Weekblad
voor
1.
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. W. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
Vrijdag 18 Augustus 1905.
No. 8.
8e Jaargang.
i
UIT HET WOORD.
46
Drukker-Uilgever
A.
VARIA.
urg.
[JN
heid
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
ontv,
)esink
im.
Jonge
Veen
isema
Berg
holen
ulder
LIN
EN-,
EN.
D. LITTOOIJ Az
MIDDELBURG.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
A E Br I> U M
Generale Synode der Gereformeerde Kerken,
te houden te Utrecht
G. Diakonaat.
II. Verzorging van Emeriti-predikanten,
Predikants-Weduwen en -Weezen naar Art.
13 Kerkorde.
Ps. I 1.
70 cent.
3 cent.
I
ind-
van
PO-
Eeida
Leerr.
Leen.
Heids
itinge
del.
onner
ïlffen
Enkele nummers
Welgelukzalig is de man, dieniet
wandelt in den raad der goddeloo-
zen, noch staat op den weg der
zondaren, noch zit in het gestoelte
der spotters.
Zeeuwsch Kerkblad
de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
van 15 regels 30 eent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
b. dat by korten diensttijd, gebleken be
hoefte (zie het slot van 1b, c en d) niet maar
„de Kerkeraad zal beslissen in hoeverre de
gestipuleerde uitkeering te verhoogen zij”,
maar in elk geval bepaalde minima aan de
betrokkenen behooren gewaarborgd te zijn en
deze minima althans niet lager worden gesteld,
dan reeds door de Generale Synode van Mid
delburg werd bepaald
e. dat het volle emeritaats-tractement tijdens
de vacature door de kerk zelve worde uitbetaald
d. dat de Generale Synode voor den goeden
gang van zaken voor het beheer der generale
kas benoeme 10 deputaten, aan te wijzen door
elke provincie één, die in last hebben, telken
jare den rooster vast te stellen, naar welke elke
provincie zal worden aangeslagen in de onkos
ten voor de generale kas, en die er tevens
naar staan, dat de onregelmatigheden in de
wijze van heffing in de provinciën worden
weggenomen.
5. De Provinciale Synode van Drente advi
seert, om het Rapport in zake de uitvoering
van art. 13 K. O., onder dankzegging aan De
putaten ter zijde te leggen en besluit, aan
de Generale Synode voor te stellente beslui
ten tot eene algemeene kas, welke hare mid
delen verkrijgt uit een omslag over de pro
vinciën enz. en waaruit alle Emeriti-predikan-
ten, Predikants-weduwen en -weezen gelijke
lijk worden verzorgd.
ie bewaren. En als eenmaal de eerste stap ge
daan is gaat hy licht verder, en wat zou hem
beletten om zich ook eens te vertoonen in het
gezelschap der spotters, hjj is niet zoo klein
zielig om hen geheel te vermijden. Hy voert
uit wat er in zjjn hart was, en als de spotters
hem zien, heeten zjj hem welkom, schuiven
hem een stoel toe, en hy neemt plaats in hun
midden. Daar zit hy, hy doet mee, en ten
leste heeft hij alle schaamte verloren, en wordt
op zyn beurt iemand, die anderen, welke nog
niet recht durven, aanmoedigt om den dries
ten sprong te wagen. Wilt gjj derhalve nooit
zitten in het gestoelte der spotters, nooit wan
delen op den weg der zondaren, dan moet gij
nooit ingaan tot den raad der goddeloozen,
nooit hunne beginselen omhelzen, nooit hunne
opvattingen aanvaarden. Wjj moeten dit wel
inzien, dat wy ons hart boven al bewaren
moeten, dat wy de wacht moeten betrekken
by de uitgangen van dat hart en niet toelaten,
dat eene verkeerde levensbeschouwing er bin
nen dringe. O het nadeel, dat daaruit voort
vloeit, is zoo groot, en ieder versta dit toch
grondig. Geloof niet, wat de goddeloozen pre
diken, geloof niet dat de zondaren en spotters
gelukkig zyn. Zy zyn het niet, zjj kunnen het
in dien weg nooit worden. Welgelukzalig is
de man, die niet wandelt in den weg der god-
.^loozen, noch staat op den» weg der zondaren,
noch zit in het gestoelte der spotters. Zoo oor
deelde de dichter, zoo oordeelt de kerk van
alle eeuwen, zoo oordeelt de Onfeilbare. Oor
deelt gy ook zoo Ja, handel er dan ook naar.
