I I; FEUILLETON. Gods weg Is in het Heiligdom De familie van Houten I met alle de Geref. Hoek. VARIA. Na de Synode. 5 25) I de weduwe. Hy bezag alles wat tot de een nauw- 1 1 1 1 1 h B I d z s t n n z< g e k h< w w b n n a] k d h ’t door P E K A H. en VIL Onder leed en zorgen. Op dien terugweg begon van Houten zich met deze teleurstelling allengs te verzoenen, en dacht nu eens ernstig na over hetgeen Wolter hem meegedeeld had aangaande de bloemkweekerjj te D. „Zou dit dan wellicht de weg des Heeren zijn?* zoo vroeg van Houten ziehzelven af. „Zou hy daarom te D. hebben moeten komen Zie, deze en dergeljjke vragen hielden hem geheel bezig, zonder dat hjj daarop een ant woord kon vinden. Doch als hjj dan ook weer dacht aan den grooten koopprijs, of wellicht hoogen huurprijs der kweekery, dan achtte hjj het toch onmogelijk haar te kunnen ver krijgen. In velerlei gedachten verdiept, kwam hü in den namiddag te D. aan, en terwijl Wolter nog op zijn werk was, bracht hjj een bezoek aan bloemkweekerij behoorde, en stelde keurig onderzoek in. Hoe meer hjj er van te weten kwam, hoe meer en beter hem alles aanstond. Toen hjj echter naar de huurprijs vroeg, deelde de weduwe hem mee, dat zy alleen in het uiterste geval daartoe zou over gaan, doch dat zjj elk oogenblik wel bereid was de kweekery te verkoopen. Hjj informeerde nu ook naar den koopprijs, en deze viel hem zoozeer mee, dat de hoop by hem begon te leven, nog wel eigenaar te kun nen worden. Gaarne g^f_hem de weduwe een week tyd, om zich omK^ht een en ander te bedenken, doch zy voegde er aan toe, dat, indien zy na ver loop van een week geen bericht van hem ont vangen had, zy zich tot niets meer gebonden achtte. Van Houten beloofde binnen een week bericht te zenden, en vertrok. Toen van Houten des avonds aan Wolter meedeelde hoe het hem te M gegaan was, en welke afspraak hy met de eigenaresse der kweekery gemaakt had, zeide deze„Ik be gin nu hoe langer hoe meer te gelooven, baas! dat dit de weg des Heeren is, en dat ge onder de leiding van Gods voorzienigheid hier moest komen voor die boomkweekery. Ik hoop daar om, dat ge deze gelegenheid niet zult laten voorbijgaan, maar die aangrijpen zult." „Ja Wolterantwoordde van Houten, „gij hebt gemakkelyk spreken. Vooreerst, als ik de de uitspraak niet onduidelijk. Over de vraag wat Gods macht zou kunnen doen, wordt geen beperkende uitspraak gedaan, maar tegelijk gezegd, dat wjj ons hebben te houden aan den regel, dien het geopenbaarde Woord ons geeft en de verborgene dingen hebben over te laten aan den Heere onzen God. En die geopen baarde regel is „dat bij de volwassenen de weder- barende werking des Heiligen Geestes de predi king des Evangelies vergezelt. En wanneer ten slotte over de „veronder stelde wedergeboorte" wordt geoordeeld, dan sluit het oordeel der liefde over jonggestorven kinderen zich aan by de uitdrukking uit onze belijdenis en daarna wordt gezegd, dat de ver onderstelde wedergeboorte niet is grond voor den doop. En evenmin wordt verondersteld dat alle uitverkoren kinderen van hunne geboorte af wedergeboren zyn, maar dat die wederge boorte kan geschiedee voor, onder, of na den doop, zooals van ouds is gezegd geworden. Waar nu de Synode uitsprak, dat zoo en niet anders moet geleerd worden in onze Ker ken, daar meenden wy niet te veel te zeggen, wanneer wij hierin oorzaak van blijdschap vinden. „Groningsch Kerkblad", het eerst onlangs opgericht „Orgaan der Geref. Kerk van