Weekblad
voor
de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H W. LAMAN en Ds. A. L1TT001J.
Vrijdag 21 Juli 1905.
blo. 4.
3e Jaargang.
UIT HET WOORD.
Drukkeruitgever
A.
-
Hoek.
70 cent.
3 cent.
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
r.
e
r.
ir
■s
PRIJS DER ADYERTENTIEN
van 15 regels 30 eent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
DE VOLLEDIGE OVERGAVE.
Heere, wat wilt gij, dat ik doen zal
Hand. 9 6a.
Hoe bekend is ons deze vraag. Wij zjjn met
haar vertrouwd. Er is voor ons niets vreemds
aan. Onze kinderen reeds weten zeer vroeg,
van wiens lippen zjj eenmaal gehoord werd.
Doch juist daardoor bestaat het gevaar, dat wij
aan haar inhoud geen recht laten wedervaren,
voorbijzien de groote omkeering, waarvan zij
getuigenis aflegt. Het is derhalve wel noodig,
dat wij zoo nu en dan eens opzettelijk bij haar
stilstaan om ons rekenschap van hare betee-
kenis te geven.
Saul was geen man, die bij indrukken leefde,
die vandaag in deze, morgen in gene richting
wandelde. Hjj liet zich niet leiden door in
vloeden, die vap buiten op hem inwerkten. Hij
dreef niet als een stroohalm op de wateren van
het leven. Neen. Hij was iemand, die eene vaste
overtuiging had, een man van karakter en van
beginsel. En nu weet ieder, dat wij ons niet
zoo gemakkelyk losmaken van onze meening,
nog minder van een eenmaal gewortelde over
tuiging. Er zjjn wel menschen, die heden anders
handelen, dan wij gisteren hadden verwacht,
maar dat zijn dan ook de zwakken, die geen
weerstand kunnen bieden en ons telkens teleur
stellen of wat nog erger is de onbetrouwbaren,
die hun gedrag regelen naar wat zjj voor zich
op een gegeven moment voordeelig achten,
menschen, die het succes hooger schatten dan
trouw, doch daarvan had Saul nu eenmaal niets.
Wat zal er niet moeten gebeuren, eer deze
man zjjn eigen blik, die hij heeft op de gangen
Gods in de historie van Zjjn volk, eer hjj er
toekomt zjjn eigen voorstelling te verzaken.
Allen, die hem kenden, hebben vast geloofd,
dat hjj den ingeslagen weg teneinde toe zou
bljjven volgen. En zie in een oogenblik doet
hjj van dit alles afstand, en verklaart hij niet
langer te zullen kleven aan wat hjj door jaren
lange werkzaamheid zich heeft eigen gemaakt.
Wjj spreken, dat wij onzen wil moeten ver
zaken, maar weet gjj ook, wat dit al eischt. In
onze kinderen kunt gjj er alreede iets van zien.
Hoe menigmaal komt hun wil met dien van
vader en moeder in botsing, en gjj hebt zeker
wel opgemerkt, wat het hun kost om het op
te geven, en zich te schikken naar wat de
ouders verlangen.
Omdat velen dit verstaan, zien zjj altjjd maar
te plooien, en om die reden is de opvoeding
vaak zoo zwak en kweekt zjj zoo weinig ware
gehoorzaamheid. Het is aldoor eene poging om
de moeite te ontgaan en de eigenzinnigheid
der kinderen blijft natuurlijk niet uit. Toegeven
schijnt de hoogste wijsheid te zjjn waar ge
hoorzaamheid onmisbaar is voor het jeugdig
leven. Met Jezus echter kan de mensch niet
onderhandelen over een accoord, dat op weder-
zjjdsch toegeven berust. Saul’s wil is in lijn
rechten strijd met dien van den verhoogden
Middelaar. Hjj poogt te verstoren wat Jezus
bouwt, hjj tracht uit te roeien, wat Jezus plant,
hij oordeelt schade voor zijn volk te zjjn, wat
Jezus hoogacht, hjj meent dat zjjn werk Gode
welgevallig is, terwijl Jezus het afkeurt en
bestempelt als vijandschap tegen den Gezalfden
des Heeren. Zoo staan deze beiden tegenover
elkander, en nu is het oogenblik aangebroken,
waarin Saul moet beslissen, of hjj den strjjd
zal voortzetten of zich geheel als een overwon
nene beschouwen.
