I n Jp I1 FEUILLETON. Gods weg is in het Heiligdom De familie van Houten V A K I A. 18) 1) Voorkomende in de vermelde verkla ringen”. ar ze ac wj on dt sc sa en te wi he v e w ri h h u s 5 2 l 5 1 C 1 s door P E K A H. C. 1. zake van V. Ie, zy nu V. Verschillend bezoek. „Dat laatste is in ’tgeheel myne gewoonte niet, en dat doe ik dus hier ook niet. En wat het eerste betreft u van uwe dwalingen te overtuigen, ik heb al gezegd, dat het een onbegonnen werk is, een poging zelfs nog maar te wagen, eigenwijze menschen tot andere in zichten te brengen. Zulke menschen willen een voudig niet overtuigd worden. Ik heb heel goed begrepen, dat ik hier niets kan uitrich ten „Maar ik meende altijd, dat toch een leeraar wel tegen eenvoudige menschen opgewassen was, om hen tot overtuiging te brengen, merkte van Houten aan. Doch nu kon ds. van Baren zijn drift niet langer meer bedwingen, en barsch sprak hy „Eigenwijze menschen zyn geen eenvoudige menschen. Als gij meent, dat ge ’t beter weet, dan wensch ik u geluk met die meening. Doch ge zult van mij geen last meer hebben, en toe. Geen verzet, ook van de zijde van zijn eigen volk, kon zyn zegevierenden tocht be lemmeren. Met blijdschap kan hij zich wenden, want Jehova is zijn sterkte en kracht. Hij is bevonden eene hulpe in benauwdheden, een God, die redt in ’t bangst gevaar, een koning over de gansche aarde, wiens naam is Heere der heirscharen. Zw. moeten omverwerpen. En daarvan gevoelt men dan ’t pijnlijke niet. Tucht en straf eischen wijs beleid, en hebben ten doel niet te kwetsen, maar diep te raken, te treffen, te vernederen, en indien ’t mogelijk is, te behouden voor den Heere. Gideon van Deputaten voor het geval het ontstaan eener vacature onder de de Theol. School. c. dat de Vereeniging voor Hooger Onder wijs op Gereformeerden grondslag te Amster dam de verplichting worde opgelegd, voortaan rekening en verantwoording te doen aan de steeds eerstvolgende Generale Synode der Ge reformeerde Kerken van de door de Generale Synode toegestane en door de Gereformeerde Kerken ten behoeve der Theologische Facul teit der Vrije Universiteit gehouden collecten. 8. Schrijven van leden der Gereform. Kerk van Hillegom bevattende dezelfde verklaringen en voorstellen als die, welke voorkomen in de brieven uit Delft, Voorburg, ’s Gravenzande en Gouda sub 7 vermeld. 9. De Provinciale Synode van Zeeland stelt voorDe Generale Synode noodige de Vrije Universiteit uit, voortaan aan elk der voor de opleiding aan hare Theologische Faculteit Ondergeteekende meent vele lezers van ons Kerkblad te dienen door het Agendum van de Generale Synode te doen afdrukken en alzoo ter hunner kennis te brengen en hen te doen meeleven. Wat onder de letters A, B en C gemeld wordt, laten wij thans in zijn geheel hier volgen. D. V. hopen we de volgende week het overige, in ’t kort saamgevat, mede te deelen. De namen der afgevaardigden namen we reeds vóór eenige weken op. is nu zoo erg niet voor ons, want wij kennen hem wel. Maar vooj iemand, die dan zoo voor ’t eerst eens met ons gezelschap kennis maakt, zooals je man, is dat niet zoo aangenaam, zie je, m’n lieve menschhet is zoo’n wonderlijke man. Hij is met „licht en dicht“ ook tevreden. En ik heb dat heel anders leeren kennen. Hij staat altijd zoo hoog, je man zal je dat wel verteld hebben. Maar wij vertrouwen dien schipper niet goed. ’t Is toch maar, zooals de dichter zingt: „Uit diepten van ellenden/niet waar, van Houten „Zeker juffrouw!' antwoordde van Houten. „Ik heb over het gehoorde van gisterenavond al veel nagedacht, en ik begin hoe langer hoe meer te gelooven, dat het toch wel wat ge vaarlijk is om veel te roemen. Het kan zoo licht leiden dat gevoel ik nu zoo goed tot zelfverheffing. Vrouw van Houten zag wel een weinig vreemd op, toen zij deze woorden van haren man hoorde, en zei de„Als de Heere ons stof geeft om te roemen, mogen wij toch niet kla gen, want dat is miskenning of op zijn minst geringschatting, van des Heeren zegeningen. Als de Heere ons uit diepten van ellenden verlost heeft, en ons aanvankelijk in de ruimte gesteld heeft, mogen, ja moeten wij dit toch ook wel erkennen, en in die weldaden mogen wij dan ook roemen. Maar het spreekt vanzelf daarom nogmaals ik groet u En met een paar groote stappen was ds. van Baren de woning van Van Houten uit. „Een wonderlijk manzeide van Houten. „Ja Gerardeen vreemd predikant, heel an ders dan onze goede oude ds. Gradus”, sprak zjjn vrouw. Terwijl van Houten en zijne vrouw over deze ontmoeting nog met elkander spraken, werd er gescheld, en juffrouw Mejjer trad binnen. „Ik heb beloofd u eens te zullen opzoeken, en nu wilde ik die belofte ook maar eens ver vullen', sprak zij. „Ik had juist een boodschap in deze buurt, en nu dacht ikik ga eens hooren, hoe het van Houten bevallen is giste renavond „bij het boertje'. En ik tref het nu ook waarlijk goed, dat ik u thuis vind, van HoutenWy hebben gisterenavond nog wel met een enkel woord er samen over gespro ken, doch de tijd was zoo kort, en ik wilde er gaarne nog eens iets meer van weten, en vooral ook, of ge over een en ander ook nog eens nagedacht hebt.' En zich tot vrouw van Houten wendende, vervolgde zij„O, m’n lieve menschhet was er toch gisterenavond weer zoo goed. Je man zal het je ook wel al verteld hebben. Maar ’t was eigenlijk wel wat jammer, dat de schipper er gisterenavond ook was. Die is er gelukkig altoos niet. Die man heeft ge woonlijk nogal wat tegen te spreken. En dat AGEVDin Generale Synode der Gereformeerde Kerken te houden te Utrecht op Dinsdag 22 Augustus en volgende dagen. A. Bediening des Woords en der Sacra menten. 1. De Provinciale Synode van Groningen vraagt naar aanleiding van een concreet geval, of een kind in onecht geboren uit eene ge ëxcommuniceerde moeder, maar door leden der Gemeente als hun kind aangenomen, mag ge doopt worden. 2. De Provinciale Synode van Z.-Holland besluit door te zenden naar de Generale Sy node de vraag van de Classis RotterdamOf de onmondige kinderen van hen, die zich aan de Gemeente onttrekken, en die van geëxeom- municeerden, nog beschouwd moeten worden als tot de Gemeente te behooren. 3. Verzoekschrift van de geloovigen van Gereformeerde Belijdenis te Gent om hulp, ten einde te komen tot rechte kerk-institueering. 4. De Provinciale Synode van Gelderland verzoekt de Generale Synode, hare medewer king te willen verleenen voor den arbeid in de Rhjjnprovincie, bepaaldelijk voor die te Duis burg, en benoeme daartoe twee of meer de putaten met het oog op het groot belang voor de aldaar verblyfhoudende Nederlandsche leden behoorende tot de Gereformeerde Kerk. -treft” B. Opleiding tot den Dienst des Woords. 1. Rapport van Curatoren der Theologische School. Rapporteurs 2. Rapport van Hoogleeraren aan Rapporteur 3. Rapport van Deputaten voor de oefening van het verband tusschen de Gereformeerde Kerken en de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit te Amsterdam. RapporteurDs. P. J. W. Klaarhamer. 