J. s. Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van: Ds. L. BOOMA, Ds. H. W. LAMAN en Os. A. LITTOOIJ. I Vrijdag 6 October 1905. No. 15. 3e Jaargang. UIT HET WOORD. Drukker-Uitgever A. SCHRIFTBESCHOUWING. 1 70 cent. 3 cent. D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. k- ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post Enkele nummers ufln t. imp nge een HM >len [der en is. 6. ,0. it- k- m IN Met medewerking van onderscheidene Predikanten. PRIJS DER ADVERTENTIEN van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Het boek der Riehteren. LIL Abimélech nu, de zoon van Jerubbaal, ging henen naar Sichem, tot de broeders zjjner moeder; en hjj sprak tot hen, en tot het gansche geslacht van het huis van den vader zjjner moeder, zeggende Spreekt toch voor de ooren van alle burgers van Sichem: Wat is u beter, dat zeventig mannen, alle zonen van Jerub baal, over u heerschen, of dat één man over u heersche Gedenkt ook, dat ik uw been en uw vleesch ben. Toen spraken de broeders zijner moe der van hem, voor de ooren van alle burgers van Sichem, al dezelve woorden en hun hart neigde zich naar Abimélech, want zij zeidenHjj is onze broeder. En zij gaven hem zeventig zilverlingen, uit het huis van Baal-Berithen Abi mélech huurde daarmede ijdele en licht vaardige mannen, die hem navolgden. En hij kwam in zijns vaders huis te Ofra, en doodde zijne broederen, de zonen van Jerubbaal, zeventig mannen, op eenen steendoch Jotham, de jongste zoon van Jerubbaal, werd overgelaten, want hij had zich verstoken. Richt. 9 15. Na Gideon treedt een man op, vol heersch- zucht en wreedheid, een tyran in den vollen zin van het woord, ’t Is een bastaard-zoon van den edelen Richter, maar alle goede eigen schappen zijn hem geheel vreemd. Sichem zal ’t middelpunt van zjjn macht zijn. Sichem, de hoofdzetel van Efraim, ’t brandpunt van den naijver tegen Gideon. Immers hij was uit het kleine Manasse, en al daalde hij reeds neer in ’t vaderlijk graf, nog altijd stond de Ephod te Ofranog steeds bleef het huis van Gideon deelen in zijne eere. Abimelech voert wat in zijn schild. In Ofra staat de kans niet gunstig. Zijn plan zal er niet slagen. Hij gaat naar Sichem, waar de brandstof opgehoopt ligteen kleine vonk kan de vlam er doen uitslaan. Daar wonen de broe ders zijner moeder. De band des bloeds trekt, en zal ongetwijfeld hem ten goede komen, vooral bij de scherpe onderscheiding, die er bestaat tusschen dezen bastaard en de echte zonen van Gideon. Het woord tot de broederen zijner moeder en tot het gansche huis des vaders zijner moe der, in één woord, tot al zjjn bloedverwanten van moeders zijde gericht, is welberekend, slim bedacht. De omstandigheden in acht genomen, moest het wel inslaan. Zjj moeten Abimeleeh’s zaak bepleiten, ’t Is al te onbescheiden om zelf zoo op te treden. Spreekt toch voer de ooren aller burgers van Sichemwat is beter, dat zeventig mannen, allen zonen Jerubbaals over u heersc^^ o/ dat één man over u heersche En om maar terstond te doen gevoelen, welk doel hij beoogt, wordt er aan toegevoegdGedenk ook, dat ik uw been en uw vleesch ben. Abimelech begint op slinksche wijze zich in te dringen. Zijn familie moet de zaak aan den gang brengen. En daarbij wordt gebruik ge maakt van een volkomen valsche onderstelling. Immers stilzwijgend wordt aan Gideons nako melingen opgedrongen een staan naar ’t ambt van Koning. Op zijn zachtst gezegd is dit voor barig, want er is geen enkel bewijs voor, men kon slechts vermoeden. Maar erger wordt de zonde, als wij bedenken dat Abimelech een voudig alle zonen van Gideon afmeet naar