Bouma.
Het is bekend, dat onze psalmbundel vyf
deelen bevat en men meent, dat dit toegeschre
ven moet worden aan het feit, dat de wet van
Mozes bestaat uit vyf boeken. Nu begint het
eerste deel blijkbaar met den tweeden psalm,
en eindigt by den éénenveertigsten. Psalm één
behoort aan den geheelen bundelhy is de
inleiding op allehet voorportaal van het
schoone gebouw, het voorspel van de machtige
muziek, welke wy beluisteren. Welk een groot-
schen indruk maakt dadelijk die forschetoon:
Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in
den raad der goddeloozen, en hoe lokt hy ons
uit om naar alle te luisteren. Het is dien ten
gevolge zeer goed, wanneer wy aan de neiging
toegeven om het geheel in oogenschouw te
nemen, maar het kan ook zyn nut hebben op
elke schoonheid afzonderlijk te wijzen.
De dichter herinnert hier aan drie onder
scheiden soorten van mensehen. Wy deelen
de mensehen ook wel eens in twee bepaalde
soorten door te spreken van wedergeboornen
en onwedergeboornen en dit heeft recht van
bestaan, doch het heeft ook zjjne waarde, wan
neer men let op de verschillende schakeerin-
gen, welke er zyn in elke soort. Zoo teekent
de zanger ons het verschil, dat er by onbe-
keerden op te merken valt. Allereerst noemt
hy goddeloozen, en denkt daarbjj aan mensehen,
die zich in hun binnenste losgemaakt hebben
van den God huns levens, en die in hunne
overdenkingen geen rekening houden met Gods
getuigenissen. Zulke lieden hebben een raad,
eene levensbeschouwing, maar zy hebben deze
zelf gevormd, geljjk zy het goed vinden. On
der hen zyn knappe mannen, die niet by de
verschijnselen staan bljjven, maar zoeken tot
de oorzaken door te dringen en tot de kracht,
welke alles in beweging zet. Zij zyn dus ver
van oppervlakkig en onthouden zich van in
het oog loopende zonden. Zy hebben een eigen
maatstaf, waarnaar zy alles beoordeelen en
hunne gedachten in passende vormen kleeden.
Daardoor kunnen zjj hunne meening verbrei
den, en doen dit ook. Het kan wel niet anders
of hun woord vindt weerklank in menig hart,
en velen huldigen de levensbeschouwing,
welke zy er op na houden. Op deze wjjze vor
men zij eene macht, welke op de voorstellingen
van velen den stempel drukt.
Dan spreekt hjj van zondaren, en verstaat
daardoor mensehen, die aan de lusten des
vleesches toegeven, de begeerlijkheden voeden
en tot de uitgieting der overdadigheid,geraken.
Hoewel wy allen zondaren zyn, toch noemt de
H. Schrift met nadruk sommigen bjj dezen
naam. Nu welke de weg van deze zondaren is,
behoeft gij niet te vragen, want welke weg
zou dit anders moeten zyn dan de weg der
hoererij en echtbreuk, van diefstal en eereroof,
van lastering en sabbatsschending. Een leven
in openbare zonden ziedaar de weg van deze
lieden. Zjj zyn geen huichelaars, zy dragen
geen masker, zy komen er voor uit, wat zy
zjjn, zjj steken het niet onder stoelen of ban
ken, neen, zy willen het wel weten, dat zij
aan ’s Heeren wet zich niet storen, maar doen,
wat goed is in hunne oogen. Zondaren zyn zy,
en daarin stellen zy eene eere, zy bemoeien
zich niet met wat de zedemeesters leeren, en
daarvoor schamen zy zich niet. Waartoe zou
“men zich dwingen in een keursljjf, waartoe
zich teugels laten aanleggen, dat ieder leve,
Als slot laten wy thans afdrukken wat onder
de letters C en H van het Agendum voorkomt.
De letters IR handelen voor het meeren-
deel over minder belangrijke punten.
