FEUILLETON. Gods weg is in het Heiligdom De familie van Houten UIT HET EEVEJf. Zw. VARIA. S 1 1 1 door P E K A H. AGENDUM BIJ Jaap „het Boertje”. Twee uitersten. Ds. Wielenga. De uitslag der verkiezingen. dezen strpd bespreken wp een Littooij. Littooij. Nicodemus zien, hoe ellendig hjj 14) ze ’t eeuwig welbehagen. Hobk. toen leerde wel was. Toen lag beenen, en i i t f ii V’ t( il li li h v b g n I* h if a OF moeten zoeken. 1 m. i. in hetgeen zoo even gezegd is, voor de hand. En de diep betreurenswaardige uitslag wordt ons in een zegen veranderd, als het den Heere belieft ons er mee tot ons zelven te doen inkeeren, er door aan onze breuken te ont dekken en er van te verlossen. Wil Hij ons den eersten Minister als dienaar van Zich weer voor het kerkelijk leven wedergeven en hem gebruiken hjj weet van wederzijds toe geven en vereffenen boven velen om hetgeen gebroken ligt, te helen en de ver van elkander ge raakten saam te binden dan zullen wij het na dien verstaan, dat ook deze uitslag", deze weg en besturing Gods wijs en heilig en goed is en daarom dan zeggen„Heere wij danken U dat Gjj toornig op ons geweest zjjtuw toorn is af gekeerd, en Gjj troost ons". dat de Heere haar, ons die het steunde, om wijze en heilige redenen; nog is het waar dat wij die redenen bok, niet in de laatste plaats, bij en in ons zelven Doen wij dat, dan liggen ze,$ Zending onder de heidenen, stellen zich van den schipper toch wel wat gevaarlijk. Door zóó te spreken, zoekt men toch altoos nog iets in den mensch.* „Volstrekt niet, hernam de schipper, „vol strekt niet! Neen, mijn vriend! gij begrijpt mp geheel verkeerd, en dat is de kwaal van velen. De Heere plaatst ons voor zijne eisehen, en daaraan moeten wjj voldoen. En dit juist moet ons dringen tot Christus de toevlucht te nemen die niet alleen voor zondaren geleden heeft en* gestorven is, maar die ook aan de gerechtig heid Gods en aan al de eisehen der wet volkomen voldaan heeft. Maar dit acht ik een gevaarlijke redeneering, wanneer men altoos weer spreekt over zijn ellende „want is het voor mij altjjd nog de vraag of het veel spreken over de ellende, nog wel een bewijs is voor het juiste en rechte gevoel van de ellende. „Hoor eens*, zeide Roel de kleermaker, „ik ben het geheel met bakker Meijer eens. Zie je, ik begrijp eigenlijk niet wat de schipper wil, en toch begrijp ik het wel. Daar zit eigengerech tigheid in, zie je, en daar ben ik zoo bang voor. En als de Heere ons aan onszelven komt ontdekken, dan zien we, dat we geen gerech tigheid hebben.* Och menschen, dat komt omdat je me niet begrijpt", hernam de schipper. Ik zeg immers ook, dat we geen gerechtigheid in onszelven hebben. In dat opzicht stemmen we volkomen IV. „Ja wis!" sprak Kees de Wever; „dan ko men ze om. En ach, wat zijn er veel omge komen van hen, die aan de leiding van die „blinde stumperds* zich hebben toevertrouwd Ik ken ze wel bij tientallen, ja bij honderd tallen. En als de Heere zich niet komt te open baren, zie je, dan gaat het met elke ziel zoo. Want, zie je, wij zijn allemaal zoo eigenwijs als Nicodemus. Wij meenen, zie je, dat wij het wel weten. Dat meende Nicodemus ook, zie je. Maar als je dan eens komt te zien, dat je niets weet, dan wordt op eenmaal al die eigenwijsheid den kop ingeslagen, zie je." „Maar dat leert de mensch uit z’n zichzel- vers niet zien," merkte Roel de kleermaker op. „Nicodemus