zichzelven. De begeerte naar de heerschappij klimt in zijn hart op. Zoo moet ’t ook zijn bij anderen. Vooral waar Gideons huis door den fida ierr. ierr. aida atra lerr, iner fers AZAPHS LEIDING. Gy zult mij leiden door uwen raad. Psalm T3 24a. Anderen leiden is een bewijs van kracht, een werk, dat aantrekkelijk is, en waarnaar menig een staat; zich laten leiden is een teeken van zwakte, en velen willen daarvan ook niets weten. Het lijkt zoo voornaam, wanneer een Saulus van Tarsen aan het hoofd van vele die naars Jeruzalem verlaat en naar Damascus ijlt met brieven van volmacht, door de oversten zijns volks hem verleend, in den gordel en wie weet hoevelen hem benijd hebben, toen hij op nog jeugdigen leeftijd reeds als een Leidsman kon optreden, en welk eene vernedering moet het in hun oog geweest zijn, dat diezelfde man gebroken in zijne kracht en door anderen ge leid als een hulpbehoevende de poorten van Syrie’s hoofdstad binnenkwam. En toch was het laatste beter dan het eerste. Zijne heldhaf tige houding, waarmede hjj die reis begon, is hem eene oorzaak van voortdurende droefenis geweest, en zijne volslagen hulpeloosheid, waar mede die reis eindigde is eene oorzaak van bestendige dankbaarheid geworden. Wij moeten ons derhalve door de uitwendige gedaante der dingen niet laten misleiden. Een Azaph, die zijn eigen weg gaat, die in eigen kracht de raadselen des levens wil oplossen, die zich mans genoeg acht de donkerheden te kunnen opklaren, ontvangt toejuiching, bijna ieder zal hem prijzen, maar hoe geheel anders wordt het, wanneer diezelfde man zich zwak gevoelt, en de teugels over zijn eigen leven uit zijne handen geeft en ze legt in die van een ander. Dat is niet het excelsior, dat aanspoort tot moedig voortgaan en tot hooger klimmen, maar dat is dalen, dat is minder worden, dat is het verliezen van het fiere zelfbewustzijn, en daar houdt de wereld niet van. Nochtans is het geen achteruitgang, geen schade, maar winst, ja een bron van wezenlijke blijdschap en vreugde. Gij zult mij leiden, en daarmede wendt de dichter zich van alle schepselen af en vestigt het oog op God, die de trouwe leidsman van al zijn volk is. Het is hem overvloedig dui delijk geworden, waarop eigen leiding uitloopt, hij is daardoor van den rechten weg afge dwaald, en wanneer hjj op eigen gekozen pad was blijven voortgaan, dan zou de schade niet te overzien zjjn geweest. Zoo heeft hjj eigen dwaasheid leeren kennen, en zoo is hjj over tuigd geworden, dat hjj zich zelf niet leiden kan. Hoe donker zou het er uitzien, indien daar niet ware een leidsman, aan wien hjj zich onvoorwaardelijk toevertrouwen kan. Als een kind, dat elke wjjze leiding ontberen moet, zou hjj zjjn. Van de eene dwaasheid zou hjj in de andere vallen, van den eenen treurigen toestand in den anderen er zou geen verwach ting meer voor hem zijn. Zulk eene ontdek king moge pijnljjk wezen, zjj maakt toch den mensch gewillig om zich aan de wijze leiding des Heeren over te geven, o Welk een schoon oogenblik is het, als de mensch wanhopend aan eigen wijsheid en kracht opziet naar den Heere om hulp, diens leiding inroept en ge- looven mag, dat de Heere hem den weg zal wjjzen, dien hjj gaan moet, hem op dien weg zal vergezellen, hem altjjd nabjj zal wezen, en hem aan ’t eind daarvan brengen zal. Dit alles is hier bedoeld. Als God u leidt, toont Hjj u den weg. Aan ons zelf overgelaten staan wjj dikwerf in verlegenheid, en weten wjj niet, welken weg wjj kiezen zullen. Het is waar, dat menigeen maar zorgeloos voort treedt zonder zich rekenschap te geven, op welken weg hij is, maar is dat goed, is dat te