1.
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
Vrijdag 1 September 1905.
No. 10.
3e Jaargang.
UIT HET WOORD.
146
I
Drukkeruitgever
I
A.
reen
lts
o. 8,
>a.
V A B I A.
i
•X
70 cent.
3 cent.
iden
■k of
ifor-
irkt.
and
van
fPO
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
iden
4%.
T a.8.
Oon-
fge-
SPT.
ding
Jlder
;h.
iamp
onge
Veen
<Z.
iema
neele
re.
lolen
alder
Veen
■eerr.
Ende
id.
leida
eerr.
■eerr.
leida
retee
iis.
eerr.
Iffers
EUN-
EN-,
JEN.
D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
Want ’t is van algemeene bekendheid, hoe verre
weg de meeeten allen band aan het Woord
gebroken hebben. Ligt in ’t verschillend den
ken over ’t Woord Gods dus voor ons een
oordeel opgesloten, waardoor ons bestaan ón
mogelijk is, dan zeker ook niet minder voor
het liberalisme. Want wjj erkennen ’t nog allen
als openbaring Gods, terwijl bij hen dan juist
de strijd gaat over de vraagIn hoeverre zij
’tals zoodanig erkennen.
En toch, dit is slechts bijzaak. Wij stellen
thans de vraag aan de liberale partijwat is
uw uitgangspunt, uw grondbeginsel, uw maat
staf van beoordeeling Daar heeft ieder het ant
woord zoo maar niet klaar op. Uitgangspunt,
zegt de een, ishet volksbelangeen ander
’t heil van den staat.
Aangenomen. Goed, zeg dat zij het daarover
allen eens zijn. Dat willen ook wij. Maar hoe
zullen zij dat bevorderen, in welken weg zullen
zij dat zoeken De een denktdoor het volk
los te maken van alle religie. Een ander zegt
neen, dat kan niet. Maar die stijve orthodoxie
past niet meer voor onzen tijd. Een soort
nieuwerwetsche godsdienst moet er blijven,
geschoeid op de leest van de moderne theo
logie. Een derde zegt: wij hebben met de re
ligie totaal niets te maken. Wij gaan stillekens
voort, stap voor stap. Dan worden de lieden
langzamerhand wel wat verstandiger en ze aan
vaarden eindelijk de vruchten van onzen arbeid.
Nu gunnen wij ieder zijne meening, en wjj
zullen er ons wel voor wachten, aan iemand
het recht te betwisten, om zijn gevoelen open
lijk uit te spreken. Maar wat wij wel doen, is
dit: wij betwisten aan wie zoo verdeeld staan
bij de meest principieele vragen, het recht, om
ons, wanneer wij in bijzonderheden niet een
stemmig zijn, daarvan een verwijt te maken.
Wie dit doet, teekent zijn eigen doodvonnis.
Ik zal dit bewijzen'. Neem aan, er zijn 50
leden van de Tweede Kamer, die het er over
eens zijn, dat de maatstaf van beoordeeling ligt
in de menschel jjke rede. Wanneer het er op
aankomt, verstaan al die mannen daaronder
toch niet hetzelfde. En in de toepassing zal
toch altijd Van Houten over pensioneering van
den arbeider anders denken dan een van de
Vrijzinnig Democraten. Wij zeggen daar niets
kwaads van, wij gelooven zelfs, dat dit niet
anders kan. Maar ’t is niet nobel, als het in
eigen kring zoo is, ons daarvan een verwijt
te maken.
Maar de Sociaal-Democraten dan, zij zijn het
toch altijd eens Zij strijden allen den klasse-
strjjdzijn tegen de brandkast, tegen het ka
pitalisme, en weten geen leeljjker woord dan
bourgeois.
Maar ’t is toch enkel misleiding, dat zij allen
gelijk denken.
Ik noem slechts een paar dingener is ver
schil over of de godsdienst mag bestaan als
privaat zaak, als persoonlijk belang, of niet.
De meest vooruitstrevenden spreken het open
lijk uit, de dag der vrijheid breekt niet aan,
voordat wjj met God en godsdienst hebben ge
broken. ’t Geloof in God is de hinderpaal voor
de doorwerking onzer beginselen. Maar meer
practische lieden, vergulden de bittere pil, zich
uitend, alsof hier alles aankomt op een oeco-
nomisch systeem, waarbij ieder zijn godsdienst
ongeschonden kan bewaren. Wü voor ons weten
tamelijk goed wie de zaak juist beziet, maar in
hun eigen kring werd dienaangaande nog nooit
de vrijheid om van elkander te verschillen be
lemmerd.
