Weekblad
voor
Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA. Ds. H W. LA1IAN en Ds. A. LITTOOIJ.
Vrijdag 30 Juni 1905.
No 1.
UIT HET WOORD.
v
Drukker-Ui tgever
3e Jaargang*.
A.
HET RECHT OP DE BELOFTE.
SCHRIFTBESCHOUWING.
•t
1
70 cent
3 cent.
Want u komt de belofte toe en uwe
kinderen en allen, die er de Heere onze
God toeroepen zal.
ooö
mp
□ge
een
ma
erg
'len
der
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
dog
err.
sida
err.
err.
rida
een
ner
terg
D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBU SG.
te wy’zen, waarop züne
Zoolang de mensch niet
ontdekt is aan zpn eigen zonde, denkt hü
zelf gaat om het
In zyn oog is de
gering is dus ook de verge-
Maar als zy'n verstand verlicht wordt
zyne consciëntie ontwaakt, als hy zich be-
vreeselyke zonde schuldig gemaakt
wij niet den Messias der
verworpen, niet uitgeroepen, toen
strijden is niet gewoon. Want hoe zal iemand
tegelijk de bazuin blazen en zijn wapentuig
hanteeren Maar allermeest trekt uwe aan
dacht dit: Gideon zegt, God hee/f de Midia-
nieten in onze hand gegeven, en volgt daarna
den weg van zeer scherpzinnige berekening en
van een zeer goed verzonnen krijgstaktiek om
de overwinning te behalen. Immers het legertje
gaat in drieën uiteen. En ik stel mij voor,
dat twee groepen een omtrekkende beweging
maken. Straks staat ieder aan eene zijde en
schijnen de Amalekieten en Midianieten inge
sloten. En wat moeten die mannen ieder met
een bazuin doen? Wel begrijpt gij dat nog
niet? Zooveel krijgstrompetten, waren er ge
woonlijk slechts in een vrij groot leger. En
de vijand vermoedend dat een groot heir in
aantocht was, zou den schrik om ’t harte slaan.
Gideon maakt gebruik van een krijgslist.
Daarvoor dienen ook de fakkels en de krui
ken. Eerst toch moet het licht der fakkels
onder de kruiken verborgen blijven. Want
niemand mag de nachtelijke beweging bemer
ken. En als zü aanrukken moet het gezwaai
der brandende toortsen, het geschetter van den
krijgstrompet en ’t geraas van de kruiken het
leger van den vijand in verwarring brengen,
en op de vlucht jagen. Het schijnt voor Gideon
zoo van zelf te spreken, dat Gods tegenwoor
digheid en hulpe ons niet van trouwen arbeid
ontslaat. Vele menschen denken daar geheel
anders over. Zij redeneeren aldus: God zorgt
wel voor zijn eigen werk. Wij laten alles
daarom kalm zijn gang gaan. Al dat ijveren
van menschen baat niets. Indien dit waar is,
heeft Gideon geheel verkeerd gedaan. En toch
er wordt in ’t gansche boek geen enkele be
straffing daarover gevonden. Het kan ook niet,
want wij zijn Gods medewerkers. Zoo wij ge-
looven dat God met ons is, hebben wij met te
meer zorg alle goede en geoorloofde middelen
te gebruiken, opdat wij den Heere in Zijn werk
niet belemmeren.
In het natuurlijke leven zijn wij in ’t alge
meen vrijwel op onzen post. Maar vooral waar
het de zaak des Heeren geldt zijn velen traag
in ’t benaarstigen. Wij arbeiden niet met al
onze macht en doen al ze0r weinig om onze
roeping en verkiezing vast te maken. Ja er
zijn menschen die daarin hunne vroomheid
stellen, dat zij altijd traag zijn en nooit vurig
van geest. Dat zü nimmer als Gideon met drie
honderd man, den vpand aanvallen alsof een
groote macht tegen hem optrok. Het geestelyk
leven kan by zulke menschen niet bloeien,
want zü doen niet al wat God hun in Zün
Woord opgelegd heeft.