verantwoorden In een reiziger keurt gjj het Ephod een middelpunt van vereeniging bljjft voor de bewoners van Ofra. Bovendien komt Abimelechs karakter uit in de onware en verachtelijke wjjze van voorstel ling. Wat kon meer schrik aanjagen dan een regeering van zeventig mannen Beroering en verwarring moest wel volgen. Zonen van Jerub baal. Juist geschikt om de Sichemieten van dit geslacht afkeerig te maken. Immers zij zjjn weer met Baal verzoend. Wie afbreken wil, vindt altjjd gelegenheid, Maar ’t opmerkzaam oog be speurt alras de aanleg om door onedele mid delen zichzelven te bevoordeelen. Och, dat het geslacht van zulke lieden uitgestorven ware. Want voor de vierschaar van Gods Woord staan zulke handelingen zeer laager moet een vloek over uitgesproken worden. Vooral als er zoo ter loops bjjgevoegd wordtgedenkt, dat ik uw been en uw vleesch ben, houdt in ’t oog, dat de familieband trekt, kleur de zaken zoo veel mogeljjk, opdat onder den schjjn van recht ’t onrecht welig tiere. Wjj gruwen van zulk bedrjjf I En Sichems inwoners zjjn ook geen mannen van edelen geest. Er mocht wel geklaagd over karakterschaarschte. Want in plaats van met verachting zulk een indringer af te wjjzen in stede van hem zijn onbetamelijke aanmati ging te doen verstaan en alle onderhandeling met één antwoord af te breken, gaan zjj op zjjn voorslag in. Willig en gedwee hooren ze, en gestreeld in hun ijdelheid, dat wellicht spoedig een man uit hun geslacht heerschen zal, gaan zjj het volk bewerken. Zjj maken de tegenstellingwat is beter, zeventig ko- ningen of een Zeventig zonen van Jerub baal, mannen niet uit onzen stam en van ons geslacht, of één wiens moeder u bekend is, en wiens bloedverwanten u een waarborg bieden, voor een ongestoord, rustig voortgaan in den jjdelen dienst van Baal Het zaad is gestrooid. Maar nu moet de toebereide akker nog an ders bearbeid. De familieband kon ’t volk tot voorzichtigheid stemmen. Daarom treden ook zij op den achtergrond. Intusschen verschaffen zjj Abimelech zeventig zilverlingen, (zilveren sikkelen) uit ’t huis van Baal-Berith. Niet zelden werd de tempelschat tot politieke doeleinden gebruikt, zie 1 Kon. 15 18. Zoo ook hier. De Bonds Bacil zal ’t geld verschaf fen om Jerubbaal te bestrijden. En als Abi melech, uit zjjn eigen lenden gesproten, mede werkt, zal de aanslag des te beter gelukken. Eerst was ’t booze plan nog bedekt. Schijn baar streed hjj om ’t heil des volks. Want de regeering van zeventig zou een ramp zijn. Nu reeds komt de ware bedoeling openbaar, ’t Kost wat ’t kost, Abimelech wil heerschen. Helaas, ook in Sichem zjjn mannen, die voor geld dat stom is, recht noemen wat krom is. IJdele en lichtvaardige mannen. Ledige mensehen, mannen zonder karakter, zonder zedeljjk gevoel, zonder godsvruchtlieden, die niet handelen uit overtuiging, maar naar den wensch van hem, die ze met eenige stukken zilvers betaalt. Zjj laten zich huren, zjj zjjn loonslaven in den verachteljjksten zin van ’t woord. Zjj volgen hem na, zij gaan rond door de gansche stadspreken van ’t gevaar dat dreigt van Jerubbaals zonen, van ’t geweld waarmee zjj heerschen zullen, van ’t overwicht waardoor Mannasse groot zal wordenzjj wij zen op den Ephod en de waarde door ’t volk er aan gehecht. In één woord zjj ruien ’t volk op, blazen ’t vuur van den hartstocht aan, zoolang tot ieder ’t noodzakeljjk acht dat zulke tyrannen uit den weg geruimd worden. Er is uit Sichem geen tegenstand meer te duchten. Alles staat gereed om Abimelech als redder des vaderlands te huldigen. Nu kan ’t gruwelstuk, waarvan de wreedaard zwanger gaat, volvoerd. De reis naar