Ook waren soms de Soeiaal-Democraten ver
deeld ten opzichte van de bijzondere lagere
school. De een wil vrijheid geven aan de chris
telijke partijen, terwijl uit den anderen hoek
wordt gezegder is eigenlijk maar ééne bruik
bare school, nl. de openbare. En daarom, dwing
frisch blad heeft, die geen enkele edele vrucht
draagt, die de plaats, waar hij staat, ontsiert,
en die geen de minste winste oplevert voor
hem, aan wien hij behoort. Nergens deugt hij
voor, dan om in ’t vuur geworpen te worden
en te verbranden. Zelfs dit teekent nog niet
helder genoeg wat hij is. Hij is als ’t kaf,
dat wegstuift voor den wind. Wellicht weet
gij het, dat de dorschvloeren in het Oosten
open waren en hoog lagen. De wind had al-
zoo gelegenheid om er over te blazen, en zoo-
dra dan ook de wan scheiding gemaakt had
tussehen het koren en het kaf, nam de wind
het laatste op en verstrooide het naar alle
streken. Niemand bekommerde er zich om,
waar het bleef, in welke richting het uiteen
stoof. Het was niets waard, voor geen enkel
gebruik was het dienstig. Bjj zulk kaf woid
de goddelooze vergeleken. Welk een verplet
terend vonnis. Die goddeloozen meenen, dat
zjj een zeer groote beteekenis hebben, die
zondaren stellen zich voor, dat zij heel wat
waarde hebben die spotters meenen, dat hunne
gaven op prijs moeten gesteld worden, alle
onbekeerden van hart en van leven matigen
zich het recht aan om op de lieden wier lust
is in des Heeren wet uit de hoogte neder te
zien, maar hoe zouden zjj schrikken, als zjj
eens recht zien konden, wat zjj eigenlijk zijn.
Wel is het ontzettend, nochtans is het noodig,
dit even in te denken, opdat wij althans ons
wachten voor zulk een oordeel. Waarlijk, het
is geen overdrijving, wat hier staat. Al wat
de zondaar heeft, zal hij hier eenmaal moeten
laten. Meenemen kan hij niets. Alleen moet
hij gaan zonder iets van al wat hij hier het
zijne kon noemen. Het is waar, dat hij mis
schien een uitnemend verstand had, maar wat
heeft hjj er mede verricht Gebruikt om Gods
wet te onderzoeken heeft hij het niet, en evenmin
om natespeuren de wonderen, die zich in de wer
ken des Heeren openbaren. Misschien was hjj in
het bezit van eene nergens voor terugdein
zende wilskracht, maar helaas hij heeft deze
gave niet aangewend om de zonde te bestrij
den, maar gebezigd om zich zelf te bevoordee-
len, om zjjn eigen roem te vermeerderen.
Welke vruchten kan by Gode aanbieden?
Geen enkele. In dit opzicht heeft hjj te ver
geefs geleefd op de aarde. Daarom heeft hjj
geen waarde, geen de minste waarde in het
oog van Hem, die zich door geen schijn laat
misleiden. Vernietigend zal dan ook het von
nis luiden, dat over hem geveld wordt. Goed
zal het zijn, als gij daarop let, en den Heere
bidt, of Hy zelf u een leven geeft, ’t welk
vruchten draagt, die het bewijs leveren, dat er
waarachtige bekeering kwam in uw hart.
Daarom zullen de goddeloozen niet bestaan
in het gericht, noch de zondaars in de verga
dering der rechtvaardigen, omdat de godde
loozen geen leven kennen, dat vruchtbaar is
in goede werken, omdat zjj in alles wat zjj
deden zich zelf op het oog hadden, omdat zij
zich in het geheel niet bekommerden om de
voorschriften, door den hoogen Wetgever hun
gegeven, zullen zij niet kunnen bestaan in de
vierschaar des Allerhoogsten Hier op aarde
voerden zjj een hoog woord, spraken zjj op
een hoogen toon, matigden zich allerlei rechten
aan, snoerden zjj menigeen den mond, maar
dat zal eenmaal geheel anders worden. Als zjj
zich verantwoorden moeten, als zjj rekenschap
zullen moeten afleggen van de beginselen, die
hen dreven, van de daden, welke zjj ten uitvoer
hebben gelegd, van de jjdele spotternijen, welke
van hunne lippen gekomen zjjn, dan zullen
zjj alle hoogheid afleggen, geen woord ter hun
ner verdediging weten te zeggen, ja, dan zullen
diezelfde lieden, die hier zoo welbespraakt wa
ren, beschaamd staan. Ondrageljjk zal het hun
zjjn te moeten staan voor hun Rechter en
BEGINSELEN.
in.
