, zoo vertrouwt u onder mijne schaduw. Wij gevoelen iets van ’t bespottelijke. De scha duw van den doornstruikLaten de boomen zich daar eens aan toevertrouwen. Dat zal waarlijk verkwikkelijk zijnImmers in zijne schaduw is geen verkoeling tegen de zonne hitte. Wie zich dicht in zijne nabijheid waagt, wondt zich aan zijne doornen. De voorwaarde moet derhalve altijd er op uitloopen, dat straks, ’t vuur de cederen des Libanons in brand zet te. Want in de schaduw van den doornen bosch is geen leven mogelijk. De toepassing wordt gegeven vs. 1620. Zjj zijn er toe gekomen Abimélech koning te ma ken. Is dit in waarheid en oprechtheid ge schied Er mag waarlijk toch naar gevraagd. Wie de geschiedenis kent, vreest wel eenigs- zins. Immers vorige mannen, die waarlijk groot waren, mannen wier gaven en daden geëerd werden, hebben deze waardigheid van de hand gewezen. Zjj achten ’t koningschap op zulk eene wijze door de ongewisse volksgunst aan geboden, niet zooveel waard, dat zij daarvoor de plaats zouden verlaten, waar zjj zich krach tig gevoelden. Want gelijk de takken der boo men, nooit zonder beweging zijn, zoo ook ’t koningschap door zulk een volk gegeven. Wel dra zou het met geweld zich moeten staande houden, zoo ’t niet vallen wil. En om zulke middelen te gebruiken als noodig zjjn om dit volk te bedwingen, daartoe is hunne natuur te edel. Zij moete: tuur verloren hebben, zich laten welgevallen. Deze mannen, ook Gideon, handelden gelijk ’t mannen van ware godsvrucht en karakter betaamt. Maar hebt gij, o burgers van Sichem, nu welgedaan bij Jerubbaal en zijn huis hebt gij naar de verdiensten zijner handen gedaan Jotham kan niet nalaten in korte trekken ’t werk zijns vaders op te halen. Hij heeft ge streden en zijn ziel ver weg geworpen en u uit der Midianieten hand gered. Wie herinnert ’tzich niet. Geen zweem van vreeze voor zich zelven, maar hij achtte zijn leven niet indien slechts Israel behouden werd. Waarlijk hij mocht rekenen op de dankbaarheid zijns volks. Hij was ’t waardig. Helaas, zie bier de dankbaarheid. Opstand tegen Jerubbaals geslacht. De zeventig mannen, geslacht op éénen steen, vermoord in koelen gemoede, liggen daar nog in Ofra. Nauwelijks is hun bloed opgedroogd. En dat alles om Abimélech, dien zoon van zjjn dienstmaagd, zijn dienstmaagd, zijn slavin, zjjn bijwijf; om Abimelech, dien wjj om zjjn afkomst bijna niet rekenden tot zjjn geslachtom Abimelech, die slechts uitmunt in heerschzucht en bloeddorst, in wreedheid en tyrannie. Alleen omdat hij uw broeder is. Dwaze broederliefde Indien gij dan in waarheid en oprechtheid gehandeld hebt bij Jerubbaal en bij zjjn huis, zoo weest vroolijk over Abimelech en hij zij ook vroolijk over ulieden. Jubel dan bljjde. Verheug u over dezen koning. Zij doen ’teen oogenblik daar in ’tdal bij den berg Gerizim in hun vreugdedronkenheid. Maar als ’tkalm nadenken wederkeert, gevoelen zjj terstond wij hebben niet naar recht gehandeld. Zoo ga er vuur uit van Abimelech. ’t Is een profetie. Straks zal Abimelech zijn een koning, die Si chem rondom in brand zet. Van binnen uit, van den burcht Millo tot aan den muur. En ’t vuur zal voortgaan door ’t geheele land, en ’t zal Abimelech zelven verteren. Duidelijk ’t einde van dezen opgeworpen koning. De toorn te verlaten. Ofschoon zij dit duidelijk bevel des Heeren kenden, stoorden zij zich daaraan niet, miskenden zij de bedoeling des Heeren en wilden beproeven, of zjj niet het tegenover gestelde konden bewerken. Instede dat zij blijmoedig hunne begeerte aan Gods wil on derwerpen, instede dat zij elkander aansporen om te doen, wat God van hen eischte, komen zjj er openlijk voor uit, dat zij hun eigen wil zullen doorzetten. Komt aan, zeggen zjj, wjj zelf zullen beslissen, wat goed voor ons is, wjj willen ons sterk maken tegen onzen Schepper, laat ons eens zien, wie in dezen strijd over winnaar zal zijn. Niemand heeft zeggenschap over ons, niemand kan over ons heersehen, wjj zelf zjjn gebieder, en kunnen doen, wat ons bevalt. Wie zou recht hebben ons te dwin gen tegen onze eigen begeerte te handelen Begint het u duidelijk te worden, dat wjj hier beluisteren een oproerkreet, die bedoelt allen aan de gehoorzaamheid des Scheppers