KERK. BELIJDENIS, ZENDING.
Kerk- en Schoolnieuws.
UIT HET IJEVISJF.
Ondoorgrondelijk.
Spoedig tevreden of anders
Voorwaarts, Christenstrijders
Zendingsdag-te Goes.
Berusting.
ing
Bouma.
-«-xrs-w»
?er-
Wordt vervolgd.)
her-
toch
pen
>ten
fge-
jon,
i ala
dart
lerd
één
ien,
aeft.
zich
het
s te
zoe-
De
niet
,De
rift,
het
en
nog
jam
iker
t ze
ren,
joel
ht.‘
laat
van
ithe
ge-
>og-
van
icht
jjne
not
we-
che
rm,
itte,
rtje
gd:
den
rod,
80-
ijjft
de
jdel
este
lie,
line
tste
het
ich.
de
mze
gen
zijn
wie
•aar
a u
en
in
•zer
die
•net
veg
ene
het
che
nen
nkt
en
n al
den
•he
ater
lad,
en
ana
ert,
k u
me.
•oze
het
den
Idel
:en.
•en.
voor eigen land en om tot een duurza-
vrede voor Oost-Azië te geraken. Mag
nu aan eene dergelijke verklaring wëi-
Ondoorgrondelijke wegen houdt de Heere
met zijn volk. En indien wij den kinderlijken
eerbied uit het oog verloren, zouden we menig
„waarom?* op de lippen kunnen nemen.
De droevige uitslag van de Kamerverkiezin-
en is omringd van donkerheden. Woensdag
avond 28 Juni zal ons lang in de gedachten
blijven. Wel, wel, wat waren dat harde slagen en
wat leden we een pijnHet ongedachte ge
beurde. Wat onmogelijk scheen, bleek mogelijk
te wezen. Onze hoogste en vurigste wenschen
werden beschaamd, en wat soms wel eens ge
vreesd was, werd bovenmate vervuld. We zijn
geslagen en onze smart is groot.
Vanzelf rijst nu in onze ziel de vraag op:
ook niet zwijgen het is weer dezelfde fout.
Waarom doet men toch zoo verkeerd, door
slechts een enkel woord der Schrift te gebrui
ken Het is waar dat David in Psalm 38
klaagt: „Ik ben bekommerd vanwege mijne
zonden*doch in de laatste verzen van dien
psalm spreekt hij toch uit dat de Heere „zijn
God* is, en noemt hij den Heere „zijn heil.*
En dit is het, dat hem onder andere omstan
digheden ook weer roemen doet.*
Lang werd nog op deze wijze het gesprek
onderling voortgezet, doch Jaap hield er zich
zoowat buiten en sprak zich niet uit.
Toen het negen ure geworden was, werd nog
een psalmvers gezongen, door Jaap werd ge
dankt, en het gezelschap ging uiteen.
Van Houten ging met bakker Meijer en diens
vrouw ook nu weer terug. Eerst scheen het
niet wel mogelijk een gesprek aan te knoopen
doch eindelijk verbrak Meijer het stilzwijgen,
en vroeg hij aan van Houten hoe ’them be
vallen was. Deze antwoordde„In ’t eerst, toen
de Schrift werd gelezen en toegelicht, beviel
dit mij beter, dan op ’t laatst, onder de onder
linge gesprekken. Wellicht komt dit, omdat
ik nooit een gezelschap bezocht, en dus alles
even vreemd voor mij was. Maar dat neemt
niet weg ik wil toch wel gaarne weer terug
komen, want ik geloof dat het toch goed is,
zoo eens met elkaar te spreken.
„waardoor en waarom Wat is de oorzaak en
wat is het doel van deze beproeving Wat mag
den Heere hebben bewogen ons in dezen die
pen weg te leiden, en waar ligt aan onze zijde
de breuke?
De vraag is lichter gesteld dan beantwoord
Gods weg is in het heiligdom en zijne wegen
te doorzoeken is ons niet gegeven. Maar wel
mag deze beproeving ons leiden tot zelfonder
zoek. Is er bij ons Christenvolk misschien een
schadelijke weg? Als we eens rustig de hand
in den boezem hebben gestoken, komt er wel
licht binnenkort wel een antwoord op deze
vraag.