Gro ningen A“, (wier leeraren zyn ds. Westerhuis en ds. Vogelaar), laat zich in No. 10 aldus hooren „Enkele woorden mogen zeker aan die merk waardige uitspraak wel toegevoegd worden, want al zou zeker menigeen onzer dezelfde zaken op andere wjjze zeggen, toch mag met blijd schap opgemerkt worden, dat de band aan de belijdenisschriften onomwonden is gehandhaafd. Zoo wat betreft het eerste punt over het supra- en infrolapsarisme. Erkend wordt dat de Belijdenisschriften de infra-lapsarische voor stelling volgen, en dat men zich in de prediking des Woords en het catechetisch onderwijs aan die voorstelling heeft te houden. Eveneens hebben wy een duidelijke uitspraak over de eeuwige reehtvaardigmaking, die daar op neerkwam dat de mensch die in de eeuwig heid gerechtvaardigd was, zich dat door het geloof moest bewust worden. Hier wordt met beslistheid erkend, dat wy de weldaad der per soonlijke reehtvaardigmaking alleen door een oprecht geloof deelachtig worden. Ook over de onmiddellyke wedergeboorte is Ten slotte is deze „verklaring" stemmen aangenomen. Onder den zegen des Heeren, Wiens Naam geprezen zy voor deze eensgezindheid, zal deze verklaring en vermaning der Synode veel kun nen bijdragen tot geruststelling der gemoede ren, tot bevordering van de eenheid van ge voelen en spreken, en alzoo van den vrede en den opbouw en opbloei der Kerken. Ga het gebed daarvoor geduriglyk op tot den Troon der genade niet ver, en ’t huis zyns vaders hem welbe kend. Hoe treedt hy die woning binnen De mededeeling is kort. De juiste toedracht wordt niet gemeld. Maar ik denk my Abimelech, binnentredend als een broeder onder de broe deren. Al is de verhouding nooit heel intiem geweest, men weigert hem toch geen plaats, men bereidt hem een slaapstede. En als de nacht haar zwarte vleugelen uitspreidt, als duisternis is op aard en de slaap aller oogen heeft gesloten, staat Abimelech op. In een oogenblik zyn zyne mannen te hulp geroepen. En maar ik spaar u de verdere teekening van dit gruwelstuk, ’t Is een bloedbad, een moordtooneel. Mannen, die zich geen kwaad bewust zyn, vallen onverwacht en ongedacht door dezen wreedaard, die zich een weg naar den troon wil banen, al moet ’t door een stroom van bloed. Van de zeventig zonen van Jerub- baal blyft slechts één, Jotham de jongste, ge spaard, wyl hy zich verstoken had. De anderen werden allen gedood op eenen steen. Dit geeft den indruk van een menschenslachting. Als slachtvee werden zy allen naar deze plaats gesleept en de lichtvaardige booze mannen staan gereed als beulen om ’t zwaard te dren ken in hun bloed. Voor waar wel werd de Ephod voor Gideon en zyn huis tot een valstrik. Immers de na ijver van Abimelech werd er door verwekt. En een man als hy ontziet niets om zyn heersch- zucht bevredigd te zien. Het roept ons tot voorzichtigheid, tot een wandelen in vreeze den tyd onzer inwoning. En anderzijds zien wy waartoe een mensch door heerschzucht en hartstocht geprikkeld, kan vervoerd worden. Overdenk hoe Abimelech aanving, hoe laster en achterklap, gemengd met ’t zoeken van ziehzelven, hem voerde tot zoo gruwelyke daad. Keer u dan af, niet in Farizeesche eigenge rechtigheid, maar met de belijdenis Zyn bedrijf is opgegroeid, Uit het eigen zaad der driften, dat in onzen boezem gloeit. Zw. niet bewezen, dat u ook verder alles tegen- loopen zal. Bedenk toch wel, baas „De Heer betoont zijn welbehagen Aan hen, die nedrig naar Hem vragen, Hem vreezen, Zijne