te onttrekken, een oorlogsverklaring, welke den hoogen God tarten durft, eene roekelooze po ging, om aan God de heerschappij te ontnemen. Waarlijk geen onschuldige taal derhalve, welke wij hier hooren, maar een opzettelijke misken ning van ’s Heeren gezag over Zijne menschen- kinderen. O zeker, het is goed, wanneer men- schen zich vereenigen om een rechtvaardig doel te bereiken, om een zuiver ideaal na te jagen, en het levert een schoon gezicht op, wanneer gij velen schouder aan schouder ziet staan, om door eendrachtige samenwerking iets groots tot stand te brengen. Hoe jammer is het, dat er dikwijls zoo weinig te bespeuren valt van eene éénheid, die velen bindt om ge meenschappelijk het goede te zoeken voor land en volk, voor de belangen van het Koninkrijk der hemelen, voor de verheerlijking van ’s Heeren Naam. Het is te betreuren, dat klei nigheden soms voldoende zijn om samenwer king te verbreken, en uiteen te doen gaan hen, die bij elkander behooren. Maar wjj moe ten altijd onderzoeken, alvorens onze medewer king te verleenen, of het beginsel, dat tot daden prikkelt, bestaan kan in de Vierschaar van den rechtvaardigen Rechter, of het doel, dat beoogd wordt, in overeenstemming is met des Heeren geopenbaarden wil, en indien wjj daarop letten, indien wij al het streven naar aaneen sluiten, daaraan toetsen, dan zal het ons blijken dat er ook in dezen tijd nog torenbouwers zijn, die een groot werk tot stand willen brengen, doch dat ingaat tegen de voorschriften, door God zelf gegeven. Nog altijd klinkt datzelfde geroepKomt aan, laten wjj ons vereenigen, om voor eigen veiligheid te zorgen, en voor onze eigen belangen te waken, ook al is het, dat wy daardoor krenken de rechten, die neer gelegd zijn in de H. Schrift. Zjj die zoo spreken, erkennen geen hooger gezag, en willen tot stand brengen, wat God- in zijne wijsheid afkeurt. Beproeft daarom de gees ten, of zij uit God zijn, sluit het oor voor elke aansporing, die tegen Gods Woord ingaat, ga nooit mede met hen, die zich zelf een weg door het leven willen banen, want hoewel het schijnen kan, dat zij aller belang op ’t oog hebben, nooit zullen de voorspiegelingen, welke zjj doen uitkomen. Hunne stad komt niet gereed en hun toren wordt nooit voltooid, wijl er Eén is, die aller wegen gadeslaat, en die alle dergelijke beraadslagingen te schande maakte. Wij waarschuwen des te ernstiger, daar het zoo verleidelijk is, wanneer er velen zijn, die zich vereenigen, en het laten voorkomen, dat zij niets anders begeeren dan voor aller wel zijn te werken. Hoe grooter de menigte is, die zich aangordt voor zulk eene taak, des te gemakkelijker komt deze en gene er toe om over de bezwaren heen te stappen en te den- Met medewerking van onderscheidene Predikanten. PRIJS DER ADVERTENTIEN van 1 -5 regels 30 eent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. >h eerst dezen adel van hun na- eer zij zulk een aanbod SCHRIFTBESCHOUWING. Het boek der Ricliteren. LIV. Toen zeiden al de boomen tot den doornenboschKom gij, wees koning over ons. En de doornenbosch zeide tot de boo men Indien gij mij in waarheid tot een koning over u zalft, zoo komt, vertrouwt u onder mijne schaduwmaar indien niet, zoo ga vuur uit den doornenbosch, en vertere de cederen van den Libanon. Alzoo nu, indien gij het in waarheid en oprechtigheid gedaan hebt, dat gij Abimélech koning gemaakt hebt, en in dien gij welgedaan hebt bij Jerubbaal en bij zjjn huis, en indien gij hem naar de verdienste zijner handen gedaan hebt (Want mijn vader heeft voor ulieden gestreden, en hij heeft zijne ziel verre weggeworpen, en u uit der Midianieten hand gered. Maar gij zjjt heden opgestaan tegen het huis mijns vaders, en heb zijne zo nen, zeventig mannen, op eenen steen gedooden gij hebt Abimélech, eenen zoon zijner dienstmaagd, koning gemaakt over de burgers van Sichem, omdat hjj uw broeder is.) Indien gij dan in waarheid en in op rechtheid bij Jerubbaal en bij zjjn huis te dezen dage gehandeld hebt, zoo weest vroolijk over Abimélech, en hij zjj ook vroolijk over ulieden. Maar indien niet, zoo ga vuur uit van Abimélech, en vertere de burgers van Sichem, en het huis van Milloen vuur ga uit van de burgers van Sichem, en van het huis van Millo, en vertere AbimélechRicht. 