„Gij hebt het niet zoo goed getroffen dit
maal*, zeide Meijer, „dat de schipper op ’t ge
zelschap was. Die man is er niet altoos. Hjj
is iemand, uit Groningen of Friesland afkom
stig, en daar schijnen ze er een ander Chris
tendom op na te houden, dan in deze omgeving.
Ik geloof wel dat het een verstandige man is,
want hjj kan altoos woorden vinden, en in de
Schrift is hjj goed bekend. Maar ik vrees, als
ik my zoo eens mag uitdrukken, dat hy een
„letterknecht* is.“
„Och, man! dat behoeft ge niet te vreezen,
dat is zoo;* viel juffrouw Meyer haar man in
de rede; „hy is een „letterknecht*. Het zit hem
hier naar haar hoofd wijzende doch het
moet een voet lager komen.*
Van Houten meende echter in den schipper
een degeljjk Christen ontmoet te hebben, en
zeide: „Ik ken dien man niet, en had hem
nooit ontmoet, doch hjj maakte op my niet een
ongunstigen indruk. En dat hy met de Schrift
goed vertrouwd is, bleek toch duidelijk uit alles
wat hij zeide.*
„Maar dat is toch niet genoeg*, merkte Meyer
op. „Wat zal het een ziel voor de eeuwigheid
baten, al kende hy heel de Schrift van A tot
Z, als ’t alleen in ’t hoofd zit. Zooals mijn vrouw
zooeven zeide’t moet een voet lager zitten,
’t Komt op het hart aan.
Die enkele tonen noodigen niet uit om uw
troost daar’te zoeken.
Ziende op den oversten Leidsman en Vol
einder des geloofs, die voor de vreugde die
Hem was voorgesteld het kruis heeft gedragen
en de schande veracht, en nu is gezeten in
heerlijkheid, hebt gij niet slechts een voorbeeld,
maar het voorwerp en de bron der hope.
Ik houde het dan daarvoor, dat het Ijjden
dezes tegenwoordigen tyds niet is te vergelijken
met de heerlijkheid die ons geopenbaard zal
worden. H. Meulink.
(Wordt vervolgd).
Het is verblijdend, dat er alty'd lieden zijn,
die belangstellen in kerkeljjke zaken en zeer
verblijdend dat zy, als zjj iets niet verstaan,
nederig genoeg zjjn om inljphting te vragen.
Nu zyn er geweest, hoevelen weet ik niet
dit doet er ook wei ning toe die aan de deur der
Zuider-Kerkbode-redactie hebben aangeklopt
met de vraagin welk teeken de Synode te
Goes stond. Vermoedelyk had aanleiding tot
de vraag gegeven, wat in Zeeuwsch Kerkblad
gestaan heeft en is dit zoo, dan zou men al
licht denken, hoe vreemd, dat zjj niet gegaan
zyn naar hem, die de opmerking gemaakt heeft,
doch dit was natuurlijk hunne zaak en wanneer
zy maar een juist antwoord ontvingen, had
den zij hun doel bereikt. Het komt my voor,
dat het geen lastige vragen zyn geweest, te
oordeelen naar het antwoord, want dit luidde:
„Me dunkt, de oude ds. Gispen heeft het
antwoord gegeven in den titel van zjjn toe
spraak Alles tol één".
Toen ik dit las, dacht ik dat de vragers wel
weer terugkomen zouden, wjjl ik niet kon in
zien, dat dit ook maar eenig licht gaf, doch
ik heb mij naar ’t schynt vergist. Immers de
volgende week werd er niet van gerept, en
daarom oordeel ik thans dat die vragers spoe
dig tevreden geweest zyn of anders veel snu-
gerder dan ik.
Zou er ook nog soms eene andere verkla
ring mogelyk zyn
Nog merkwaardiger is eene andere bepa
ling der regeering. Tijdens den oorlog had
zij heidensche tolken in dienst genomen en
het schijnt wel, dat de ervaring, daarmede
opgedaan niet aangenaam geweest is. Thans
tenminste heeft zij bevel gegeven, dat de tol
ken, die de buitenlandsche oorlogscorrespon
denten ten dienste staan christenen moeten
zijn, zonder twijfel omdat zij meer vertrou
wen stelt in de eerlijkheid en waarheidsliefde
van de christenen. Is dit niet een schoon
getuigenis, aan den Naam van Christus ge
geven, en dat het Buddhisme en Shintoisme
in de schaduw stelt? Gij zyt het licht der
wereld.