Ofra is af, indien hjj niet weet, waarheen hjj wil gaan, en den eersten den besten weg inslaat, die zich aan zjjn oog vertoont, en zoudt gjj het dan kunnen goedkeuren, dat de redelijke mensch zich maar mede laten drjjven op den algemee- nen stroom er zich heelemaal niet over bekommert, wat er van hem terecht zal komen. Waar wjj nu uit ons zelf ons licht vergissen, waar wij zelfs genegen zjj n verkeerde paden te kiezen, is het dan geen groot voorrecht, wan neer de Heere zelf ons den weg wijst? Wat zou er van Israël terecht zjjn gekomen, nadat het Egypte verlaten had, ware Jacobs God hun niet tot een Leidsman geweest Wat zal er van u worden, indien God zelf u niet den weg wijst, welken gjj betreden moet. Staat dit u reeds helder voor den geest, en is het u een dringende behoefte God tot een Leidsman te mogen hebben Doch wat zou het u baten, indien gij den weg al kendet, en het ontbrak u aan moed en kracht om dien te gaan. De weg, dien God u wjjst, is niet altjjd aangenaam, uw vleesch heeft er tegen, want hjj is menigmaal oneffen, moeiëlijk en kan zelfs hoogst bezwaarlijk wezen. Leidt de Heere echter, dan doet Hjj niet alleen het licht voor uw oog opgaan, zoodat gjj den weg duidelijk ziet, maar Hjj geeft u ook lust en moed, zoodat gij hem kiest, hem inslaat, en nu kunnen er wol uren komen, waarin de kracht u begeeft, en gjj tot u zelf zegt: nooit zal ik het einde bereiken, halverwege zal ik bezwjjken, toch zal uwe vrees te schande worden, want Hjj zal u de krachten vernieuwen geljjk eens arends, en met de geloovigen van alle tjjden zingt gjj op uwe beurt: Welgelukzalig is de mensch, wiens sterkte in u is, in wiens hart de gebaande wegen zjjn. Als zjj door het dal der moerbe- ziënboomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein, ook zal de regen hen gansch rijkeljjk overdekken, zjj gaan van kracht tot kracht een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion. Niet naar willekeur, doch na'r Gods raad zou hjj geleid worden, zoo toch zetten sommi gen deze woorden over, en dat kan en mag ook. Er ligt rust voor hart en hoofd in die gedachte. De weg waarop wjj gaan onder de leiding des Heeren, kan donker zjjn, ons in verwarring brengen, maar wanneer wjj goed verstaan, dat God het zoo vastgesteld heeft, en dat Hjj dit in Zijne eeuwige wjjsheid gedaan heeft, dan zal het ons niet doen aarzelen. Wjj zullen gelooven, dat wjj door de donkerheid tot het licht, door de nooden tot de uitredding gaan, en dit zal ons moedig maken. De weg, dien Hjj afgebroken heeft, moet goed wezen, en de geschiedenis van al zjjne kinderen be vestigt het. Als hun weg door de diepte gaat, zien zij ’s Heeren wonderen en de Manasses danken later, dat zij in den kerker gevoerd werden. Niet naar hun wensch gaat het en dit is gelukkig, niet naar de overleggingen hunner vijanden, want dat zou vreeseljjk zijn, maar naar den altjjd wjjzen raad des Heeren. Wie waarljjk overtuigd is van eigen dwaasheid, wie de ijdelheid der menscheljjke beraadslagingen leerde kennen, die zal er zich over verheugen, dat hij geleid zal worden naar des Heeren raad. In zijn leven heerscht geen willekeur geen toeval, maar elke bladzijde zjjner historie zal de wjjsheid van zjjn Leidsman roemen. Is het u ook alreeds een oorzaak van vreug de en dankbaarheid geworden, dat de Heere u leidt naar zjjn raad Wilt gjj u laten leiden door Hem, en gaat gjj gewillig den weg, welken Hij u aanwjjst? Aan ’s Heeren hand, in ’s Heeren weg en onder zjjne leiding zjjt gij zoo veilig. Bouma. >x De 3e t ht en Zeeuwsch Kerkbla 1.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1905 | | pagina 1