9 1420. De fijnheid van deze „vercierde rede“ komt hier in twee dingen uit. Vooreerst, bij olijf boom, vjjgeboom en wijnstok spreken de boo men, hier alle de boomen. De aandrang is grooter nog dan vroeger. Er is een eenstem migheid, een betere zaak waardig. Ten tweede in de vorige verzen vinden wy in ’tHebr. ’t woord #kom“ telkens met een zeldzamen, def- tigen, eerbiedigen woordvorm. Hier is alles gewoon. Alle statie ontbreekt, alle deftigheid is gevloden. Een fijne toespeling op de kro ning van Abimélech waarbij ook alle konink lijke luister en heerlijkheid ontbrak. Van den doornenbosch ontvangen zjj dit antwoordindien gij mij in waarheid tot eenen EENE SCHIJNBAAR ONSCHULDIGE, MAAR INDERDAAD EENE DIEP SCHUL DIGE OPWEKKING. Komt aan, laat ons voor ons eene stad bouwen en een toren, wiens op perste in den hemel zij, en laat ons een naam voor ons maken, opdat wjj niet over de gansche aarde verstrooid worden. Gbn. xi 4. Eeuwen zijn voorbij gegaan, sedert de men- schen de woorden sprakenkomt aan, laat ons voor ons eene stad bouwen en een toren, wiens opperste in den hemel zijen laat ons een naam voor ons maken, opdat wjj niet misschien over de gansche aarde verstrooid worden, want niet lang na den zondvloed zijn zjj gebezigd. Destijds woonden de menschen in de vruchtbare landen van Sinear, en zij be geerden aldaar te mogen blijven. Op zich zelf is dit zeer goed verklaarbaar. Nog versch in het geheugen lag de ontzettende gebeurtenis waardoor de Heere een einde aan de oude wereld heeft gemaakt. Slechts een achttal was aan den algemeenen ondergang ontkomen, en waar deze enkelen weer uitgegroeid waren tot familiën en geslachten, daar lag voor de hand, dat zij er naar stonden om niet verstrooid te worden. Misschien was het reeds meerma len voorgekomen, dat sommigen heengegaan waren zonder terug te keeren, omdat zjj een maal zich ver verwijderd hebbende den terug weg naar huis niet konden vinden. Althans dit mag men wel afleiden uit den maatregel, welken zij nemen wilden het uiteengaan in de toekomst te vooTkomen. Immers zij willen een zeer hoogen toren bouwen, opdat ieder dezen in de verte ziende weten moge, in welke richting hij zich heeft te bewegen. Naar het schijnt willen zij het verstandig aanleggen. Bij elkander wonen, met elkander werken, elkander tot steun zijn en zoo elkan ders leven veraangenamen en verrijken, wat zou er tegen zijn, moet het niet veeleer toegejuicht worden, en getuigt het niet van wijs beleid, wanneer de een den ander aanmoedigt om dit doel te bereiken, wanneer zjj elkander aanspo ren om toch eendrachtig te handelen? Wel zeker, wij kunnen het verstaan, dat zjj zoo spraken en handelen, dat zjj voor hunne vei ligheid zorgen, en tegen verbrokkeling van krachten waken. Hoe onschuldig echter dit alles ook leek, en hoe gepast het ook mocht schijnen, toch waren de beginselen, die hen dreven geheel verkeerd, en even verkeerd was het doel, dat zjj met alle macht wilden najagen. Daarom is het zoo noodig, dat ook wjj helder verstaan, wat zoovele stemmen beoogen, die altijd weer klinkenKomt aan, laat ons alle verschillen ter zijde leggen, laten wjj ons ver eenigen om een groot doel na te jagen, want niet elke vereeniging, niet elke verbroedering rust op goede grondslagen en vloeit voort uit zuivere beginselen. Doch gij hebt recht tot de vraagWas dit pogen dan zoo boos, dat gij het maar zoo ver- oordeelen moogt, en ik wil daarom graag een antwoord trachten te geven Blijkbaar was het eerste doel, dat de menschen wilden bereiken, eene blijvende vereeniging van ons mensebelijk geslacht in de omstreken van Sinear, in de landen rondom den te bouwen toren, en dat dit geheel verkeerd was, wordt u aanstonds helder, indien gij u slechts herinnert, dat God uitdrukkelijk verklaard had, dat Hij de verme nigvuldiging van ons geslacht wilde, en even eens dat de menschen zich over de gansche aarde verspreiden zouden. Naar goddelijk bevel was het alzoo geweest, dat de menschen zich verstrooid hadden, dat zij uiteen gegaan waren, dat zij elkander opgewekt hadden om elkander Zeeuwsch Kerkblad W '•X.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1905 | | pagina 1