FEUILLETON.
Gods weg is in het Heiligdom
De familie van Houten
V A B I A.
Na de Synode.
’s Gravenh.)
24)
overwonnen en geven Baal de eere.
baarheid en ongeloof gaan hand
Israël gedenkt aan Jehovah niet
Littoou.
(Wordt vervolgd).
door P E K A H.
VIL
Onder leed en zorgen.
De reis werd ondernomen, en op een Maan
dagavond in Februari van het jaar 18
kwam van Houten per omnibus te D. aan,
waar Wolter hem reeds stond op te wachten.
Onder velerlei gesprekken werd de avond
doorgebraeht, doch Wolter had al spoedig be
grepen, dat van Houten weer even zwaarmoe
dig was als toen hjj de boodschap had ont
vangen „Boschoord” te moeten verlaten. Eu
toen van Houten hem in alle bizonderheden
meêgedeeld had wat gedurende dien tpd over
z(jn hoofd gegaan was, zeide Wolter „Ik moet
zeggen, baasdat uw levenspad zeer doornig
was. Maar zou dit een en ander ook zjjn oor
zaak wellicht kunnen hebben hierin, dat ge
uw eigen weg hebt gezocht De Heere heeft
bepaald de plaats onzer woning, en g(j wildet
tot eiken prjjs blijven in dezelfde omgeving
waar ge te voren altoos hadt gewoond. Het
schijnt my toe, dat ge daarin uzelven een weg
Bjj Exodus 1427 wordt insgelijks eene ge
lijkenis als aanteekening gevonden. Wij lezen
daar,En de Egyptenaars vluchtten die (nl.
de zee) tegemoet." Overal, waarheen de Egyp-
tenaren vloden, liep de zee hun tegen om hen
te verdelgen.
Waarbij zullen wp dit vergelijken?
B(j eene duif, die voor een sperwer vluchtte.
En zij drong de eetzaal des konings binnen.
Toen opende de koning voor haar het venster
aan de oostzijde, en de duive vloog daaruit en
redde zich. Want wel drong ook de sperwer
achter haar aan des konings eetzaal binnen.
Maar voor dezen sloot de koning alle ven
sters, en daarna begon hij met pijlen op hem
te schieten.
Zoo ook, toen de laatste der Israëlieten uit
de zee opklom, daalde de eerste der Egypte-
naren af in de zee. Maar de gedienstige enge
len begonnen aanstonds met pijlen op hen te
schieten, en hagel steenen, vuur en zwavel naar
hunne hoofden te slingeren, want daar staat
geschreven,En Ik zal met hem rechten door
pestilentie en door bloed, en Ik zal een over
stelpenden plasregen en groote hagelsteenen,
vuur en zwavel regenen op hem en op zijne
benden en op de vele volken die met hem
zullen zijn" (Ezechiël 38 22).
(Geref. Kerkb. van
thans nog, en een meesterknecht heelt het
toezicht over de zaak. Doch deze is een dronk
aard. Nu wil de weduwe de kweekerij wel
gaarne verkoopen of verhuren, maar niet aan
den bedoelden meesterknecht.
Ik ben dit een en ander nog maar een week
geleden te weten gekomen, en meende hier
over U in te lichten, doch omdat g" jnp juist
geschreven hadt, dat ge hier zoudt komen,
wilde ik er niet over schrijven, maar achtte ik
het beter met U persoonlijk er over te spreken.
Ik ben dan ook dadelijk toen ik dit wist, naar
de weduwe heengegaan, om te onderzoeken of
het gerucht, dat ik gehoord had, waarheid
was, en toen zij mij zeide, dat ik goed inge
licht was, heb ik haar gevraagd of zij dit nog
eenige dagen bedekt wilde houden, omdat ik
er dan met een vriend van mij over wilde
spreken. En dit heeft zij mij beloofd.
En nu zoudt ge, wijl ge toch hier zijt, zelf
eens naar de weduwe kunnen gaan om te in-
formeeren naar den koopprijs, of naar de huur
prijs. Wanneer ik in uw plaats was, zou ik
dit zeker doen. Vooral omdat ge nualeenigen
tijd uw eigen baas geweest zpt, zou ik dit
nog liever beginnen, dan weer tuinbaas te
worden, want dan zijt ge toch, al hebt ge ook
nog zooveel vrijheden, weer dienstbaar. Ik raad
u dus ernstig aan er naar te informeeren."