En wie arbeidt in den wüngaard des Hee
ren kan ook door Gideon worden aangewak-
kerd. Als het keurkorps in drie hoopen uiteen
gaat, moet Gideon aanvoerder blüven. Daarom:
ziet naar mij en doet alzooen zie als ik zal
komen aan het uiterste des legers, zoo zal het
geschieden gelijk als ik zal doen, alzoo zult gij
doen; als ik met de bazuin zal blazen, ik en
allen die met mij zijn, dan zult gijlieden ook
met de bazuin blazen, rondom het gansche leger,
en gij zult zeggenvoor den Heere en voor Gideon.
Wy kunnen ’t ons nu vrü goed voorstellen.
De honderd man bü welke Gideon zich be
vindt geeft het sein, zoodat van alle kanten
tegelük de krügstrompet gestoken wordt. Dan
zal de schrik het volk in ’t dal krachte
loos maken.
Wanneer wü in onzen tüd gemeenschappe-
lük tegen een vüa^id optrekken, raad ik het
Christenvolk aan, te doen als Gideon. Denk
aan de zonde van het Neo-Malthusianisme.
Laten wü dan gemeenschappelük aanvallen.
De zonde van de lastering van Gods Naam.
Niemand blüve terug. Het kwaad van de Ont
heiliging van den dag des Heeren. Eén zün,
licht, dat het haast van
Evangelie aan te nemen,
zonde gering, en
ving,
en
wust wordt van de snoodheid van zün hart en
de grootte van züne schuld, dan verandert het,
en het schünt hem onmogelük toe, dat God
züne ongerechtigheid werpt in eene zee
van eeuwige vergetelheid. Wie zooals Petrus
bittere tranen heeft geschreid weet dit, en
daarom kent hü de dringende behoefte, welke
deze lieden hebben. Het is zoo, zegt hü, als ’t
ware, uwe schuld is groot, uwe zonde is schrik-
kelük, maar gü moogt niet moedeloos zün. Aan
het ongeloof moogt ge U niet overgeven, wül
er geen reden voor is. Tegenover uwe boos-
iheid, waarover ge nooit te veel bedroefd kunt
zün, staat eene verklaring, welke God afge-
legd heeft, en het is dringend noodig, dat gü
daarop het oog vestigt Overweegt ernstig,
wat ik U zeg, denkt na over wat ik betuig.
Ik heb niet lichtvaardig gehandeld, waar ik u
de toezegging deed, dat gü vergeving der zon
den en de gave der H. Geestes ontvangen zult,
indien gü U bekeert en U laat doopen in den
Naam van Jezus Christus, want u komt de
belofte toe en uwe kinderen en allen die verre
zün, zoovelen als er de Heere onze God toe
roepen zal.
Petrus heeft derhalve vasten grond onder de
voeten, hy' doet züne vermaning en zy'ne toe
zegging, beide rusten niet op eene stemming
in hen, maar op eene belofte Gods. Het is
niet, omdat gü zoo verlegen züt, of omdat gü
zooveel berouw hebt over uwe zonden, kunt
gü u wel laten doopen, en moogt gü de ver
wachting koesteren, dat gü deel zult hebben
aan de voor u zoo onmisbare weldaden, de
Met mede werking van onderscheidene Predikanten.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
vangen en geboren en daarom allerlei ellende
ja de verdooemenis zelve onderworpen zün,
toch moogt gü nu voor hen pleiten in de
stellige gewisheid, dat ook hun de belofte
toekomt en zoo blyft uwe bede
Gedenk aan ’t woord, gesproken tot uw
[knecht,
Waarop gü mü verwachting hebt gegeven
Dit is mün troost, in druk mü toegelegd,
Dit leert mün ziel U achteraan te kleven
Al ’t geen Uw mond aan mü had toegezegd,
Gaf aan mün hart vertroosting, geest en
[leven*.