4. De Provinciale Synode van Overijssel betreurt het besluit van de Arnhemsche Sy node tot het vaststellen van een tweede col lecte voor de Vrije Universiteit met het oog op de omstandigheden. 5. De Provinciale Synode van Gelderland stelt aan de Generale Synode voor, hare af keuring uit te spreken over het streven, sinds geruimen tijd tot groote ontstichting en schade der kerken leidend, om geheel het ker kelijk leven en inzonderheid de verkiezing van ambtsdragers en van afgevaardigden naar de meerdere Vergaderingen te laten beheerschen door het verschil van meening, dat er bestaat ten opzichte van „de kerkelijke kwesties” onzer dagen. 6. De Provinciale Synode van Z.-Holland betreurt ten zeerste, dat „de Opleiding tot den Dienst des Woords” in onze Gereformeerde Kerken tot een twistappel geworden is, en dat men nog steeds voortgaat, geheel het kerke lijke leven door deze zaak te laten beheerschen. Zy stelt voor, dat de Generale Synode hare afkeuring uitspreke over de soms onbroeder lijke wijze, waarop zonen van hetzelfde huis elkander in de Pers bestrijden en over de ver keerde inmenging van Broeders buiten de plaatselijke Kerk in alles wat het kerkelijk leven aangaatdat zy opwekke tot betoon van onderlinge liefde, ook daar, waar men in som mige opzichten van elkander verschilt, terwijl de. Provinciale Synode haar het licht en de wijsheid des Heiligen Geestes toebidt, om in de verschillende zaken, die in verband staan met den strijd, welke in den boezem der Ker ken gestreden wordt, te oordeelen, zooals het meest kan strekken tot de eer van God en tot bevordering van den onderlingen vrede. 7. De Synode van Z.-Holland zendt drfor aan de Generale Synode een schrijven van le den der Geref. Kerk te Delft, van leden der Geref. Kerk te Voorburg, van leden der Geref. Kerk te ’s Gravenzande en van le den der Geref. Kerk te Gouda (A), bevattende a. geheel eensluidende verklaringen en b de navolgende voorstellen a. De Generale Synode herroepe de onrecht matige besluiten (zie punt 1, 2 en 3 van C bovengenoemd) 1) door de Generale Synode te Arnhem in 1902 genomen, en óók die met be trekking tot de inlijving der Theologische School te Kampen bij de Theologische Facul teit der Vrije Universiteit te Amsterdam b. de Generale Synode spreke zich duidelijk uit, dat zjj van zins en willens is, na te leven het door allen by de vereeniging der beide kerkgroepen in 1892 voor Gods aangezicht aanvaarde beding, luidende„Wat de oplei ding tot het leeraarsambt betreft, oordeelt de Synode te moeten handhaven het beginsel, dat de Kerken geroepen zyn, een Eigen Inrich ting tot opleiding barer leeraren te hebben, ten minste wat de godgeleerde vorming be- dat wij daarin dan niet onszelven mogen ver heffen, of in onszelven mogen roemen, maar alleen in den Heere, die ons die weldaden schonk „Ja maar, m’n lieve mensch!' viel juffrouw Meijer haar in de rede„je weet toch wel, dat de Apostel zegtde roem is uitgesloten „Ik zeg ook niet,' merkte vrouw van Hou ten op, „dat wij in ons zei ven iets bezitten, maar alleen, dat we in de weldaden mogen roemen, die de Heere ons schenkt. En wan neer Hij ons nu in het licht geplaatst heeft, dan mogen wy niet klagen alsof we in de duisternis zitten' „Doch we mogen toch wel ernstig onder zoeken of we wel waarlijk in het licht geplaatst zijn, vrouwtje zeide van Houten. We moeten toch voortdurend onszelven onderzoeken.' Dit spreek ik ook niet tegen,' antwoordde zijne vrouw. „Het is de eisch van Gods woord „Onderzoekt uzelven of gij in het geloof zjjt.