Wij hebben dit ontleend aan de Grensbode
en brengen het met blijdschap ter kennis onzer
lezers. Hoewel wij nooit een hoogen dunk
gehad hebben van het christendom in Japan,
toch blijkt uit deze mededeelingen, dat het er
wortel geschoten heeft, en dat de regeering
er achting voor koestert. Dit is meer, dan
men van paganisten verwachten kan.
Bouma.
Daar kan geen vjjand van Kuyper, zelfs
Bronsveld niet, iets aan veranderen. Zjj kun
nen het werk bederven, maar van het loon
jljjven ze af. Laman.
t) „Een uitgebreid verslag* ontvingen we
van ds. Meulink. Te laat evenwel, om het nog
te kunnen plaatsen. We hopen het de volgende
week op te nemen. Nog een verslag, dat ons
door vriendenhand werd toegezonden kan daar
door vervallenwe danken intusschen den in
zender. Littooij.
De nederlaag door ons geleden is niet, ge-
Ijjk sommigen noemen, een teeken om de
wapens nu te laten rusten en roesten. Op een
nederlaag kan voor den christen nooit vrede
volgen. Maar we roepen onze wederparty ders
toe: Verblydt u niet over ons, gjj vyanden,
want indien we gevallen zjju, we zullen ook
weder ópstaan
Al wisten we ook vooruit, dat we in geen
eeuwen weer de overwinning behalen konden,
toch zouden we stryden met onverflauwden
moed.Want we stryden uit gehoorzaamheid. Wjj
stryden uit eerbied voor Hem, die de zjjnen
tot den heiligen oorlog roept tegen uit- en
inwendige vyanden, tot den oorlog niet met
het zwaard, maar met het Woord.
En nu valt het wel te begrypen, dat velen,
vooral zjj, die in de voorste gelederen stonden,
zich moede en afgemat gevoelenmaar de
Heere onze God is nooit moede of mat en Hy
geeft den moeden kracht en vermenigvuldigt
sterkte dien, wien geen sterkte is.
De bron van onzen geestdrift en onze geest
kracht droogt nooit op. Ons Christenvolk doe
wat David deed, die zich sterkte in den 1 leere
zyn God. En dan voorwaarts, Christen
strijders
TWEETAL
te Vlissingen B (vacature wjjlen ds. Hulsebos)
ds. Ploos van Amstel van Zwolle
en ds. Ringnalda van Schiedam.
BEROEPEN
te Woubruggedhr. Kajan, cand. te Groningen
te Heteren c.a.dhr. Enserink, cand. te Eefde.
AANGENOMEN
naar Dordrechtds. Meynen van Overschie.
BEDANKT
voor Bolnes: ds. Meynen van Overschie.
Ds. de Vries nam j.l. Zondag afscheid
van zijne gemeente te Hasselt met de woorden
uit I Thess. 31213. Z.Ew. vertrekt naar
de Geref. kerk te Zaandam B, vacature ds.
Feringa.
Ds. Lindeboom, overgekomen van Bolnes,
deed j.l. Zondag intrede in de Geref. kerk van
Apeldoorn, met de woorden uit 2 Petr. 1 19
na bevestigd te zyn door zyn vader, Prof. Lin-
deboom van Kampen, die tot tekst had 1 Tim.
3 14, 15 en 16.
Dr. de Moor van Breda die het beroep
aannam naar de Geref. kerk te ’s Gravenhage
(vacature wjjlen ds. Brouwer) zal D.V. 3 Sept,
a.s. te Breda afscheid prediken en 10 Sept,
d.a.v. bevestigd worden en intrede doen te
’s Gravenhage.
Ds. van Anken van Urk, die het beroep
aannam naar Wezep hoopt Zondag 16 Juli af
scheid te prediken en 23 Juli intrede te doen.
Ds. Meynen van Overschie, die het be
roep aannam naar de Geref. kerk te Dordrecht
(vacature wjjlen ds. Reuyl) hoopt aldaar in Oc
tober intrede te doen.
