fl. 1 Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. 1 Vrijdag 14 Juli 1905. Mo. 3. 3e Jaargang. UIT HET WOORD. m bc. 46 Drukker-Uitgever A. SCHRIFTBESCHOUWING. Q- I 70 cent. 3 cent. IN- :n-, EN. D. LITTOOIJ Az. MIDDELBT'RG. --- nd /an PO- ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post Enkele nummers Inga k. imp mge reen sen. ema Jerg olen Ider Jerr. >taal ,t. aerr. ïerr. serr, mer ffer» Met medewerking van onderscheidene Predikanten. P RIJ S DER ADVERTENTIEN van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Oreb en leger is zoo goed als onmpgelyk. De Efrai- mieten hooren terstond, benemen hun die wa teren en zoo lezen wij, zjj vingen twee vorsten der Midianieten Oreb en Zeëb. De namen zjjn eigenaardig, Oreb raaf, Zeëb wolf. Misschien hadden zij door bijzondere roof zuchtige daden zich dien naam veroverd. Le vend vielen zjj in der Efraimieten hand. Maar zij zijn kinderen des doods. De plaatsen waar zjj hen doodden zullen in herinnering blijven. Zij heeten rotssteen van Oreb, beter ravenrots en perskuip van Zeëb, beter wolfskelder. In die twee namen ligt de geschiedenis vereeu wigd voor het nageslacht. Zü zjjn gevallen! Want de Efraimieten achtervolgden de Midia nieten en ’t hoofd van Oreb en Zeëb brachten zjj tot Gideon over den Jordaan. Het was bij de Grieken en Romeinen niet zeldzaam dat een geslacht zich noemde met een dierennaam. Zoo treffen wij aan de Corvini (van corvus raaf), de Lupi (van lupus wolf) de Aquilini, (van aquila arend.) Zij droegen zulk een naam als voorteeken of gedenkteeken van jhunne onverwinljjke kloekmoedigheid en van hun be leid in krijgsverrichtingen. Deze Midianieten hadden zich misschien een roem van bekwaam heid verworven. Maar dan zjjn die ravenrots en die wolfskelder een blijvend monument van der Israëlieten overwinning. Want daar heb- nen zij den raaf, die gierend en roovend rond vloog niet slechts gekortwiekt, maar geheel neergevelden in die groeve viel de wolf die de schapen Israëls verstrooide. Hij zal van nu af zijne tanden niet meer zetten in den wol der schapen. ’t Hoofd van Oreb en Zeëb brachten ze tot Gideon over den Jordaan. Sommigen willen vertalen van over, van gene zijde des Jordaans. Ook de Stat. Vert. weifelt. In de kantt.staat: „of aan deze zjjde, want het Hebr. woord be- teekent naar gelegenheid der zaak beide. Dit brengt ons evenwel niet veel verder. Er is nogal een en ander aan de vertaling van dit woordeken gelegen. Vooreerst: waar hebben de Efraimieten deze koningen gedood, aan deze of aan gene zijde van den Jordaan? In de tweede plaats waar bevond zich Gideon toen ze tot hem kwamen En daarmede hangt weer samen de vraaggaat dit verhaal in tijdsorde vooraf aan wat in cap. 8 verhaald wordt of volgt het er op Op het eerste antwoorden wijde Efraimie ten jnoeten hun de wateren afsnijden tot aan Beth-Bara. En hoewel nu de ligging van deze plaats onbekend is, krijgen wij toch den in druk dat door „de wateren tot aan Beth-Bara* niet anders bedoeld wordt, dan de vele beken en stroomen, waarover de vijand heen moest, eer hij den Jordaan had bereikt, ’t Zijn der halve de wateren die van den Oostrand van het gebergte Efraims afvlieten naar den Jor daan. Maar dan waren de Efraimieten ook aan deze zjjde van den Jordaan. Dit ligt ook voor de hand. Want hun werk was juist te beletten dat de vijand de rivier overstak. Minder gemakkelijk is ’t te zeggen waar Gideon zich bevond. Met zijn drie honderd man is hij Zeba en Talmunah achtervolgt. En naar wij zien, zjjn zjj wel den Jordaan