Hjj kiest het laatste. Hoor, daar rjjst uit
zijn bevend en verbaasd hart de bedeHeere,
wat wilt gjj, dat ik doen zal en daarmede
legt hij zijn eigen wil als een offer aan de
voeten des Heilands. Hjj geeft zich aldus over
waardige ootmoed, kalmte en inzicht. Menig
een zou na zulk een opgeblazen taal eens
krachtig opgetreden zjjn om het Efraim te doen
gevoelen hoe zulk eene vermetelheid geenszins
in overeenstemming was met de beteekenis
van zjjn daad. Maar ware grootheid handelt
zoo nietliever betoont ze zich in ootmoed
rijker, dan de tegenstander in verblindenden
hoogmoed. Daarom zwijgt Gideon van zjjn eigen
groote daad, teekent ze hun niet voor oogen.
Ook prikkelt hjj ze niet door de herinnering
aan vroegere slapheid en traagheid. Immers
ofschoon ze de grootste stam waren, kwamen
ze eerst te hulp na Gideon’s oproep, toen de
vjjand reeds vlood. Veelmeer zal wjjze tact
hen doen zwichten door verheffing en aanprij
zing van hun groote daad. Hjj mag en kan
wel niet verbergen dat hun werk eene nalezing
was, maar eene nalezing beter dan de wijn
oogst van Abiezer. Hoe kan hjj zjjne buit met
de hunne vergelijken Zjj zjjn reeds met de
trofeën der overwinning versierd, terwijl hij
nog moede is van het vervolgen der vjjanden.
Toch laat Gideon hen gevoelen hoe zjj niet
recht staan in deze zaak. Steeds sprak hy van
Jehovah, hier in vs. 3 van Elohim. Daarin ligt
dit. De Almachtige heeft ’t gedaan, maar gjj
erkent hem niet, gjj ziet in deze daad, niet
eene bevrjjding van het volk des verbonds.
Daarom is uw roemtaal jjdel. Want die roomt,
roeme in den Heere. Voor scheuring in eigen
boezem is Gideon bevreesd. Met wjjs beleid
tracht hjj haar te voorkomen, al moet zjjne
eigene eer er ook onder Ijjden. Efraim kon
het niet dulden dat een gering man, uit het
kleine Manasse, meer roem zou verwerven dan
hjj. Ijdelheid, en roem op ingebeelde ver
dienste is altjjd kortzichtig en beperkt. Daarom
verstaan de Efraimieten de bescheidenheid van
Gideon niet. Immers zjj weerspreekt zjjn wer
kelijke verdienste en is niet vrjj van ironie.
Maar de mannen Efraims bemerken het niet,
en in hun ijdelheid gestreeld, zyn ze voldaan,
zjj rusten, zy genieten, ’t Is nu eenmaal er
kend, het verslaan van Greb en Zeëb was van
meer waarde dan het werk door Gideon ver
richt. Efraim mag vooraan staan onder de
stammen Israëls.
Hiermede heeft Gideon zjjn doel bereikt.
Wat was dat? De eenheid des volks moest be
waard blijven. Ging deze verloren zoo pas na
de verdrijving van den vjjand dan brak op nieuw
een tjjdperk van Ijjden aan. Er is om een volk
te redden meer noodig dan groote heldhaftigheid.
De ware leidsman en behouder des volks is
hjj die met ootmoedigheid is gesierd, die ter
wille van den vrede zichzelven bedwingtin één
woord om te overwinnen moet hjj zich kunnen
buigen.
Wjj hebben hier een oordeel te vellen over
twee verschijnselen van den menscheljjken geest,
eerzucht en ootmoed. De eerste verblindt en
maakt ons zedeljjk kleinzoodat wjj onge
voelig worden voor de ironie van den ootmoed.
Zulk een toestand is niet gunstig. Wanneer
wjj er in vervallen vergeten wjj het heil van
anderen, onderschatten de daden zelfs door
broederen verricht en merken niet op Jehovah’s
almachtige hand. Maar de ootmoed is ten
eerste bescheiden, vergroot niet de eigendaden,
maar beziet ze veeleer kleiner dan ze zjjn. Hjj
leert den mensch zichzelven verloochenen. En
in de ure des gevaars blijft het oog helder om
de belangen des volks te stellen boven eigen
eer. Een held is Gideon aan de spits van het
leger, een held aan ’t hoofd van zjjn 300 man
nen maar een held bovenal in dezen tjjd, een
held door zedeljjke grootheid, die op ’t hoogte
punt van zjjn glorie diep buigt, opdat bewaard
bljjve de band der eenheid waarmede Israel
was saamgesnoerd.