Vrijdagnamiddag werd op de begraaf
plaats aan de Groenesteeg ter aarde besteld
het stoffelijk overschot van ds. J. Holster, in
leven rustend predikant der Geref. Kerk A.,
aan de Heerengracht.
Eene talrijke schare van deelnemenden uit
alle standen stond om de groeve geschaard.
Achtereenvolgens werd gesproken door de
Geref. Laidsche predikanten G. Wisse (ds. Hol
sters opvolger), H. J. Kouwenhoven, R. J. W.
Rudolph, en den heer H. J. Blommendaal, lid
van den Kerkeraad van Kerk A. Ten slotte
werd gezongen Ps. 682.
Een zwager des overledenen, de heer Van
Verblijd u
Wat vooral veler hart pjjnljjk aandoet en
hunne verontwaardiging gaande maakt, is de
smaad en de schande minister Kuyper aange
daan. Hem aangedaan door een heirleger van
tegenstanders, en zelfs en zelfs ook
nog door sommigen, die zjjne vrienden moes
ten zjjn.
Indien er één man is geweest in de laatste
honderd jaren, die groot in de wereld had kun-
den worden, en door de wjjzen en edelen be
wierookt zou zjjn, indien hjj de eere der wereld
gezocht had, het is Dr. Kuyper geweest.
Maar door Gods genade heeft hjj eene andere
keuze gedaan en gelyk Mozes de smaadheid
van het volk verkoren boven de heerlijkheid
van Egypte.
Al de minachting en haat, die hem treft,
geldt niet den mensch maar den Christen
Kuyper, den belijder, den Evangeliedienaar,
den knecht Gods.
Maar nu is dit zoo heerljjk, dat boven de
smaadwoorden en lastertaal door duizende mon
den hem naar ’t hoofd geslingerd, dat boven die
alle uitklinkt de stem van den Heere Jezus,
die ook aan dezen discipel dit troostwoord
toeroept
„Zalig z y t gjj, als u de menschen
smaden, en vervolgen, en liegende
alle kwaad tegen u spreken, om
mijnentwil; verblijdt u en ver
heugt u, want uw loon is groot in de he
melen want alzoo hebben zjj ver
volgd de profeten, die vóór u ge
weest z jj n.“
-«-«-wre-»»»-
De tjjd is te kort voor een uitgebreid ver
slag. (1) Dit kunnen we zeggen, dat deze con
ferentie wel geslaagd mag heeten. De kerk te
Goes was wel niet vol, maar het aantal afge
vaardigden en belangstellenden was bemoedi
gend groot, en die er waren, aan de uitdrukking
van oog en gelaat te zien, waren warm voor
de zendingszaak.
In de bidstond van Dinsdagavond moet ds.
v. d. Valk van Oosterbeek eene sehoone Zen
dingsrede gehouden hebben voor een, jammer
genoeg, niet al te talrjjk gehoor over den engel
met het Eeuwig Evangelie.
Woensdagmorgen opende ds. Baajj met eene
bondige, actueele toespraak de conferentie en
opende hjj de sluizen der welsprekendheid, die
tot ongeveer vjjf uur open bleven.
Ds. Kerkhof wees op de noodzakelijkheid van
het optimisme in de zending. Ondergeteekende
wekte op tot het vangen en dooden van den
kleinen vos der zelfzucht, die in den wyngaard
der zending de jonge druifjes belaagt. Na de
pauze herinnerde ds. Tholen ons, hoe de H.
Geest, die het geloof werkt en het gebed geeft
de genius van de kracht der zending is. En
eindelijk trad ds. Gispen van Amsterdam op
met het „alles tot één.*
Ds. Ingwersen, de a. s. missionaire dienaar
van Poerworedjo, sprak nog een aandoénlijk
afscheidswoord. Ds. v. d. Veen resumeerde het
gehoorde, dankte en sloot de vergadering.
Zoo weten onze lezers, die niet ter verga
dering konden komen, dan alvast iets. Het
was een aangename dag. We gelooven vast,
dat een volgend jaar de opkomst nog grooter
wezen zal.