Littooij.
waardeerende den arbeid van Deputaten der
Arnhemsche Synode in zake de uitvoering van
art. 13 D. K. O., zonder nochtans het in het
Rapport nitgesprokene in alles als conform
den eisch van dit art. te kunnen aanvaarden,
aanvaardt uit dit Rapport de volgende begin
selen
a. dat de verzorging van Emeriti-Predikan-
ten (als zoodanig onderscheiden van de Predi
kanten, die volgens art. 11, 12 en 14 K. O.
uit den dienst eener kerk of wel uit den ker-
kedienst in ’t algemeen ontslagen zyn) en de
verzorging van Weduwen en Weezen van Pre
dikanten, die als Emeriti of als nog dienst
doende overleden zyn, evenals de verzorging
van dienstdoende Predikanten met hunne ge
zinnen en om gelijksoortige redenen, geen werk
van barmhartigheid is, maar een recht van de
betrokken personen en een plicht van de be
trokken kerken
b. dat dit recht op pensioen evenals het
recht op tractement niet is een reeht op ver
zorging met eenzelfde finantieel bedrag, maar
dat het uitgekeerde pensioen, om aan den eisch
van art. 13 D. K. O. te beantwoorden, toch
in elk geval geheel in den nooddruft der be
trokken personen moet voorzien
e. dat de verplichting tot uitkeering van
tractement, rust op de plaatseljjke kerk aan
welke de Predikant, die voor zieh of voor zjjn
gezin daarop aanspraak heeft, verbonden is,
of (indien hjj nog dienstdoende kwam te over
lijden) laatstelijk verbonden wasen
d. dat de kerken gezamenlijk inzake deze
verzorging naar art. 13 toch een bijzondere
zedeljjke verplichting hebben, niet alleen ter
wille van het kerkverband, maar ook uit hoofde
van het meer algemeen karakter van des Die
naars ambt, en eveneens wegens onderschei
dene verplichtingen van en bepalingen omtrent
de Dienaren des Woords, uitgedrukt in de
artt. 10, 12, 14, 41 en 44 D. K. O.
Wat betreft het eigenljjk voorstel der De
putaten adviseert de Provinciale Synode tot
aanneming daarvan, met dien verstande
a. dat by de berekening van het pensioen
(zie 1b) niet alleen het eigenlijk gezegde trac
tement, maar óók het genot van pastorie, ver
goeding van huishuur, enz. in aanmerking komt,
zoo dat daarvan bjjv. 20 pCt. op het trac
tement wordt gelegd
zooals het hem behaagt, dat is hunne leus,
dat is hunne moraal.
Eindelijk spreekt hjj nog van spotters, een
naam, die ieder kent. De gave der spotternij
is ook eene gift, welke afdaalt van den Vader
der lichten, het vermogen om iets belachelijk
te maken is niet uit den mensch, maar uit
God. Uitnemende diensten heeft dit vermogen
bewezen. Denkt maar eens, hoe Elia de Baals-
profeten op den berg Karmel ten toon stelde en
hun invloed vernietigde door zjjn snjjdend,
spottend woord. Maar deze lieden hebben het
vergeten, waartoe zjj deze gave ontvingen. Zij
gebruiken haar in den dienst der zonde, want
zjj kiezen het heilige tot een voorwerp van
hunne spotternij. Zjj geven God en den Bjjbel,
den hemel en de zaligheid, de kerk en ’s Hee
ren volk aan de belaching prjjs. Zjj willen den
invloed van wat heilig is vernietigen en ge
bruiken daartoe dit machtig wapen. Zjj ken
nen niets van dien schroom, die zelfs de hei
ligste mannen vervulde, als deze hunne oogen
ophieven tot den driewerf Heilige, of als zy
hun hart openden voor de woorden, die de
Geest tot de gemeente sprak. Voor hen staat
alles geljjk, en zjj meenen, dat zjj doen kun
nen Wat zjj willen. Het is hun niet genoeg,
dat zjj zelf het heilige verachten, neen, zjj
wenden alles aan, dat ook anderen met hen
mededoen. Daartoe zitten zjj bjj elkander en
vormen een gezelligen kring.