“ En wanneer wy nu dat geloof in ons bevin den, dan mogen wij toch in het geloof roe men, en er God voor danken, dat Hij door Zijnen Geest dat geloof in ons heeft gewerkt' „Maar m’n lieve mensch! er zyn zooveel droggronden en daaraan moeten wij telkens weer ontdekt worden;' viel juffrouw Meijer in. „Ook dat spreek ik niet tegen', hernam vrouw van Houten. „Het is ook voortdurend collecteerende Kerken jaarlijks een verslag toe te zenden. 10. Van den Kerkeraad der Gereformeerde Kerk van Amersfoort (A) een bezwaarschrift „tegen het op de Synode van Arnhem 1902 genomen besluit van een tweede collecte voor de Theologische Faculteit der Vrije Universi teit”. 11. Van den Kerkeraad der Gereformeerde Kerk te Kampen een „protest tegen de tweede collecte voor de Theologische Faculteit der Vrije Universiteit te Amsterdam, door de Ge nerale Synode te Arnhem, aan de Kerken op gelegd”. Confessie en Liturgie. Rapport van Deputaten voor advies in het ingediende gravamen tegen art. 36 de Geloofsbelijdenis der Nederlandsche Gereformeerde Kerken. Rapporteur 2. De Provinciale Synode van Groningen vereenigt zich met het grondig advies in zake art. 36 der Geloofsbelijdenis en is van oordeel, dat schrapping der gewraakte zinsnede zonder meer de beste weg is, om aan het gravamen te gemoet te komen. 3. De Provinciale Synode van Friesland stelt voor in zake het Advies betreffende het Gravamen art. 36 der ConfessieDe Generale Synode verklare het gravamen der bezwaarde Broederen gegrond, opdat hierdoor de cons ciëntie der Broederen ontlast worde, maar neme vooralsnog geen maatregelen, om in het artikel eenige verandering te brengen, in de hoop, dat aldra een meer principieele en heel het artikel betreffende revisie tot beslissing zal kunnen gebracht worden. 4. De Provinciale Synode van Drente ad viseert tot aanneming van het advies in zake het gravamen tegen art. 36 der Belijdenis. 5. De Provinciale Synode van Overijssel kan zich vereenigen met het Rapport-Grava- men-Art. 36, en laat het aan de prudentie der Generale Synode over, om vooralsnog tot de nalating „der woorden” over te gaan. 6. De Provinciale Synode van Gelderland besloot, inzake het gravamen tegen art. 36 der Nederl. Geloofsbelijdenis aan de Generale Sy node voor te stellenAangezien wij de ge wraakte woorden „uitroeien” etc. in hun historische beteekenis niet meer aanvaarden, daarom zette men ze tusschen haakjes, en fat wel, om daardoor te betuigen, dat de Gerefoi- meerde Kerken deze woorden niet meer opvat ten in de beteekenis daaraan gehecht in de eeuw der opstelling van de Geloofsbelijdenis tevens verklare men in een noot, waarom wj deze woorden nu nog in den tekst laten staan. 7. De Provinciale Synode van Utrecht stelt voor De Generale Synode verklare, dat onder- teekening van de Acte van verbintenis aan de 3 Formulieren van Eenigheid niet insluit ver klaring van instemming met alinea 3 van art. 36 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis, tot tyd en wjjle dit artikel in zyn geheel aan revisie zal zijn onderworpen en plaatse ten teeken daarvan bedoelde alinea in den tekst der Con fessie tusschen haakjes. 8. De Provinciale Synode van Z.-Holland besluit, aan de Generale Synode te adviseeren, in art. 36 der Belijdenis de geïncrimineerde woorden (aangewezen in het Rapport der De putaten ad hoe der Generale Synode) te schrappen als in strijd met Gods Woord. 