hulp verbeiden, En door Zyn hand zich laten leiden. Die, hoe het ook moog’ tegenloopen, Gestadig op Zijn goedheid hopen." „Ja Wolter, dat weet ik alles ook wel. Maar de gedachte komt zoo dikwijls in my op, dat ik misschien niet in oprechtheid den Heere vrees, 'k Heb te A. met menschen kennis ge maakt, die allerlei kenmerken konden opnoe men voor hun geloof; die rijk waren aan levenservaringen en die „Houd maar op, baassprak Wolter. „Zulke menschen zyn hier ook wel, en ik hoop niet, als gij te D. u vestigt, dat ge met dat soort vriendschap aan knoopt, want ik ken u genoeg om te weten, dat dit gansch verkeerde vrien den voor u zyn." „’t Is wel opmerkelijk, Wolterdat ge in dit opzicht ook al spreekt evenals myn vrouw," zeide van Houten. „Maar ’t is nog zóó ver niet. Ik ben nog niet te D. en wel licht kom ik er ook niet, ofschoon dit moet ik toch ook eerlijk zeggen ik er wel veel lust in zou hebben, hier te komen in de bloem kweekerij. Het zal best zyn, dat wy op de wenken der Goddelijke Voorzienigheid acht geven en de uitkomst aan den Heere over laten." „En dat wy bidden, dat de Heere uwen weg voorspoedig moge maken," vulde Wolter aan. (Wordt vervolgd.) In al onze bladen is dit besluit, deze daad der Synode, met ingenomenheid vermeld en besproken. De Amsterdamsche Kerkbode, van Kerk te A., zegt er van De conclusies van dit laatste rapport werden met algemeene stemmen aangenomen. De beteekenis van dit laatste kan niet licht te hoog worden aangeslagen. Ieder, die in ons kerkelyk leven medegeleefd heeft gedurende de jongste maanden, weet, dat over sommige punten der leer niet gering ver schil van gevoelen gekoesterd werden dat van sommige zjj den de verschillen zelfs werden aangescherpt tot tegenstellingen ja reeds deden onheilspellende geruchten aangaande verdeeld heid en scheuring de ronde. En ziet nu, wat gezegenden uitslag de Heere ter Synode bereidde, dat eene uiteenzetting der verschillen in haar wezen en beteekenis gege ven worden kon, die aller instemming wegdroeg. Het was een kostelijk oogenblik, toen de uitslag der gehouden stemming bleekaller harten werden verblijden de Naam des Heeren werd gedankt. Wy vertrouwen, dat ook alom in de Kerken eenzelfde gevoelen de harten vervullen zal en wederzydsche toenadering daarvan de uitne mende vrucht zal mogen zyn. Wy hopen, dat men alom zich beijveren zal, om te spreken en te schrijven in den geest van wat nu in Utrecht is besproken en bepaald. Dan zal het vertrouwen wederkeerendan zal de band der eenigheid worden gesterkt, dan zal de liefde hare werking weer doenen dan zullen de Kerken weer groeien en bloeien en zyn tot eere van den Heere, haren God, en van Jezus Christus, haren Koning. in orde, altyd toekomt aan den H Geest, van wien niet alleen gezegd wordt dat Hjj den wasdom geeft aan hetgeen Paulus plant en F Apollos nat maakt, maar ook dat Hjj den akker des harten gereed maakt om het zaad des Woords te ontvangen, en het harte opent, op. dat men op het Woord wel acht neme. Buiten de bedoeling van het genadeverbond en de bediening van het Woord des Evange lies kunnen wy, op grond van Gods Woord, geen zaligmakende werkingen des H. Geestes verwachten. Wat den H. Doop betreft, zouden wy ons gevoelen liefst aldus uitdrukkenDe Kerk doopt de kinderen der geloovigen op grond van Gods bevel en verbond, met veronderstel ling van de toepassing van de weldaden des verbonds, dus ook van de wedergeboorte. Zoo spreekt de beljjdende gemeente