Nadat Wolter hem dit een en ander meege-
een oogenblik en zeide
„Doch wanneer ge nu te M. ook weer
niet terecht kunt, dan zoudt ge er toch
over kunnen denken. In elk geval wil
ik u, vóór ge morgen naar Jf. gaat, even de
geschiedenis meedeelen. Hier is een bloem-
kweekerij, waarvan de eigenaar voor eenige
weken overleden is. De weduwe woont er
bracht zijn, omdat zij, nadat bijv. Constanten
christen was geworden, van het leven zouden
beroofd zpn geworden.
eerste uitlating te beroepen, ten einde daaruit
de meening van zoo iemand af te leiden. Her
haaldelijk heeft de heer Lohman gestreden vóór
het behoud van art. 36 en zich met dat artikel
der geloofsbelijdenis homogeen verklaard, laat
stelijk nog in zijn werk „Onze Constitutie",
bl. 286. Daarmee ging evenwel eene uitlegging
gepaard van enkele woorden in dat artikel, die
van de algemeene opvatting afweek. Nu is, in
het advies dat aan de beslissing der Gerefor
meerde Synode ten grondslag gelegen heeft en
toch zeker aan een ernstig blad als de N. Rott. Ct.
wel niet onbekend zal zijn, met de feiten aan
getoond dat de stellers van bedoeld artikel met
opzet en met volle bewustheid van wat zij
deden, zekere woorden hebben gebezigd om
het tegendeel aan te duiden van wat de heer
Lohman daarin las. Deze heeft zich daarop ge
wonnen gegeven. Beter was het die woorden
te schrappen dan er een andere beteekenis in
te leggen dan de stellers er aan hechtten. Het
bedoelde advies werd daarom mede door hem
onderteekend. Maar nu blijkt tevens uit dat
advies overduidelijk, dat men het beginsel in
art. 36 vervat niet heeft willen prijsgevi"* maar
alleen de meening, dat ter bevordering van het
Koninkrijk van Jezus Christus ook middelen
van geweld of dwang mochten worden ge
bezigd."
Zoo is het. Mr. de Savornin Lohman gaf
zich „gewonnen" (schrijver dezes mocht er ge
tuige van zijn.) Het strekt hem tot eere want
dat moet men künnen doen. Ook dr. Kuyper Sr.
hoorden velen met den ondergeteekende het
doen, op de Synode te Middelburg (1896), tegen
over ds. Kropveld, die triomfantelijk Z. H G.
op tegenspraak wees met hetgeen hjj vroeger
schreef. Dr. Kuyper erkende het, maar weerde
de slag af, op de hem eigen meesterlijk ge
vatte wijze. Daar hebt gjj en hebben de uwen
uit de scheiding van ’34, zeide Z.H.G. schuld aan
want gp citeert uit iets wat door mjj geschreven
is, toen ik, als geloovige, pas ging meeleven en in
dien tpd ging ik op U en de Uwen af. Later is
mp gebleken dat dit ook al niet onvoorwaar-
delpk mag. Nadat ik overtuigd ben geworden
dat Uw oude volk, hetwelk gp wilt dat wjj
met den naam van Israëlieten zullen aanwpzen,
helaas geen Israëlieten meer zjjn, acht ik den
naam van Joden juister, dies beter.
Met De Nederlander zeggen wp „Te ontken
nen is het niet, dat er verschil van gevoelen
bestaat tusschen de Gereformeerden in de 16e
eeuw en die van onzen tpd. Bpna, zoo niet alle
belijdenisschriften van gereformeerde zpde heb
ben alles wat op geweld of dwang of bevoor
rechting geleek uit art. 36 verwijderd. Alleen
de Hervormde Kerk deed dat niet, waarschijn
lijk omdat bjj haar leervrpheid bestaat en men
dus daar van enkele woorden in een of ander
artikel minder hinder ondervindt. Die nieuwe
opvatting van den plicht der overheid is niet
te danken aan het liberalisme, maar aan de
meest consequente gereformeerden, gelijk o.a.
dr. Jellinek terecht heeft aangetoond.”