Ik ga mjj nu een oogenblik plaatsen op het
standpunt der andere politieke partijen. Wjj
zien eens rond, en luisteren naar hetgeen ge
zegd wordt. Licht verwacht gjj, dat allen het
hier onderling volkomen eens zjjnhier moet
de schoonste harmonie zjjn, door geen enkele
wanklank ontstemd. Immers, verschil van in
zicht werd van die zijde ons kwaljjk genomen.
Maar span uwe verwachting niet te hoog.
Want de teleurstelling zou al te groot worden.
In plaats van eenheid is hier niets dat er op
geljjkt. Men maakt er ons een verwjjt van, dat
wij niet allen geljjk denken over Gods Woord.
Eilieve, zoo vraag ik, doet gjj dat wel Waarom
zwjjgt gjj er niet geheel van, zooals gjj zegt
te moeten en te zullen doen Is ’t ook omdat
het klavier van de volksconscientie zoo des te
beter te bespelen is Zjjn er ook nog in uw
eigen kring, die het niet verdragen kunnen,
zoo gjj hun het Woord Gods ontrukt?
Ik hoor het telkens weer verhalen, en neem
het aan.
Maar dan is zeker dienaangaande het verschil
in zulk eene partjj veel dieper dan bjj ons.
doen verdorren? Welneen,
teistert zjjne takken, ook
oostersehe zon bereikt hem.
staat zjjn voorrecht, dat de
schade doet, en
veroorzaakt.
een wijs man heeft eene geschikte plaats voor
hem uitgekozen, hjj staat aan waterbeken.
Het kan in die landen zoo droog zjjn, en als
een boom geen toevoer van sappen krjjgen
kan, beginnen zjjne bladeren te verdorren, zjjn
bloesem valt weg, zonder dat de vrucht zich
gezet heeft, heel den zomer door kwjjnt zjjn
leven, en instede van eene lust voor het oog
te zjjn, is hjj een bewjjs van armoede en ge
brek. Maar deze boom bljjft frisch en groen,
zjjne knoppen zwellen, en in den bloeitjjd
pronkt hjj en is een sieraad voor het oog. Ook
in ’t vervolg bljjft zjjn leven rjjk en als de
tjjd daar is, waarop de vrucht behoort rjjp te
zjjn, komt de eigenaar niet te vergeefs, want
de oogst, welke hjj oplevert is geheel over
vloedig. Heerljjk en smakeljjk is de vrucht,
welke men van dezen boom plukt. En dit
alles moet toegesehreven worden aan het
levende en frische water, dat hem aldoor
voedt, want zelfs als eens eene enkele beek
uitdroogt, dan hebben de andere oog water in
overvloed. Schoone beeldspraak. Zoo is het
met den man, wiens lust is in des Heeren
wet, en hjj overdenkt Zjjne wet dag en nacht.
Zeker ook hjj heeft zjjne tjjden, waarin de
stormwinden der tegenspoeden zich tegen hem
verheften, waarin de hitte der beproeving zjjn
deel is, maar zjj doen hem geene schade, zjj
knagen niet aan zjjn leven, zjj benadeelen
geenszins zjjne vruchtbaarheid. In dagen van
moeite, van verdriet, van wederwaardigheden
ontbreekt het hem niet aan de noodige voeding
voor zjjn leven, en daardoor kan hjj elk tjjd-
perk van tegenheden te boven komen. Hjj
groeit zelfs op in ramp en tegenspoed. Het
gaat hem wel; ’t gelukt hem, wat hjj doet,
Gansch anders is ’t met hem, die het kwaad
bemint, hjj is als een dorre boom, die geen
Want hij zal zijn als een boom, ge
plant aan waterbeken, die zijne vrucht
geeft in zijnen tijd, en welks blad niet
afvalt en al wat hij doet zal wel geluk,
ken. Alzoo zjjn de goddeloozen niet,
maar als het kaf, dat de wind henen,
drijft enz. Ps. 1 36.