overgetrok ken bjj Sukkoth. Daar in dat Oost-Jordaan- land brengen ze de koppen van Oreb en Zeëb aan den overwinnaar. Want de strijder Gods moet zien hoe Jehovah zjjn woord volbrengt. Hjj mag zich verheugen in den zegen Zjjns Gods, die de macht van den booze verbreekt en den weg Zjjns volks baant zelfs door de wildernis. Hiermede is nu van zelf gezegd dat in tijds orde Gidêons eigen daad gelijk liep of wellicht voorafging. Maar in de geschiedenis wordt Efraims heldendaad ’t eerst vermeld. Zoo heeft ieder in Israël zjjn deel aan de SAUL’S VRAAG EN JEZUS’ ANTWOORD. En h\j zeide Wie zijt gij Heere? En de Heere zeide; Ik ben Jezus, dien gij vervolgt. Het is U hard de verzenen tegen de prikkels te slaan. Hand. 4 vs. 5. Saul ligt ter aarde, getroffen door het licht, dat hem snellijk omscheen, en door de stem, die hem verschrikt heeft, doeh niet verpletterd. Wel is hy hevig ontroerd, geen wonder, want het kwam zoo onverwacht, maar hjj is niet bedwelmd. Eljj is bjj zjjn volle bewustzijn, en weet zeer goed, wat hjj doet. Vol ontzetting heft hjj wellicht zjjn hoofd een weinig omhoog en de vraagWie zjjt gjj Heereklinkt van zjjne lippen. Gjj zult deze vraag verstaan, wan neer gjj u even verplaatst in zjjp toestand, en dan staat het u weer helder voor de oogen, wie hjj was, wat hem dreef, en hoe hjj over de discipelen van Jezus oordeelde. Tot den man, die zooals Lucas verhaalt, nog dreiging en moord blies tegen de volgelingen van den Na- zarener, omdat hjj meende, dat zij het welzjjn van zijn volk in den weg stonden, was de be schuldiging gerichtSaul, Saul, wat vervolgt gjj Mjj en nu kunt gjj zeker wel begrijpen, dat hem dadelijk niet alles duidelijk en klaar was. Hjj heeft behoefte aan nadere inlichting. Hoevele vragen zullen hem niet bestormd heb ben, hoevele raadselen zich aan hem vertoond hebben. Hij gevoelde, dat elke grond, waarop zijne levensbeschouwing gebouwd was, wan kelde, dat alle fundamenten, waarop hij zich tot dusver verlaten had, verdwenen. Zou hjj zich zoo vergist hebben, dat Jezus inplaats van een misleider te zjjn, waarljjk eene plaats ver kregen heeft in den hemel der heerlijkheid zou al zjjn ijver, die hem verteerd en voort gedreven had, metterdaad niets anders zjjn ge weest, dan vijandschap tegen den Messias der vaderen Het was hem te wonderlijk om waar te kunnen zjjn. Hoe ontzach’ljjk luidt het antwoordIk ben Jezus, dien gij vervolgt. Aan duidelijkheid laat het niets te wenschen over. De laatste twijfel neemt het weg. Geen der geringste onzeker heid blijft er meer over. Het drijft de laatste donkerheid op de vlucht, het snjjdt de laatste uitvlucht af. Onverbiddelijk staat het voor den woedenden Saul in zjjne snjjdende kortheid, Hjj, die uit den hemel klaagt over miskenning en vervolging is Jezus, wiens naam vroeger voldoende was, Saul tot hevigen en brandenden toorn te verwekken en hem aan te sporen niet te rusten, vóór de gedachtenis van dien naam verdwenen zou zjjn. Nu weet deze Tarser dus, met wien hjj te doen, tegen wien hjj geijverd heeft, en weet hij, dat de gehate Nazarener geliefd is bij God en eene plaats der eere gevonden heeft ver boven alle overheid en macht, nu weet hij, dat Hij de door de Schriftgeleerden en Phari- zeeën verworpene verhoogd is aan Gods rech terhand, en ontvangen heeft alle macht in den hemel en op de aarde. Maar hjj zal nog meer weten. Het is hem hard de verzenen tegen de prikkelen te slaan. Deze beeldspraak was voor Saul duidelijk en voor ons is het niet moeieljjk haar na te gaan. In het Oosten was