Het verschil tusschen dezen tpd en den tpd toen
Kerk en Staat één waren en de Overheid uitvoer
de en moest uitvoeren op hare wjjze, wat naar
Gods ordening voor de Kerk verplichtend was, is,
naar wp nu gelooven, vroeger niet scherp belp’nd
genoeg in het oog gevat. Wanneer het de
roeping der Overheid onder de Nieuwe be
doeling was, gelpk ze het voor Israël was, vóór
Christus’ komst, om namelpk met overheids
macht, dat is met geweld, de afgoderij en de
ketterij uit te roeien, het ligt voor de hand,
dat dan zeer velen niet zouden kunnen toege-
gekozen hebt, en naar des Heeren weg niet in
de eerste plaats hebt gevraagd. Het wil mp
althans voorkomen, dat iemand als gp zpt,
gemakkelpk ergens anders had kunnen terecht
komen, maar wanneer ge te voren zóóveel be
palingen maakt, dan komt het wel eens geheel
verkeerd uit. Ik heb nog geen oogenblik be
rouw gehad dat ik te D. gekomen ben, en
ook mpne vrouw en mpne kinderen zpn het
hier van den beginne af goed gewoon geweest.
En nu wil ik u iets meedeelen, wat wellicht
ook voor u een vingerwijzing kan zpn in de
omstandigheden waarin ge thans verkeert.
Mp dunkt, als gp te D. wilt wonen, zou ik
wellicht iets voor u weten, dat voor u juist
geschikt was”
„Maar ik wil morgen beslist naar Jf.” viel
van Houten hem in de rede, „en eens zien hoe
mp die buitenplaats Ipkt. Daarenboven heb
ik ook van mpne komst reeds kennis gegeven
aan den eigenaar, dus dit wil ik nu ook eerst
onderzoeken”.
Wolter bedacht zich
toen: „Doch wanneer
eens
eens
Gelijkenissen.
In de interessante studie van Fiebig over
Oud-Joodsehe gelijkenissen komt onder meer
deze schoone aanteekening uit de Mechilta
voor bp Exodus 145. Daar zeggen Farao’s
knechten: „Waarom hebben wp dat gedaan,
dat wp Israel hebben laten trekken, dat zp ons
niet dienden En toch hadden diezelfde man
nen nog kort te voren gezegd: „Hoe lang zal
ons deze tot een strik zpn? :Laat de mannen
trekken." Zp bedoelen dithadden wp alleen
maar de tien plagen gehad, maar dan de Israë
lieten niet weggezonden, het ware reeds slim
genoeg geweest. Of: hadden wp die plagen
verduurd en hen nog weggezonden bovendien
maar zp hadden ons geld niet meegenomen,
het ware voor ons meer dan genoeg geweest.
Maar nu hebben wp de plagen gehad, hebben
ze weggezonden, en nu hebben zp ten over
vloede ons geld nog meegenomen ook.
Wat gelpkenis zullen wp daarop toepassen?
Het is er mee als wanneer iemand tot zjjn
knecht zeidega heen en koop op de markt
een visch voor mp. lip ging uit en bracht
hem een visch, die evenwel bedorven was.
Toen zeide hp tot hemöf gp eet den visch
op, of gp krpgt honderd slagen, öf gp betaalt
mp honderd ponden. Toen zeide de knecht tot
hemzie, ik zal eten. En hp begon te eten.
Maar hp vermocht niet ten einde toe te eten,
maar sprakzie, ik zal mp laten geeselen'
En hp ontving zestig geeselslagen. Doch hjj
vermocht niet tot het einde toe de slagen uit
te houden, maar sprak: zie, ik zal honderd
ponden betalen. Zoo kwam het, dat hp den
visch at, de geeselslagen kreeg en honderd
ponden betaalde.
Alzoo geschiedde het met de Egyptenaren
zp ontvingen de plagen, zp zonden de Israë
lieten weg, en hun geld werd meegenomen.
Vers 32 spreekt van zpn sterven, luidt zpn
doodsklok, teekent zpn uitvaart. Hp, de zoon
van Joas, een eere voor zpn geslacht, sterft in
goeden ouderdom. Na Abraham wordt zulk
een sterven ons van niemand geboekt. Onge
twijfeld bereikte Gideon een hoogen leeftijd,
waardoor hp den zegen en ’t gevolg van zpn
geloofsdaad, ongestoord kon genieten. De
moeiten door Abimelech bleven nog uit, en
verbitterden zpn leven nog niet, al is ook de
ijdelheid van zpn bpwjjf de oorzaak voor het
aanstaand treurspel. Hp stierf in goeden ouder
dom, geen vreeze voor den dood, geene ver
schrikkingen der hel, geen kwaad geweten,
maakten zpn grijsheid tot een marteling, maar
rustig was zpn verscheiden. Zpn hope is op
Jehovah, wiens volk hp richtte.