Zw.
zonder eenige voorwaarde. Niets heeft hjj
meer te zeggen. Geheel stelt hjj zich ter be
schikking van Hem, dien hjj tot dusver ver
volgt. Hjj vraagt niet, wat zullen de over-
priesters hierover oordeelen, wat zullen de ge
volgen voor mjj zjjn, welke toekomst ga ik
tegen. Hjj laat het alles over aan Jezus, en
spreekt uit, dat hjj bereid is te doen, wat de
tot dusver gehate Nazarener van hem vergen zal.
Waarlijk, dat is eene groote ommekeer, eene
zeldzame overtuiging. Hij is niet half, maar
geheel gewonnen, niet enkele, maar al zjjne
gaven en krachten zullen ter beschikking zjjn
van Jezus. Hjj geeft alles op wat hjj als doel
van zjjn leven beschouwd heeft, hij verlaat den
weg, waarop hij met zooveel ijver heeft ge
wandeld, waarvan hjj dacht, dat die hem leiden
zou in het schoonste land, hjj verwerpt, wat
hjj als de grootste schat waardeerde. Volledig
is de overgave van zjjn hart en hjj doet het
niet gedwongen, maar geheel gewillig. Zeker,
de majesteit van den Christus heeft zieh aan
hem in luistervolle heerlijkheid geopenbaard,
en hem zjjne geringheid en zwakte getoond,
zeker die majesteit heeft hem ter aarde ge
worpen en hem bevende en bevreesd gemaakt,
maar het is niet de vrees van den slaaf, die
hem roepen doet: Heere, wat wilt gjj, dat ik
doen zal. Innerlijk is hy veranderd, zjjn oog
ziet anders, zjjn oor hoort anders, zjjn wil is
gebogen, alle vermogens zjjn vaardig om de
aanwijzing van den Christus te volgen. Er is
in hem een werk tot stand gekomen, dat van
uit de diepste roerselen van zjjn leven voor
taan zijn invloed zal doen gelden. Het oude
is voorbij gegaan, ziet het is alles nieuw ge
worden.
Welk een weldaad is aan Saul te beurt
gevallen. Hjj heeft alles verloren, maar dit
verlies is winst, hij is in den dood gegaan,
maar dit sterven is leven, diep is hjj verne
derd, maar de verhooging, welke er op volgt,
zal groot zjjn. Over zich zelf heeft hjj niets
meer te zeggen, maar de Heere, aan Wien hjj
zich overgegeven heeft, is een groot Koning,
die het zaligst lot geeft aan allen die Hem
vreezen. Deze ure is zeer zeker pijnlijk, maar
de balsem van Gilead zal zjjne wonden hee-
len, en aan zeer stille wateren zal hjj rijke
verkwikking vinden. Nooit zal hjj berouw
krjjgen over wat thans geschied is, integen
deel, het zal altjjd een oorzaak van overvloe
dige dankzegging zjjn.
Weet gjj ook uit eigen ervaring, wat Saul
doorleefd heeft Hebt gjj ook afstand gedaan
van eigen meening, eigen wil, eigen inzicht?
Het is niet de vraag, of gjj daartoe gekomen
zjjt op dezelfde wjjze als Saul, maar of gjj
metterdaad u zelf hebt verloren en uit den
diepsten grond hebt leeren biddenHeere,
wat wilt gjj, dat ik doen zal En is die bede
eene ernstige, eene voortdurende, eene, die
altjjd weer oprijst uit uw hart en uit uw le
ven en bljjkt het uit uwe wandel, dat gjj u
houdt aan den geopenbaarden wil des Heeren
o Wat hebt gjj dan eene oorzaak om met er
kentelijkheid terug te zien op het oogenblik,
waarin de Christus u overtuigd heeft van uwe
verkeerdheid en uwe vijandschap en van Zjjne
heerlijkheid en majesteit, want hoevelen zjjn
er niet, die altijd naar eigen wil leven en
eigen zin volgen. Wijl er echter nog zooveel
overgebleven is in u, wat niet deugt, zoo nope
het u om met den dichter te blijven bidden
Leer mij naar Uw wil te handlen
’k Zal dan in Uw waarheid wandlen
Neig mjjn hart en voeg het saam
Tot de vrees van Uwen Naam.