Zjjn deze goddeloozen, deze zondaren, deze
spotters gelukkig, hebben zjj verkregen de
blijdschap, waarnaar ons hart dorst, vonden
zjj, wat heel ons geslacht noodig heeft? Wij
mogen dit wel vragen, met ernst onderzoeken,
met jjver nagaan. Immers het kan schjjnen,
dat zjj het verkregen hebben, want zjj verkon
digen het luide, hoe uitnemend hun raad, hoe
gemakkeljjk hun weg, hoe genoegeljjk hunne
spotternjj is. Zjj stellen het voor, dat zjj de
bronnen der vreugde hebben ontdekt, en zjj
noodigen allen uit om van deze wateren te
drinken. Laten wjj voorzichtig zjjn, wjjl hunne
taal zoo opwekkend en verleidelijk klinkt. Hoe,
menigeen heeft naar hunne uitspraken geluis
terd en is bedrogen uitgekomen. Wanneer
jeugdige mensehen van hunne kindsheid af
onderwezen zjjn in de vreeze en de vermaning
des Heeren, dan zullen zjj zich afkeeren van
hen, die met heilige dingen den spotdrjjven;
zjj kunnen het niet uitstaan, zjj willen er niet
aanook staat de weg der zondaren hen tegen,
de brutale vertreding van goddeljjke wetten
hindert hen, en zjj keuren het af, dat een
menseh, die toch naar Gods beeld geschapen
en voor de eeuwigheid bestemd is, leeft naar
de spreuk laat ons eten en drinken en vroo-
Ijjk zjjn, want morgen sterven wjj. Maar weet
gjj, voor wie zjj op hunne hoede moeten zjjn,
voor wie zjj zieh te wachten hebben? Voorde
goddeloozen en hun raad. In schoone vormen
wordt hunne levensbeschouwing voorgesteld,
in beeld en woord verbreid, de zonde verschijnt
in eene bekoorljjke gedaante, en o het is zoo
aantrekkeljjk om eens even te luisteren, want
het streelt elk zondig hart, wanneer er zoo
vrjj over de zonde gesproken wordt. Wie nu
eenmaal zjjne ziel voedt met der goddeloozen
beginselen, het kan niet anders of hjj zal spoe
dig, zelfs eer hjj het weet, zjjne voeten zetten
op den weg der zondaren, doordien hjj van
lieverlede in zjjn binnenste brak met de vreeze
des Heeren, en uit zjjn hart verloor den eer
bied jegens den Gods des Verbonds. Hjj vond
de levensbeschouwing der goddeloozen goed,
en nu eenmaal dergeljjke beginselen eene plaats
gevonden hebben in zjjne ziel, heeft de zonde
ook niet meer dat afschuweljjk karakter in zjjn
oog. Een zeker gevoel van schaamte mag hem
nog eenigen tjjd weerhouden, op den duur is
dit niet machtig genoeg om hem voor de zonde
VAN DE
op Dinsdag 22 Augustus en volgende dagen.
I. De Provinciale Synode van Gelderland
vraagt, of de Generale Synode hare aandacht
wil schenken aan een juiste verklaring in zake
het Diaconaat, zooals het voorkomt in Art. 36
Ned. Gel. Bel. en in Art. 38 van de Kerken
orde.
1. Rapport van Deputaten voor de Generale
Kas tot hulpbetoon aan de Kerken, die hunne
verplichtingen niet kunnen nakomen jegens
haar Emeriti-Predikanten of jegens Weduwen
en Weezen barer overleden Predikanten.
Rapporteur: Ds. J. A. Goedbloed.
2. Rapport van Deputaten voor advies in
zake eene nieuwe regeling van de verzorging
van Emeriti-Predikanten, Predikants-Weduwen
en -Weezen, naar art. 13 K. O.
RapporteursDs. J. H. Donner en Ds. W.
B. Renkema.
3. De Provinciale Synode van Groningen
handhavende het beginsel in art. 13 D. K. O.
verklaart het concept desbetreffende onaanne
melijk en stelt aan de Generale Synode voor,
in deze zaak, wat de quota betreft, te bljjven
bjj wat de Synode van Middelburg vaststelde,
met dien verstande, dat de regeling aan de
provincies worde overgelaten.
4. De E’rovrnciale Synode van Friesland
i.
j-i'.