van haar haar zaad in de belijdenisschriften en in het doopsformulier. Deze veronderstelling mag eu behoeft voor niemand een grond van valsehe gerustheid te wezen, evenmin als voor degenen die volwassen gedoopt worden, of die toegang hebben tot het H. Avondmaal in de Geref. kerken. Uit de vruchten moet het by allen blyken of genoemde veronderstelling juist is, gelijk ook het heilbegeerige hart tot zyn troost in leven en sterven niet genoeg heeft aan een veronderstelling van wedergeboorte, maar aan de zekerheid daarvan. Wjj mogen voorts den Heere niet alzoo in zyne souvereiniteit beper ken, alsof Hjj niet ook na den H. Doop de wedergeboorte aan zjjne uitverkorenen zou kunnen geven. Hoelang het nieuwe levensbeginsel in het hart aanwezig kan zyn zonder dat het zich in oprechte bekeering en geloof naar buiten open baart, zouden wy geenszins durven bepalen, en wy achten het ook niet nuttig dit te weten. Wel komt het-ons voor dat men zich in deze met alle behoedzaamheid en bescheidenheid behoort uit te drukken. Aangaande het infra- en supralapsarisme is ons oordeel dat, aangezien onze belijdenisschrif ten in deze uitdrukking zjjn van hetinfralap- sarisch gevoelen, het ook recht is en overeen komstig de onderteekening dier belijdenis schriften, dat men in alle prediking en onder wijs zich boude aan de sedert eeuwen door de Geref. Kerken dezer landen beleden leer. Waar echter de Synode van 1618 en ’19 en de latere Geref. Kerk mannen als Bogerman en Gomarus, Maccovius en Voetius, niet hebben verworpen om hunne bekende supralapsarische gevoelens maar toegelaten tot de onderteekening der be lijdenisschriften, daar staat het ook ons niet vrjj zulke broeders uit het middeu der Geref. kerken te bannen. Temeer niet waar beide, infra- en supralapsaristen, samenstemmen in de belijdenis van het zalig worden uit loutere genade, zonder eenige waardigheid of verdienste van ’s menschen zjjde, overeenkomstig Gods eeuwig, vrijmachtig welbehagen." Geljjk men dadelijk ziet, is er zeer groote overeenkomst tussehen deze verklaring en die der Synodede laatste heeft o. i. dit vóór, dat zjj niet, gelyk de eerste, van „onderstelling" blyft spreken, en duidelijker en krachtiger be lijdt, dat God de belofte vervult, op Zjjnen tyd, hetzy vóór óf onder, óf na den Doop. L. L.” IV. Prof. Lindeboom schrijft in zjjn maandblad „Wat zegt de Schrift", na de korte verklaring der Generale Synode inzake de leergeschillen te hebben opgenomen, het volgende „Deze „Korte Verklaring" is, met eenige wijzigingen*) in het advies der Commissie, aldus vastgesteld. Met uitdrukkelijke verklaring, dat de Synode niet geacht mag worden zich te hebben uitgesproken over de historische en andere beschouwingen en overwegingen der Commissie, maar alleen over de conclusion. Ook heeft de Synode nog verklaard, dat in punt 4 niet bedoeld is, uit te spreken, dat de Ver- bondskinddren in den regel van jongsaf worden wedergeboren, daar deze vraag niet in behan deling geweest is. „Onderscheidene bladen hebben dit Rap port en Advies geplaatst zonder de wijzigingen dat kan tot misverstand leiden." Zeeuwsch Kerkblad zal, D. V., de door Generale Synode gewijzigde „verklaringen”, zoodrade ge drukte Notulen zjjn ontvangen, haren lezers ten beste geven. Dit zullen wy doen, hoewel de wijzigingen weinige zyn en geen verschil ople veren met hetgeen de door de Synode benoemde commissie inleverde en vóór eenige weken in dit blad werd afgedrukt. Om de