zag het uit z’n zichzelvers ook niet. En daarom beviel mij de uitdrukking van Jaap zoo goed, toen hij zeide, dat Nicodemus bij Jezus aan het goede adres was gekomen. De Heere zeide hem waar het op stond, en neer komt te leggen, evenals Nicodemus, want dan weet je ’t eerst eens goed, dat je niets kunt doen.” „Ik stem gaarne toe", hernam de Schipper, „dat de mensch in zonden en misdaden dood is. Ik onderschrijf ook geheel, wat Gods Woord ons daaromtrent leert. Maar ik geloof toch, dat wij wel wat voorzichtig mogen zijn, en die uitdrukking zoo maar niet mogen gebruiken, geljjk dit zoo menigmaal plaats vindt. Sommige menschen, en ik meen dit ook hier wel eens opgemerkt te hebben gebruiken dergelpke uitdrukkingen alsof zij er trotsch op zijn, zoo ellendig te wezen. En dat is, naar mijne mee- ning geheel verkeerd. Het is niet onze eere, maar het is onze schande, dat wij zoo diep ge vallen en zoo verdorven zijn. God heeft den mensch zóó niet geschapenmaar hij is door zijn moedwillige ongehoorzaamheid alzoo ge worden. En dienzelfden eiseh, dien God toen oorspronkelijk aan den mensch stelde, stelt hjj nog. Het is ook nu nog: „Bekeert u van uwe booze wegen”. God eischt dus wel uitdruk kelijk van ons, dat wij iets doen zullen. En dat mogen we niet over het hoofd zien. Wjj moeten echter ook aan de andere zp’de voor zichtig zpn, dat we niet meenen door eigen kracht iets te kunnen doen. Maar, als ik me zoo eens uitdrukken mag", zeide de bakker, „dan wordt die redeneering Aan de Kerkeraden is het hier volgend schrijven verzonden „Weleerw. en Eerw. Broeders! De Deputaten der verschillende Classes in Zeeland, ter behartiging van de belangen der 1 voor, de gewone Provinciale Zendings-conferentie dit jaar te doen plaats hebben te Goes in de Gereformeerde kerk, en wel op Woensdag 5 Juli a. s. Terwijl den avond daarvóór een ure des gebeds zal worden gehouden. Ditmaal zal dat zpn onder bijzondere om standigheden. Immers mogen we constateeren, dat de liefde voor den arbeid der Zending in onze Provincie het laatste jaar belangrijk is toegenomen. En dat hebt ook gp, geliefde broeders, zeker met innerlijke blijdschap opgemerkt. Waar dat zoo is, hebben Deputaten gemeend, nu meer ernst dan ooit te moetea maken met onzen Zendings- dag. Dus komen we tot U met een dringend verzoek, om uit Uw midden af te vaardigen twee ambtsbroeders naar onze vergadering, opdat we alle 56 kerken onzer Provincie ver tegenwoordigd hebben. Dat zal niet bezwaarlijk zpn, als elke kerk zoo vriendelpk wil wezen de kosten van hare afgevaardigden zelf te dra gen. Voor vfie het wensehen, en zich vóór 88 Juni opgeven aan onzen scriba, zal kosteloos logies gezocht worden te Goes. Laat nu geen van de Kerken zich onttrekken. Wp hebben, voorzooveel wp konden, gezorgd, door het uit- noodigen van verscheidene bekwame sprekers, en door het beperken van ieders tijdsbestek, dat de dag een aangename kan zpn. Bovendien zal een broederlijke gedaehtenwisseling het hare er toe bijdragen, om het aangename te ver- hoogen. En als het dan onzen God belieft, ons te zegenen met Zijne heilige tegenwoordigheid, dan zal ongetwijfeld onze Conferentie een hoog tijd zijn in ons kerkeljjk leven. Wp verwachten nu spoedig opgave van de namen Uwer afgevaardigden aan het adres van den Scriba. De Deputaten voornoem d, P. J. Baaij, Praeses. J. A. db Bkuijn. J. H. Donnïb. J. Tholbn. H. Ph. Ingwebse», Scriba." Als