het gewoonte ossen voor den ploeg te spannen. Deze dieren laten zich niet zoo gemakkelijk leiden. Menigmaal blijven zjj staan en geen stokslagen kunnen hen tot ge hoorzaamheid brengen. Zelfs verzetten zjj zich er tegen en slaan dan met hun pooten ach teruit. Om hen dit af te leeren en hen te dwin gen om hun werk te doen, gebruikt men prik kelen, ijzeren nagelen, die in den ploeg van voren borden gedreven. Als de ossen dan achteruitslaan, slaan ajj met hunne pooten tegen de scherpe punten en de pjjn, daardoor ver oorzaakt, is een uitstekend middel. Zij merken op die wjjze toch, dat er voor hen niet anders opzit, dan zich te schikken. Is het voor zulk een koppig dier hard om tegen de prikkels te slaan, het is hard voor Saul om zich te ver zetten tegen den van God zelf gezalfden Ko- ningloopt het voor den os uit op eigen schade, voor een navolger van Jezus zal de vrucht smartelijk en bitter zjjn. Wij hebben slechts in ’t algemeen aange geven, welke beteekenis deze woorden hebben, want wilden wij al de bizonderheden noemen, welke de uitleggers er in meeuen ontdekt te hebben, wij zouden nog heel wat meer geduld moeten vorderen, en aan ’t einde zoudt ge naar ik vrees zeggen, dat het de inspanning niet waard was. Het is bovendien zeer moeielijk uit te maken, of de Heiland hier het oog heeft op waarschuwingen, welke reeds tot het be wustzijn van Saul waren ingegaan en waar tegen hij zich verzet had, of dat het enkel slaat op de machtige vermaning, welke van de wet en de profeten, van Jezus zelf en zijne Apos telen uitgegaan was tot het gansche volk en mitsdien ook tot Saul zelf. Het is mogelijk, dat er oogenblikken zjjn geweest, waarin Saul geschokt werd in zijne overtuiging door de kracht der christelijke waarheid, zooals b.v. bjj het sterven van Stephanus, den eersten martelaar, doch niemand is er, die ons zeker heid geven kan. Het doet er ook zoo weinig toe, waar wij de bedoeling in ’t algemeen zoo goed verstaan. Hard is het de verzenen tegen de prikkelen te slaan voor Saul, en ook voor u. Hoevelen zjjn er niet, die zich inzetten tegen de ernstige waarschuwing des Heeren, ofschoon zij toe stemmen moeten, dat het niet deugt. Bij dezen is het de hebzucht, die hem U en de volledige overgave der harten terughoudt, bij genen de eerzucht die hem verhindert alleen te roemen in Jezus Christus en dien gekruist, bij een ander de lust tot zondig vermaak, die hem op een afstand houdt van Jezus, en hem doet zeg gen later kom ik er wellicht toe. Hoevelen zijn er niet, die een open consciëntie hebben, en die nog nooit tot vrede komen. Zij ondervinden schier eiken dag, hoe pijnlijk het is, de verzenen tegen de prikkelen te slaan en wanneer zal het uur aanbreken, waarop zjj de wapenen zullen neerleggen om nooit meer tegen Jezus te strijden. Behoort gjj onder hen? Kunt gij het niet tegenspreken Kom dan toch eens tot u zelf. Gjj hoort de stem van Jezus. Telkens komt Hij tot u. Zult gij pogen uw oor te sluiten, uw hart te verharden, en Hem in Zjjn liefde- arbeid tegenstaan Hebt gij ooit nagedacht over de schade, welke daaruit voor u zal voort komen Kunt gij u eene voorstelling maken, van dat bittere naberouw, dat u verteren zal Wie heeft ooit op dezen weg vrede gehad Sta daarom stil, overweeg, wie het is, tegen wien gij u verzet, en welke de gevolgen zullen zjjn, die onvermijdelijk komen zullen Wil toch niet stug, gelijk een paard weerstreven, Of als een muil door domheid voortgedreven Gebit en toom, door ’s menschenhand bestierd, Beteug’len ’t woest en redeloos