Zoo de Heere wil en wjj leven, komen we
in het vervolg op deze conferentie en het daar
gesprokene nog eens terug. Laman.
HET GELE GEVAAR?
Toen de oorlog met Rusland uitbrak, ge
voelde menig gemoed zich verontrust en
meende, dat er zeer donkere wolken over het
zendingsveld in Japan opstygen zouden. Men
vreesde, dat nu het heidendom met kracht
zich zou doen gelden en door alle middelen
naar uitbreiding zou staan. Er was wel oor
zaak tot de gedachte, dat de geheele publieke
opinie in Japan zich tegen het christendom
zou keeren en vooral, dat de regeering maat
regelen zou nemen, teneinde aan de zending
zware moeiëlijkheden in den weg te leggen.
Ziedaar de bange zorg, welke menig hart
vervulde. Grootendeels echter behoorden
deze zorgen tot die, welke zeer wel met vele
nullen vergeleken kunnen worden, wyl men
vergeten heeft een bepaald cyfer er voor te
zetten. Geschiedt het laatste, dan hebben de
nullen hunne beteekenis en worden de zorgen
op den Heere geworpen, dan ervaart men dat
Hij zelf zorgen wil. En dit heeft Hy ook
wonderlyk met de zending in Japan gedu
rende dezen oorlog gedaan. Tot dusver toch
heeft de regeering geen enkele moeiëlijkheid
in den weg gelegd. By het begin van den
oorlog verklaarde zy, dat zij enkel tegen
Rusland stryd voerde ter wille van de zeker
heid
men
men
nig gewicht hechten, nochtans moet erkend,
dat de regeering in overeenstemming met
haar woord tot dusver gehandeld heeft. Zelfs
een Russisch zendeling kon naar huis berich
ten, dat hem en de zijnen geen haar gekrenkt
was en dat dag en nacht soldaten of politie
voor de kerk en andere gebouwen dezer
zending stonden, opdat niemand eenige
•ehade mocht berokkenen.
Opmerkelijk is ook het volgende. Dadelijk
na het uitbreken van den oorlog gaf de mi
nister van oorlog, last, dat twee Godsdienst
leeraars elke divisie moesten vergezellen.
Niet' uitgesproken 'was, of dezé moesten be-
hooren tot het Buddhisme of Shintoisme.
Naar aanleiding hiervan vroegen eenige zen
delingen, of het toegestaan kon worden, dat
enkele predikers van het Evangelie mede
uittrokken. De ondergeschikte beambten,
die de godsdienstleeraars moesten aanwyzen,
gingen niet op dit verzoek in. Daarop nam
de Britsche gezant in overleg met een japan-
schen staatsman deze zaak ter hand en legde
ze aan den ministerraad voor. Dit hielp.
Aanstonds werd er verlof gegeven, dat be
halve de door de overheid benoemde gods-
dienstleeraren ook twaalf mannen die het
christendom voorstonden de drie armeecorp-
ses konden begeleiden om ongehinderd onder
de krygers te arbeiden.
Tegenover bet dronken en haast waanzinnig
gejubel van de triumfeerende partijen, was het
zoo heerljjk de stille berusting van ons chris
tenvolk te zien.
Wat was het stil onder ons. Hoewel be
droefd en diep teleurgesteld, hebben we ge
zwegen, omdat we beseften, dat God het had
gedaan. De Heere voert ook met ons Neder-
landsche volk zjjn eeuwig raadsbesluit uit, en
daarom voert de weg zjjns volks niet alleen
over hoogten van overwinning, maar ook door
diepten van nederlaag.
We hebben, te midden van onze treurigheid,
dus niet te klagen, dat God onze gebeden niet
hoortwant toen we onze begeerten met bid
den en smeeken bekend maakten hjj God, heb
ben we tevens gevraagd om een onderworpen
stemming des gemoeds ook in een weg van
tegenspoed.
Wie dit niet vergeten heeft, heeft thans ook
dankensstof en siddert niet, wanneer de vjjand
honend ons vraagt
Waar is God, op wien gjj bouwdet,
En aan wien ge uw zaak vertrouwdet?
We hebben het ondervonden, dat Hjj de ge
beden hoort, zelfs al vervult Hjj onze wenschen
niet. Daarom kunnen we berusten.