er uitersten zpn, zpn er meestal twee. Tegenover het eene heeft of krjjgt men bjjna altijd het andere, het tegenovergestelde. In velerlei opzicht is dat m. i. in onzen tpd helaas zoo ook in onze kringen. De verledene week wees ik er op dat inzake de opleiding van de dienaren des Woords de een zegt: ze moet van de kerken uitgaan en de ander ze moet niet van de kerken uitgaan. Onze vade ren nu hebben, zoolang als ze goed was, zich bp beide neergelegd, en alzoo geprofiteerd van eene opleiding door de kerken, van eene op leiding door den Staat en ook wel van eene opleiding door particulieren. Naar de geschie denis en de praktijk der vaderen ons hebben ge leerd, namen zjj ten dezen opzichte niet zulk een uiterst absoluut standpunt in. Dat hebben ook de eerste professoren van de kerken der Scheiding niet gedaan. Vandaar dat de een zoowel als de ander, zooals gebeurt, zich op hen beroepen kan. De nood en de toestand maakte het in hun tpd noodzakelpk eene op leiding door de kerken aanzijn te geven, doch middelerwijl waren en bleven zjj er voor, zoo wel als de Curatoren der Theol. School, dat de „vrp'e studie”, zooals ze deze toen noemde, niet onmogelpk gemaakt en buiten gesloten werd. Als bp genoegzame kennis, maar belijdenis ge daan werd van de waarheid naar de Schriften waren zjj tevreden. Woensdag 5 Juli, ’s morgens 10 uur. 1. Opening door den Voorzitter ds. P. J. Baajj. 2. Ds. G. F. Kerkhof. (Waarover...?) 3. Ds. H. W. Laman„Een kleine vos in den wijngaard der Zending." Einde van de morgenverg. om half één. De middagverg. begint weer om twee uur. 1. Ds. W. H. Gispen Sr. van Amsterdam: „Alles tot één." 2. Ds. J. Tholen „De Zending en de zenuw van haar kracht." 3. Ds. R. J. van der Veen: Slotwoord. Sluiting uiterlpk 5 uur. In de Consistoriekamer, zullen tegen matige prjjzen, ververschingen verkrijgbaar zjjn.” Ondergeteekende kan deze samenkomsten niet bp wonen, omreden de Curatoren-vergade- ring te Kampen, zoo de Heere wil, 4 Juli en volgende dagen gehouden wordt. Hjj hoopt, dat de Heere veel belangstelling en rp'ken zegen geven zal, ja dat de harten door Zjjnen Geest zóó zullen bewerkt worden, dat de ijver en de gaven dermate toenemen dat weldra door Zeeland de uitzending van een Dienaar kan en zal volgen. Littooij, P. S. Het spreekt van zelf dat niet alleen voor de afgevaardigden maar ook voor alle lidmaten deze conferentie gehouden wordt en dus toegankelijk is. hjj daar met gebroken armen en toen kon hp niets meer, en toen wist hjj niets meer ook. „En ik geloof juist, viel Sjoerd de Schipper nu in, „dat Nicodemus toen juist wist, wat hjj weten moest. Als wp in waarheid bjj den Heere Jezus komen, en het er ons in allen ernst om te doen is, om door Hem te worden onder wezen, geljjk het ook Nicodemus daar waarlpk om te doen was, dan leert Hp ons ook wat wjj te doen hebben „Zacht wat, zacht wat, schippertje! zoo gaat het niet,” viel bakker Mejjer hem in de rede. „Wjj kunnen niets doen. Wjj zpn dood in zon den en misdaden, als ik mjj zoo eens mag uit drukken, en daarom ben ik er altjjd zoo bang voor als de menschen beginnen te praten van iets te moeten doen. Dat noem ik, als ik me zoo eens mag uitdrukken, een miskenning van onzen doodstaat.” „Ja wis!” zei Kees de Wever, „en daardoor is die ellende gekomen, die wjj in onze dagen beleven. „Je moet dit doen, en je moet dat doen, en je moet nog meer