Weldra bergt het volk zpn stoffelijk overschot
in ’t vaderlijk graf te Ofra, de stad van den
Abri-ezriet en Gideons geschiedenis is ten
einde. Schrpf boven dat graf: gedenkt uwen
voorgangers en volgt hun geloof na. Graveer
in een steenrust in vrede daar is geen
antwoord, tot den dag van Jezus wederkomst,
als allen, vaders en kinderen, mannen en
vrouwen ontwaken uit den slaap des doods.
Pas is deze groote in Israël heengegaan of
er komt inzinking, geestelijk verval. Vers
33—35 teekenen den overgang tot de geschie
denis van Gideons zonen. De kinderen Israëls
keerden zich om en hoereerden de Baals na.
De krachtige persoonlijkheid van Gideon had
hen van dit kwaad weerhouden. Nu breekt
de dam door. Weer eeren zp de Baals, weer
ontwaakt de oude lust tot afgoderij. Baal
Berith is een god, wiens naam beteekent
heer des verbonds, bondsbaal, bondsgod. Nu
kan ’t zpn dat zp dezen afgod als hun ver
bondsgod beschouwden in plaats van Jehovah.
Maar liever gelooven wp dat zij hem vereerden,
als den god die ’t verbond onder de menschen
beschermt. In elk geval, is Israël zeer licht
zinnig. Zp zpn groot en vrij geworden door
de overwinning over Baal en nu loopen zp
hem weer na. Pas rust ’t gebeente van Jerub
baal, de Baalstrpder in ’t graf of ze onteeren
zp’ne nagedachtenis, en verbinden zich met
Gideons vp'and. Zp hebben door Jehovah
Ondank-
aan hand,
meer. En
danken en denken hangen nauw samen. Dan
ken komt van denken. Zp vergeten hoe hp
ze verlost heeft van al hunne vijanden van
rondom. En hoe zullen zp dan nog hulde
bieden aan de nagedachtenis van hun Redder
en Richter? Hoe zullen zp wel doen bjj zpn
huis en geslacht. Zp deden geene weldadig
heid bp het huis van Jerubbaal-Gideon. In
dien naam Jerubbaal ligt zpn gansche ver
dienste, zpn gansche levensgeschiedenis opge
sloten. Ondankbaarheid is ’t loon voor al zjjn
arbeid, ’t Behoeft eigenlijk niet meer gezegd,
want een volk dat Baal Berith dient, kan
Jerubbaal niet eeren. ’t Zou schpn en ge
veinsdheid heeten. Want met eigen hand
rafelen zp uiteen wat door Gideon was gespon
nen. Zjj verheffen wat hp neerwierp, worden
bevriend met zpn \jjand.
Deze overgang is één groote wanklank. Zjj
hebben niet gedacht aan den Heere en aan
Gideon. God zal ’t zien en zoeken. Wee ’t
volk, dat zjjn groote mannen niet eert.
Zw. Hoek.
deeld had, had van Houten ook daar wel lust
in, doch hp meende dat het wel onmogeljjk
voor hem zou zjjn, die kweekerjj te kunnen
koopen, en ze te huren, kwam hem wel wat
gevaarlpk voor, wjjl hjj dan ook kans had,
als de huurtjjd verstreken was, weer te moeten
vertrekken, indien er zich moeilijkheden moch
ten voordoen.
En toen hp dit Wolter had meegedeeld,
zeide deze„Ik bemerk wel, baasdat ge nog
altjjd dezelfde zjjt. Gjj ziet altoos en overal
bezwaren, al zjjn ze er ook niet. Dat was vroe
ger zoo, en dat schjjnt nog zoo te zpn. Mjj
dunkt, ge moest alles meer in de hand des
Heeren overgeven, en uw leven zou dan veel
gemakkelpker zjjn."
„Ja, ja Wolter! ik weet het wel hernam
van Houten. „Gjj spreekt evenals mjjn vrouw.