Met duideljjke woorden heeft de dichter eene
beschrjjving gegeven van den man die welge
lukzalig is. Wie deze teekening nauwkeurig
gadeslaat, behoeft zich niet te vergissen. Eerst
toch schetst hjj zoo helder mogeljjk den mensch
die het niet is, en daarna toont hjj ons het
kenmerk, waaraan men den gelukkige kennen
kan. Nu gaat hjj voort en laat ons zien,
waarin dit geluk bestaat. Deze man zal zjjn
als een boom, geplant aan waterbeken, die
zjjne vrucht geeft in zjjnen tjjd en welks blad
niet afvalt, en al wat hjj doet zal wel geluk
ken. Menigmaal wordt, in het O. T. een
rechtvaardige vergeleken bjj een boom, en dit
is geen wonder. Ook wjj stellen een boom op
prjjs, welke ons door zjjne schoone gestalte be
koort, door zjjn prachtigen bladerdos aantrekt
en door zjjne saprjjke vrucht verrjjkt. Bjj een
oosterling echter staat de boom nog hooger
aangeschreven, wjjl de boom hem nog veel
meer verschaft dan ons. Hier wordt niet van
dezen of genen bepaalden boom gesproken,
maar in het algemeen van een vruchtboom.
Wat is het groote voorrecht, dat aan dezen
boom te beurt valt? Bestaat het hierin, dat
hjj beschut staat tegen de winden, welke zich
nu en dan verheffen? Wordt hjj niet bloot
gesteld aan de felle zonnestralen, welke zooveel
ook de storm
de gloed eener
Maar hierin be
wind hem geen
de warmte hem geen nadeel
Hoe dit komt? Hjj is geplant,
Heer, en Hjj wien alle eere, aanbidding en
dankzegging toekomt, zal hen dan ook niet
dulden in zjjne tegenwoordigheid.
In de vergadering der rechtvaardigen zullen
zjj het zelfs niet uithouden. Het zal hun daar
te bang zjjn. De lucht, welke hen daar om
ringt, zal hun te drukkend wezen, en de
atmospheer, waarin de rechtvaardigen ademen,
zal benauwend op hen werken. Aldaar zullen
zjj het niet kunnen uithouden. Het gezicht
dier rechtvaardigen zullen zjj niet kunnen ver
dragen. Daarom is het zulk eene gewaagde
onderneming, wanneer onbekeerde zondaren
hier in het midden van de vergadering der
rechtvaardigen willen zjjn, want op den duur
zal het voor hen geen plaats zjjn. Ieder heeft
derhalve de dure roeping om voor zich zelf
nauwkeurig toe te zien, of hjj metterdaad bjj
de rechtvaardigen op zjjne plaats is.
Want de Heere kent den weg der recht
vaardigen. Het is haast niet mogeljjk om de
rjjke beteekenis van het woord weder te geven,
dat in onze taal overgezet is door kennen. De
Heere heeft een welgevallen aan dien weg. Hjj
kent dien weg in liefde. Hjj waardeert, Hjj
houdt dien weg in achting. Maar de weg der
goddeloozen zal vergaan. Wanneer een schip
de golven klieft, kunt gjj eenige oogenblikken
later nog zien, waarlangs het gegaan is, doch
dit duurt niet lang, want even later is er geen
spoor meer van te ontdekken. Op deze wijze
is het met den weg der goddeloozen. Er bljjft
niets van over. Niets laat hjj na. Zelf zjjn de
goddeloozen als het kaf, dat de adem der
winden verstrooit, en hun weg verdwjjnt ge
heel en al. De rechtvaardige daarentegen
bljjft waarde houden, en hun weg zal zjjne
beteekenis nooit verliezen. Vandaar is het te
verklaren, dat zjj steeds gaarne hun weg over
denken, wjjl zjj op dien weg Gods uitreddende
macht zoo menigmaal ervaren hebben. Vandaar
dat zjj ook zoo gaarne hun’ weg aan anderen
vertellen, wjjl zjj het weten, dat dit voor ande
ren zoo nuttig kan zjjn. Welk een geluk ligt
er in ook voor u, indien gjj tot het getal der
rechtvaardigen behoort, dat de Heere uwen
weg kent. Die weg moge soms moeiëljjk zjjn,
op dien weg moge het soms donker wezen, ja
al was het eens waar, dat niemand uwen weg
kent, dit zjj uwe vertroosting, de Heere kent
hem, en Hjj zal hem in waarde houden.
Bouma.
I
i Kerkblad
Zeeuwse