doen”, dat zeggen de tegenwoordige predikanten in deze stad ook. Neen ik ben het volkomen eens met de kleer maker, en ik acht het een groot voorrecht, zie je, als je met gebroken armen en beenen De „Geldersche Kerkbode" veroorlooft ons een kjjkje te nemen in een particulieren brief van Ds. Wielenga, waarin hjj zelf zpn jongste wedervaren op Soemba ons verhaalt. We ver trouwen, dat een inzage in dat schrijven ook den belangstellenden lezers van „Zeeuwsch Kerkblad" welkom zal zpn. Het dateert van 7 Mei jl. „U zult zeker vreemd opzien boven dezen brief Makassar te zien staan. Nu dat is een heele geschiedenis. Laat ik beginnen met te zeggen dat uw zoon gezond en wel is, uitgezonderd een schrammetje aan zjjn linkerwang. Maar laat ik de historie van voren af aan verhalen. Greta (mevr. Wielenga) ging Paaschzondag naar. Java, ’t Afscheid viel niet gemakkeljjk èn voor haar èn voor mjj maar we konden niet anders en daarom gaven wjj ’t maar over Zoo keerde ik ’s avonds alleen naar huis terug. Dat viel niet mee, daar zoo alleen te zitten in ’t groote huis. Wjj hielden ook 2de Paaschdag, al was ’t niet met „paaschbrood en eieren,". Dinsdag trok ik maar weer ijverig aan ’t werk, ’s Morgens half acht reed ik uit met Thomas, eerst naar ’t ziekenhuisje, en toen naar verschillende kampongs, waar ik zieken had. Tegen elf uur keerde ik terug. Dicht bjj huis ontmoette ik den radja van Memboro (2 dagen rjjdens hier van daan) met gevolg. Hjj wilde mjj spreken, en ik nam hem mee mar huis. Van elf tot één uur heb ik met hem zitten praten, en hem aan medicijnen geholpen. Toen hjj weer weg ging kwam Thomas mjj zeggen, dat in hun kamer een Soembaneesche vluchteling was. Ik er naar toe, om eens te zien, ’t Was een slaaf van Memborozjjn radja wilde hem dooden, en daarom was hjj gevlucht, en verzocht om hulp, wilde mijn slaaf worden, enz. Ik zeide hem dat hjj bjj den civielgezaghebber op Wainga- poe moest zjjn, want dat ik mjj niet mengde van de Zendings-Conferentie der Geref. Kerken in Zeeland, te houden in het gebouw der Gereformeerde Kerk te Goes. Dinsdag 4 Juli, ’s avonds 7*/2 uur. Ure des Gebeds. VoorgangerDs. L. van der Valk te Oosterbeek. gedreven door heilige liefde voor Jehovah en Zjjn dienst, staande onder goede aanvoering, is voorwaarde om te overwinnen. Een woord moeten wjj hebben waaraan wjj elkander herken nen, een wachtwoord, een strijdleuseen woord dat allen bezielt. Voor den Heere en voor Gi deon zoo zullen zp aankomen naar ’t dal —waarin de Midianieten gelegerd zjjn. De-afloop van vólgende maal. Wp maken nog slechts een paar korte op merkingen. De eerste isGods hand is sterker dan alle vjjanden. Dat verstaan niet alleen de Israë lieten, maar ook de Midianieten. Te midden van alle tegenstand houdt God zjjne gemeente staande en wekt in ’t hart van de kinderen der wereld het besefde zaak van Gods volk is rechtvaardig. Zulk eene werking gaat in den dag des Nieuwen Testaments nog krach tiger uit in de wereld, want Christus zond aan Zjjne gemeente Zjjnen Geest, en die gekomen zjjnde zal de wereld overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van oordeel. Menigeen strjjdt nog tegen U, die toch in zjjn hart aan uwe overwinning gelooft. Wp, die ons scharen onder de banier van onzen Heere, hebben nog dikwpls zooveel on derlinge twist. Wp moeten alles doen om broe dertwist te voorkomen. Want hjj breekt de innerlijke