Boüma.
vergeving der zonden en de gave des H. Gees
tes, maar enkel vestigt hü het oog op de be
lofte, welke hun toebehoort, op welke zü recht
hebben, op welke zy' pleiten kunnen. Door
hunne zonde hebben zü alles verbeurd, elke
aanspraak verloren, geen enkelen grond heb
ben zü meer, waarop zü hunne verwachting
kunnen bouwen, maar buiten hen om heeft
God de belofte gegeven, eer zü er waren heeft
God de toezegging gedaan, dat Hü de onge
rechtigheid uitdelgt om Züns Naams wil, dat
Hü Zün Geest uitstorten zaldoor züne pro
feten heeft Hü deze belofte vele malen en op
verschillende tüden laten verkondigen, en daar-
bü duidelük aangetoond, aan wie zü behoorde,
wie er zich op verlaten mochten. In weerwil
van hun snood bedry'f mogen zü deze belofte
aangrüpen, en daaraan de ontwüfelbare hoop
ontleenen, dat God hun genadig zal zün. Waar
de zonde hun eiken moed rooft, en elk uit
zicht ontneemt, daar mogen zij radeloos en
hulpeloos in zich zelf naderen tot de belofte,
haar in de hand nemen, zich aan haar oprich
ten, en met haar voor Gods aangezicht tre
den. Zü hebben in hun blindheid, Gods wraak
over zich zelf en hunne kinderen ingeroepen,
maar de Ontfermer Israel, heeft zich tot hen
nedergebogen en spreekt tot hen niet in toorn,
maar in genade. Die belofte is de schuilplaats,
waarheen zy’ mogen vluchten, het schild, waar
achter zy' zich mogen verbergen, de rots, waarop
zü mogen bouwen, de grond, waarop zü zich
mogen verheffen tot Hem, dien zy' beleedigd
hebben.
Deze belofte is niet beperkt. En allen die
verre zün. Baza laat dit slaan op den tüd en
denkt aan de geslachten, die later zullen op
komen, maar er is geen enkele reden om ons
te beletten met de meeste verklaarders mede
te gaan, die hier over de grenzen van Israël
heenzien en het oog richten op de volken die
tot dien tüd toe vervreemd waren van God,
en van züne belofte, zonder hoop in de wereld.
De Geest van het Pinksterfeest deed Petrus
verstaan, dat de ure aangebroken was, waarin
God ook de heidenen roepen zou tot de brui
loft van het Konindrük der hemelen. Hü voor
zag, dat de noodiging zou uitgaan naar alle
oorden der aarde, tot hen, die nu nog verre
waren, en hü spreekt het reeds uit, dat ook
die ver verwüderden recht hadden op dezelfde
belofte.
Wy’ hebben hier alzoo eene gewiehlige ver
klaring, waarvan wü de waarde zullen ver
staan, wanneer wü metterdaad ons zelf kennen
in onze zonde en ellende. Immers toen gü uw
verloren toestand leerdet kennen, was er voor
u geen verwachting meer. Elke deur, waar
door gy' wildet ontkomen was gesloten, elk
middel, dat gy' aangreept, ontviel u, elke po
ging deed u het vruchtelooze er van al meer
inzien, wat bleef er voor u over Gü hebt om
u heen gezien en gü züt her- en derwaarts
gegaan, doch het was alles te vergeefs. .Toen
gÜ overtuigd waart, dat niemand en niets u
redden kon, ging in den donkeren nacht voor
u op de ster der belofte, gü zaagt haar schy'n-
sel, en in u werd de hope wakker. Deze gaf
u moed om tot den Christus te vlieden, by'
Hem te schuilen, en alles van Hem te ver
wachten. En altüd weer is het diezelfde be
lofte, die u aldoor de kracht vernieuwt, en by’
elke inzinking u weer opeiseht, terwül gü alty’d
meer verstaat, hoe zü het alleen is, welke u
een vasten grond biedt, waarop gü u moogt
verlaten, want door op haar te zien, ziet gü
tevens op Hem die haar gegeven heeft en gü
weet, dat hü geen mensehenkind is, die liegen
kan.
Niet enkel voor u zelf, maar ook voor uwe
kinderen stelt gy’ haar op prüs, want hoewel
gÜ ook van hen belüdt dat zü in zonde ont-
De verzekering door den Apostel Petrus aan
de verslagenen gegeven was heerlük, want zü
gaf hun het uitzicht op vergeving der zonden
en de gave des H. Geestes Als iets bü
machte was deze neergebogenen op te richten,
dan was het zeker deze tüding. Doch het lag
voor de hand, dat zü hoewel de bedoeling van
dit woord waardeerende nochtans er niet toe
komen konden om het met hun gansche hart
te aanvaarden. Voor een oogenblik mocht het
hen bemoedigen, niet lang zou het duren, of
de twüfel zou zich met kracht doen gelden en
hen er toe brengen om te zeggenja, dat kan
wel zoo zün, maar of wy' ooit deel zullen krü-
gen aan deze weldaden, dat is de vraag. Wü
kunnen ons dit niet voorstellen, wül wü ons
aan zoo
hebben. Hebben
vaderen
Pilatus verklaarde, dat Hy' onschuldig was,
Zün bloed kome over ons en over onze kin
deren en zou het nu wel mogelük zün, dat
deze vlek van ons leven skleed gewischt kan
worden? Er zal wel vergeving voor anderen
zün, maar voor ons, dat kunnen wü niet ge-
looven.