belangrijkheid van hetgeen met algemeene stemmen aangenomen is, achten wy het evenwel gewenscht. A. L. kweekery zou koopen, moet ik geholpen kun nen worden. De prys is wel niet hoog, maar uit eigen middelen kan ik het toch niet doen, wjjl We reeds te veel achteruit gegaan zyn. Daarenboven waar zal ik iemand vinden, die mjj aan de ontbrekende som helpt? Hier bij komt nog de vraag„zal ik er mjjn brood kunnen verdienen Te A. verlangt men mijne diensten niet, omdat ik „afgescheiden" ben, en „Dit laatste is hier geen gevaar", viel Wol ter hem in de rede, „want de vorige eigenaar was ook afgescheiden", zelfs wel diaken in de Afgescheiden" gemeente. En uwe beide eerste bezwaren zie daar over kan ik niet oordeelen. Maar ik voor mjj geloof, dat indien het de weg des Heeren is, de Heere die dan ook voor u wel verder effen maken zal." „Och Wolter!" hernam van Houten, „er is ons al zooveel tegengeloopen, wie weet of dit ook niet geheel tegenloopt." Het spjjt my, u zóó te hooren spreken, baas hervatte Wolter„want het schy'nt my door die uitdrukking toe, dat ge niet alleen door zwaarmoedigheid geplaagd wordt, maar dat ge eigenljjk in opstand verkeert tegen Gods lei dingen met u. Naar alles wat gjj my meege deeld hebt, is er zeker in den laatsten tjjd veel over uw hoofd gegaan, maar daarmee is nog Op denzelfden dag, 6 September, waarop de Synode bovenstaand besluit nam, bracht de Kerkeraad der Gemeente te Kampen zyne be sprekingen van de „Vjjf Stellingen" ten einde de vrucht daarvan is Kamper Kerkbode 9 Sept. de volgende verklaring „De Kerkeraad, zelf staande op den grond slag der drie formulieren van eenigheid, die door al zyne leden onderteekend zjjn oordeelt a. dat elke oprechte poging om de kerken voor het afglyden van dien grondslag te waar schuwen en te behoeden, lof verdient b. dat, Gode zy dank, hier ter plaatse geen aanleiding is om op te treden tegen verkeerde leeringen door een of meer van de Dienaren des Woords voorgestaan c. dat er voor den Kerkeraad nog geene reden bestaat om af te wyken van zyne wyze van doen in de jaren ’92, ’95 en’99. (Hetjaar der Vereeniging; het jaar der samensmelting het jaar der Correspondentie met de Chr. Geref. zie Kerkbode No. 15 en No. 24 van dat jaar.) Wat nu de bijzondere punten betreft, die in genoemde Stellingen besproken worden, de meesten daarvan zjjn in ons midden behandeld, en aangezien de gemeente daarmee bekend is, achten wy het niet ongepast een korte Wat de zoogenaamde eeuwige rechtvaardig- making betreft, ofschoon wy toestemmen dat God van eeuwigheid een andere gezindheid en beschouwing omtrent zyne uitverkorenen ge had heeft, dan omtrent de verworpenen, zouden wjj toch liever van reehtvaardigmaking van eeuwigheid niet gesproken zien, maar, gelyk de Schrift en de Symbolen doen, van recht- vaardigmaking door het geloof, tot welke de uitverkorenen van eeuwigheid verordineerd zjjn naar Gods vrijmachtig welbehagen. Die voor- verordineering is den geloovigen eene genoeg zame vertroosting. Wat de verhouding van het Woord en de wedergeboorte aangaat (wedergeboorte geno men in engeren zin, als eerste instorting van het nieuwe leven) achten wy wel het gepre dikte woord menigmaal een middel in de hand des H. Geestes (met name by de volwassenen) maar toch zoo, dat de prioriteit in deze, althans JJ i i I V l 2 1 1 1 OF VERKLARING VAN GEVOELENS uit te spreken over sommige stukken

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1905 | | pagina 2