kracht. En hoe geschiedt dit? Er was in Israël toentertijd slechts één Gideon. Maar deze was nu ook de door Jehovah ge roepen man om Israel te verlossen. Het volk bleef hom erkennen. De drie hoopen deden als hjj. Maar vaak worden er onder ons pogingen aangewend om de mannen, die banierdragers zpn bjj Godes gratie, te verwerpen. Hoor naar zulke woorden niet. Want al verfoeien wjj alle menschvergoding, wjj stellen er prijs op dat de geestelijke leidslieden des volks in eere worden gehouden. Als wjj dan, omdat God met ons is, optrekken, gehoorzaam aan ’t be vel, aanheffend een strijdleus, is de overwin ning ons en wjj danken den Heere, geloovend. Wjj steken ’t hoofd omhoog en zullen d’eerkroon dragen, Door U, door U alleen om Dr. Kuyper Sr. noch Prof. Bavinck, noch Prof Wielenga namen dat absolute standpunt in van zoo moet het of, zoo meet het niet. Vooral op en na de laatste Synode te Dordt lag Dr. K. en de twee daarna genoemde professoren voor en na de Synode te Gronin gen al den nadruk op het recht der kerken, inzake de opleiding, alsmede op het hooge belang dat zjj er bjj hebben. Aan het inne men van dit eene of het andere uiterste deed ook ik nooit mee ik spreek dit uit, omdat velen abusievelijk meenen dat ik veranderd ben en hoop ik ook voortaan niet mee te doen, het doet m. i. geen goed, maar wel kwaad. Bjj het innemen van het eene of van het andere uiterste toch is verzoening, is het vinden van elkander en het samengaan niet mogeljjk. elkander, de geestelijke banden worden dan slap per, aan den dienst Gods is dan minder behoefte, lauwheid en geestelijke traagheid treden in, ach ja, in plaats van het leven der liefde en der eenheid te bewaren, richten twisten en verdeeldheden allerlei innerlijke verwoestingen aan en wjjl ieder meent groot te zpn en het recht aan zjjn kant te hebben is er van het zoeken van en het toegeven aan elkander schier geen sprake, en zoo wordt de geestelijke levenskracht verteerd, door God ons uit ge nade in de wegen van verdrukking en tegen spoed geschonken, en het is dientengevolge dat wij, tot eenig besef er van gekomen, zeg gen moetenToen was het mjj beter dan nü. En is het zeker waar, dat de Nederlandsche wereld die in het boozg ligt, schandelijk en lasterlijk huis gehouden heeft, ten einde den uitslag te verkrijgen, die Woensdag verkregen is, het is ook waar, over het Ministerie en losgelaten heeftgewis, De mannen van ’34 en ’86 was het in de laatste tjjden weleens wonderlijk vanwege den voorspoed dien zjj hadden en het aanzien dat zjj verkregen zelfs op het meer zichtbare we reldlijke terrein van het leven. Het is zoo, aan door God rjjk begaafde mannen hadden zjj dat voor een groot deel dank te weten maar goed, de Heere gaf het hun, en dat was vaak wonderlijk in hunne oogen en deed hen, gedachtig aan 34 e. v. d., en 86 e. v. d., onwillekeurig zeggen „Hij verandert de tjjden en stonden". Doch als het Hem behaagt die in den zoo even aangegeven zin te veranderen, dan bljjkt het in den regel, naar de gewijde ge schiedenis ons leert, dat wjj, belpders des Heeren, met het oog op ons geestelijk leven, daar minder goed tegen kunnen dan aan te genspoed en verdrukking. Bjj voorspoed en aanzien in het meer uitwendige leven kunnen wjj dikwerf den Heere te veel missen en heb ben ook niet die diep gevoelde behoefte aan

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1905 | | pagina 2