Bouma.
SCHRIFTBESCHOUWING.
Het boek der Bicliteren.
XLIV.
Toen zeiden de mannen van Efraim tot
hem Wat stuk is dit, dat gjj ons ge
daan hebt, dat gij ons niet riept, toen
gjj heentoogt om te strijden tegen de Mi-
dianieten en zij twistten sterk met hem.
Hjj daarentegen zeide tot hen: Wat heb
ik nu gedaan, geljjk gijlieden zjjn niet
de nalezingen van Efraim beter dan de
wjjnoogst van Abi-ezer
God heeft de vorsten der Midianieten, Oreb
en Zeëb, in uwe hand gegevenwat
heb ik dan kunnen doen, geljjk gijlie
den Toen liet hun toorn van hem af,
als hij dit woord sprak. Richt. 8 13.
De mannen van Efraim hebben hun deel
gehad in den strjjd tegen de Midianieten. En
zjj zjjn er niet weinig trots op. Zij zeggen tot
Gideon wat stuk is dit dat gij ons gedaan hebt,
dat gij ons niet riept toen gij heentoogt om te
strijden tegen de Midianieten De mannen zjjn
bjjna uitzinnig van blijdschap, dronken van
zelfvoldaanheid. Zjj Efraimieten waren ’t
die te hulp snelden op 't woord der boden
zjj benamen den Midianiet de wateren tot aan
den Jordaan zjj velden den kop van Oreb en
Zeëb. Eu zeker was hun werk van meer om
vang en beteekenis dan wij oppervlakkig ver
moeden. Immers Jesaja spreekt nog van de
slachting van Midian aan de rots van Oreb.
(10 26.)
Maar wat oorzaak kan er zjjn om Gideon
ter verantwoording te roepen, alsof hij een
onvergefelijke misdaad hadde begaan
Hoe kondet gjj den krjjg zonder ons aan-f
vangen Waarom ons den lauwer ontrukt die
onze slapen kon gieren Al is Efraim niet
belust op roof en buit, gekrenkte trots en
najjver is de oorzaak van dit overmoedig woord.
Immers de verdienste van Efraim in het slaan
van Oreb en Zeëb, was toch slechts die van
een daad van den tweeden rang. Zjj hadden
een verstrooiden en verschrokken vijand geslagen
en slechts gevangen wat een ander door een
drjjfjacht in hunne handen had gejaagd. Bo
vendien waar was Efraim toen Midian in volle
kracht zich in het land legerde. Waarom kwa
men ze niet uit eigen beweging om zich by
Gideons legerscharen te voegen
Maar ze zjjn nu eenmaal vol zelfverblinding,
vervuld van eigenwaan, en zelfbehagen. De
lieden van Efraim matigen zich aan eene be
teekenis en waardjj als aan geene der andere
stammen toekomt, en ze spreken alsof niet
Jehovah door Gideons bende, maar Efraim den
vjjand vernietigd heeft. Daarom komen zij met
zulk eene uitdagende taal tot Gideon, wjjl hjj
den krijg zonder hen beginnen dorst.
Een duideljjk bewijs dat Efraim weinig ver
staat van de eigenlijke oorzaak waardoor aan
Israël de overwinning werd geschonken. De
hoogmoed van zulke lieden kan niet aangrij
pender geteekend worden. Zy twistten heftig
met Gideon, zjj goten zonder iets te ontzien,
de fiolen van hun toorn over den held uit.
Hun trots kent geen grenzen. Zoo beleedigen
nu niet de heidenen Gideon, maar een stam
uit zjjn eigen volk. Ligt hier niet eene sterke
krachtige vermaning voor onze kerken in den
tegenwoordigen tjjd Is er niet vaak zulk een
zoeken van eigen eer, een roemen op eigen
werk, een jjdelen waan alsof aan de daad van
Efraim alles moet toegeschreven worden. Zulk
een streven moet gestuit worden, in welken
stam het ook gehoord worde. Maar hoe Laten
wy acht slaan op Gideons verstandig antwoord.
Wat heb ik nu gedaan gelijk gijlieden f zijn niet
Efraims nalezingen beter dan de wijnoogst van
Abiezer Dit woord getuigt van bewonderens-
e
e
P
e
n
a
g
n
r
Zeeuwsch
-
s