9. De Provinciale Synode van Zeeland stelt voorDe Generale Synode betuige haren dank voor het keurig rapport der Deputaten in zake jkomt straks zegepralend weer, al misgunt gij, o mannen van Pniël hem ook die eereVoort moeten de vermoeiden, wantZe&u en Tsalmuna waren te Karkor en hunne legers met hen, omtrent vijftien duizend, alle de over geblevenen van het gansche leger der kinderen van het Oosten, en de gevallenen waren honderd en twintig duizend mannen, die het zwaard uittrokken. Wy zullen aanstond^ Gideon zyn weg zien vervolgen. Een oogenblik aandacht voor Zebah en Tsalmuna. Zij zijn in Karkor, een oord, welks naam u aan verwoesting en omkeering denken doet. (Zie Jes. 22:5 „ontmuring des muurs' d. i. onderstboven keeren van den muur). Hun leger is geweldig gedund. Indien ’t ons niet uitdrukkelijk ware medegedeeld, zou niemand denken aan zulk een geweldig verlies van 120.000 man. We zien, dat niet alleen in den modernen oorlog duizenden vallen, maar reeds in Gideons dagen was ’t getal dooden ontzaglijk. En zeker waren ver de meesten gevallen door het zwaard hunner broederen. De zonde heeft al deze ellenden veroorzaakt. Nu zou men volgens velen in onzen tyd er voor zorgen moeten, dat nimmermeer één mensch viel door de scherpte van ’t oorlogszwaard. Maar deze lieden zelven zijn bezig opstand te verwek ken, en ’t zaad der tweedracht te zaaien, tusschen ouders en kinderen, tusschen heer en knecht. Ja erger, zy vellen dagelijks honderden door de giftige pijlen van hunne ongeloofs- theorieën. Alsof zulk een strjjd niet wreed ware, alsof de macht van het woord niet grooter nog ware dan van ’t zwaard. Bovendien ver geten zy, dat de Overheid genoodzaakt kan worden, om de eer van land en volk desnoods met opoffering van goed en bloed te verdedigen. Nu zegt vs. 12, waarheen Gideon zich voort bewoog. En Gideon toog opwaarts, den weg den genen die in tenten wonen tegen het Oosten van Nobah en Jogbeha. De tentbewoners, hier ge noemd, zyn ongetwijfeld de bedouinenstammen in ’t Haurangebergte en in de woestijn. Nobah is een stad, te voren Kenath geheetenNum. 3242, ’t heette in den tyd der Romeinen Kanatha en tegenwoordig Kanvath. Jogbeha moet ten Noorden daarvan gelegen hebben. Daar, in dat onherbergzaam oord, door een menigte van rotsen als natuurlijke vesting omgeven, zyn de Midianieten rustig en zorge loos. Na een zoo vermoeiende vlucht meenen ongestoord te kunnen uitrusten. Want wie zal hen hier in Karkor vinden Dat zal Gideon doen. Het zorgelooze leger valt in zyne hand. Groot is andermaal de verwarring en de ontroering. Met zijn 300 strijders, verslaat hy de macht van twintig duizend, die nog over bleef. Zebah en Tsalmuna vlieden. Hun leven willen zjj behouden. Alles staat thans voor hen op ’t spel. Ach zjj ijlen voort, met bange vrees op ’t gelaat. Maar Gideon jaagt ze na, en hjj vangt de beide koningen. Ze geven zich over, zy moeten zich de schande van de nederlaag getroosten. De overval van Gideon was voor den vijand zoo onverwacht, dat een poging om te ontvluchten den koningen mislukt. En het leger verschrok zoo zeer dat het geen tegen stand kon bieden en zich overgaf. Zoo heeft dan Gideon het einde van zyn toeht bereikt. De Heere heeft de Midianieten in zyne hand gegeven, tot den laatsten man Hoek. i i tl h B ei P w OF Littooij. VAN DE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1905 | | pagina 2