En ik weet ook wel, dat we niet bezorgd mo
gen zpn, maar we moeten toch voorzichtig zjjn,
en ook eens vooruit zien. Te beginnen aan
een torenbouw, zonder te voren de kosten te
overrekenen, is toch ook niet goed, en zorge
loos te wezen is geheel verkeerd. Dat weet je
ook wel, Wolter!"
„Zeker weet ik dat, baas!" sprak Wolter,
„maar er is een groot verschil tusschen zorge-
loosheid en onbezorgdheid. Het eerste is geheel
verkeerd, maar het laatste eischt de Heere be
slist van onsen ik wilde alleen maar, dat g»
III.
Het algemeen bekende liberale blad, de
Nieuwe Rotterdamsche Courant, schreef ook
na de Synode, dat het ’t besluit der Generale
Synode der Gereformeerde Kerken in Neder
land, om uit het bekende art. 36 der Belijdenis
eenige woorden te schrappen, van groote be
teekenis acht. Zp acht het van beteekenis,
omdat hetgeen geschrapt is voor de anti-revo-
lutionairen lastig was, omreden het niet over-
eenstemmig is met hetgeen in de art. 3 en 4
van hun program van beginselen gezegd wordt.
En nu is het voor dit blad, of de belijdenis
naar het politieke program moest veranderd
worden. Doch lang voor dat Dr. A. Kuyper Sr.
het program van beginselen schreef en de
anti-revolutionaire partjj het aanvaardde, als
haar program, was de overtuiging bp de Ge
reformeerden reeds vrp algemeen dat de thans
weggenomen woorden, naar hunne historische
beteekenis genomen, niet uitdrukken wat zjj on
der de bedeeling des Nieuwen Verbonds, in->
zake de roeping der Overheid ten dezen op
zichte gelooven en mitsdien belijden moeten.
Het is dan ook daarom dat de Prov. Synode
van Zeeland vóór jaren aan de Generale Sy
node der Christelijke Ger. Kerken heeft voor
gesteld om deze woorden te schrappen of te
wjjzigen. Deze Generale Synode achtte den
tpd daarvoor echter toen nog niet gekomen
en legde diensvolgens Zeelands voorstel ter
zjjde.
Voorts wjjst het bovengenoemd blad er op
dat Mr. de Savornin Lohman in 1883 gezegd
heeft, dat art. 36 der Belijdenis met genoemd
Program niet te vereenigen was. Dat Mr. de
Savornin Lohman hierop toen wees, is zoo. En
gewis, zeggen wp, had hjj hierin gelpk. Doch
hetgeen de Nieuwe Rotterdammer Courant
daaruit afleidt, is onwaar. Zp zegt dat uit het
schrappen der bekende woorden blijkt, dat de
Schrift niet is een onbedriegeljjk richtsnoer.
De fout toch ligt bjj onze vaderen en mitsdien in
hetgeen zp beleden in art. 36 der Belijdenis
en niet in het Woord onzes Gods. Het werk
der uitnemendste vaderen zelfs is onvolmaakt,
en herziening der Belijdenis was en is
daarom, naar het steeds uitgesproken oordeel
der Gereformeerde Kerken, mogelpk en soms
noodig; doch het Woord des Heeren bljjft tot
in eeuwigheid. De belofte des Heeren, dat
wp de waarheid zullen „verstaan”, er dus als
Kerken gedurig dieper zullen worden ingeleid,
behoud haar kracht en erlangt de eeuwen door
hare vervulling. Het gaat niet aan, zegt
evenwel de Nieuwe Rotterdamsche, wat men in
1618/19 met het oog op de Schrift vaststelde,
te verwerpen op grond dat wp nu in een an
der tijdperk zjjn gekomen.
Het gaat wel terdege aan onjuistheden, die
worden ingezien, te erkennen, weg te nemen
of te verbeteren. Dat deed) ook Mr. de Savor
nin Lohman, geljjk thans erkent wordt in „De
Nederlander”, waarvan hp de hoofdredacteur is.
Tegenover de Nieuwe Rotterdamsche Cou
rant schreef, met het oog op het schrappen
der woorden „Het weren en uitroeien van
alle afgoderp en valschen godsdienst”
De Nederlander in haar nummer van 25 Sept.
1.1. als volgt
„In de eerste plaats merken wp op, dat als
iemand herhaaldelijk en uitvoerig zich over
een of ander punt heeft uitgelaten, men niet
het recht heeft zich op ééne en nog wel de
OF
ii» i'