gediert. Laat zulk een dwang voor U niet noodig wezen, Wie God verlaat, heeft smart op smart te vreezen, Maar wie op Hem vertrouwt, op Hem alleen, Ziet zich omringd van zjjn weldadighêen. Bouma. Het boek der Richteren. XLIII. Toen werden de mannen van Israël bij eengeroepen, uit Nafthali, en uit Aser, en uit gansch Manasseen zij jaagden de Mi dianieten achterna. Ook zond Gideon boden in het gansche gebergte van Efraïm, zeggende Komt af den Midianieten te gemoet, en beneemt hunlieden de wateren, tot aan Beth-bara, te weten de Jordaan alzoo werd alle man van Efraïm bijeengeroepen, en zjj benamen hun de wateren tot aan Beth-bara, en de Jordaan. En zy vingen twee vorsten der Midia nieten, Oreb en Zeëb, en doodden Oreb op den rotssteen Oreb, en Zeëb doodden zjj in de perskuip van Zeëb, en vervolgden de Midianieten en zjj brachten de hoofden van Oreb en Zeëb tot Gideon, over de Jordaan. Richt. 7 2325. Nu het leger is verjaagd en Midians kracht is gebroken, worden de mannen van Israël bij eengeroepen, uit Naftali, en uit Aser en uit gansch Manasseen zij jagen de Midianieten achterna. Welke mannen zijn dat? Dezelfde die eerst tot* den strijd waren samen geroepen en daarna teruggezonden. Lees het cap. 635. Alleen Zebulon wordt hier niet genoemd. De mannen waren zeker nog niet allen in huis en haard weergekeerdze droegen nog de wapenen. Maar waarom hen nu weer teruggeroepen, waarom nu ook niet alles afgewerkt met die 300 man De Heere is toch de Almachtige en zijne belofte isik heb de Midianieten in uwe hand gegeven. Is Gideon hier ontrouw geworden aan Zijn God Of zond Jehovah hem een bijzonder bevel? Van dit laatste wordt geene melding gemaakt, en van ontrouw be schuldigt niemand Gideon in dit geval. Ik zie er dit in de Heere heeft in een oogenblik den vijand verslagen en in hunne hand gegeven de macht is gebroken. Nu moet uitkomen of het Israël waarlijk ernst is -om den Midianiet te verdrijven. Indien ze alleen de rust zoeken, kunnen zjj den vluchtenden vijand ongemoeid laten aftrekken. Het geplaagde volk sla nu ook zelf de hand aan den ploeg en toone zjjn wel gevallen in het werk Gods. Heerlijk komt zoo ook uit wat de Heere deed. Voor Hem alleen is ’t een werk van een oogenblik een gansch leger te verschrikken, voor ons is het een werk van duizende dagen aaneen, om die verschrok- kenen te verslaan. Wij zjjn bjj den Heere niets en ijdelheid. Zelfs wordt een nieuwe macht opgeroepen, want Gideon zendt boden in 't gansche gebergte van Efraïm zeggendekomt af den Midianieten tegemoet, en beneemt hun de wateren tot aan Beth- Bara en den Jordaan. Snel trekken de verjaagde Midianieten voort op hunne kemelen. Naar den Jordaan richt zich ieder of er ook een overtocht te vinden is. Zoo snel kan Gideon met zijn 300 mannen dat land niet bezetten. Maar er zijn mannen genoeg op het gebergte van Efraim die gereed staan op zijn wenken. Daarom haastig boden daarheen gezonden. Roept de mannen komt af van uw gebergte, den Midianieten tegemoet. De wateren tot aan Beth-Bara zijn niet zooals de Stat. Vert. wil de Jordaan zelf, maar de ver schillende beken en stroompjes die van ’t ge bergte Efraims af naar den Jordaan vloten. Deze waren zoovele hinderpalen op de vlucht voor de Midianieten. En als ze deze allen wa ren doorgewaad, dan nog was daar de Jor daan, die op een bepaalde plaats voor den overtocht moest bewaakt worden. Alle man nu op zjjn post en de ontkoming voor Midians v; I I Zeeuwsch Kerkblad

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1905 | | pagina 1