Gelukkig, dat de Apostel deze overleggin
gen kent, dat hü uit eigen ervaring weet, hoe
moeiëlük het is voor een zondaar, die van züne
groote schuld overtuigd is om te vertrouwen,
dat hem al züne ongerechtigheden vergeven
zy'n, en vandaar kan hü het ook noodig ach
ten den grond aan
verzekering rust.
Het boek der Richteren.
XLI.
En het geschiedde, als Gideon de ver
telling dezes drooms, en zy'ne uitlegging
hoorde, zoo aanbad hü en hü keerde we
der tot het leger van Israël, en zeide
Maakt u op, want de Heere heeft het leger
der Midianieten in ulieder hand gegeven.
En hü deelde de drie honderd man in
drie hoopenen hü gaf een iegeffik eene
bazuin in züne hand, en ledige kruiken,
en fakkelen in het midden der kruiken.
En hy' zeide tot henZiet naar mü en
doet alzooen ziet, als ik zal komen aan
het uiterste des legers, zoo zal het ge
schieden, gelük als ik zal doen, alzoo zult
gÜ doen.
Als ik met de bazuin zal blazen, ik en
allen, die met mü zün, dan zult gülieden
ook met de bazuin blazen, rondom het
gansche leger, en gü zult zeggenVoor
den Heere en voor Gideon 1
Richt. 7 1518.
Ik kan mü de zielsgesteldheid van Gideon
denken bü het hooren van den droom en zy'ne
uitlegging. Heere, hoe groot en wonderly'k züt
Gü. Uwe hand strekt Gy' uit en de macht van
den vyand ligt gebroken. Over ’t leger der
Midianieten heerscht uwe almacht, ^evenzeer
als over de opgeblazenheid der zee. Daar buigt
de held Gods zich neer want in dankbare
bewondering moet züne ziele zün God en Ko-
ning danken. En geen woorden kan hü vinden
om den Naam des Heeren te danken. Maar
hü aanbidt. Wonderlük ig Jehovah. Eer wü ’t
weten is de verlossing bereid. Zulke tüden van
blüde verrassing kent menig godvruchtige. Als
onuitgesproken vrees ons bezwaart, en alles
wordt op eenmaal weggenomen, dan schiet het
gebed op uit ons hart om den Vader te dan
ken, die uitkomst gaf in ’t bangst gevaar.
Terstond keert Gideon terug naar het leger
van Israël. Hü toeft daar niet lang bü de
voorposten des vijands. Maar weldra heet het:
sta op, want de Heere heeft het leger der
Midianieten in uwe hand gegeven. Nu is alle
twüfel geweken. De droom heeft getoond welke
gedachten er heerschen in ’t midden dervy'an-
den. Zü zijn er zelf van overtuigdGod heeft
ze aangegrepen. En zoo God voor ons is, wie
zal dan tegen ons zün?
Immers dan is ’t gelük door velen of door
weinigen te verlossen. Nu triumfeert het geloof
de Heere heeft het leger in onze hand gegeven.
De slag moet nog aanvangen, en toch de uit
slag is voor Gideon’s geloof al beslecht.
Zeer eigenaardig is nu echter het volgende.
En hij deelde de driehonderd man in drie hoo
pen en hij gaf een iegelijk eene bazuin in zijne
hand en ledige kruiken en fakkelen in 't mid
den der kruiken, en hij zeide tot henziet naar
mij en doet alzoo.
Vooreerst zien wü hier dat elk der drie hon
derd mannen een bazuin heeft. De manier van
I
(J
r*
3.
Zieuwsch Kerkblad
de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Hand. ii 39.