voor
irg.
71.
trt
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie van: Os. L. BOUMA, Ds. H W. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
L!
Vrijdag 9 Juni 1905.
No 50.
I
2e Jaargang.
UIT HET WOORD.
146
sen
Drukkeruitgever
A.
SCHRIFTBESCHOUWING.
HET EERSTE PINKSTERFEEST.
i nog
volgt
Bouma.
70 cent.
3 cent.
rken
den
ttooJJ
£amp
Jonge
Veen
;sema
Berg
holen
bulder
Z.
JRG.
■land-
van
YP0-
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
1RIN-
LEN-,
GEN.
^eerr.
Veen
nema
rg.
Jeida
ueerr.
^eerr.
Jeida
3erge
nd.
inner
llffers
D. LITTOOIJ Az
MIDDELBURG.
Gij hebt zeker wel eens gelezen eene schoone
beschrijving van Jeruzalem en daarbij'' hebt
gij iets gevoelt van wat er omgegaan is in
het hart van de Israëlieten, die de heilige stad
gekend hebben in hare schilderachtige ligging
en hare schitterende heerlijkheid. Voor hen
was het de stad der steden, de lust der gansche
aarde en welk eene blijdschap werd er genoten,
wanneer het gansche volk in al zijne rangen
en standen opgegaan was naar Jehovah’s al
taren. Ook dit zal wel het geval geweest zijn
op dien pinksterdag, waarvan wij nog altijd
de heug’ljjke gedachtenis vieren. Voor het volk
destijds in den tempel vergaderd was het het
feest des oogstes, en dit stemde tot vroolyk-
heid en dank.
Tot vroolijkheid, want zy hadden weer de
velden gezien in hunne zeldzame vruchtbaar
heid, de boomen met hunne saprijke vruchten,
het vee huppelend in klaverrijke weiden en
dit gezicht was zeer geschikt om het hart te
verruimen en alle bezorgdheid uit de ziel te
verbannen. Maar ook tot dankbaarheid, want
was het niet de trouwe Schepper aller dingen
geweest, die het jaar Zijner goedheid kroonde
en wiens voetstappen dropen van vettigheid.
Was Hij het niet, die de velden bekleedde met
kudden, en de dalen bedekte met koorn. Hoe
rijk maakte hem zulk eene beschouwing der
natuur en tot welk een innige erkentelijkheid
noopte zij.
Op dien morgen waren ook de Apostelen
van Jezus tempelwaarts getogen om den Gever
alles goeds de offerande des lofs te brengen,
en nog altijd zijn zy één van hart en één van
zin, uitziende naar het oogenblik, waarop de
belofte des Vaders, waarvan de Heiland hen
gesproken had, vervuld zou worden. Nog
worden zy niet opgemerkt, nog let niemand
op hen, nog is er geen enkele feestganger, die
met bizondere aandacht hen beschouwd. Het
kan wel wezen, dat eenigen hen gezien hebben,
maar dan zal het geweest zyn met de gedachte,
dat het wel vreemd was, dat die onnoozelen,
die zich zoo ver hadden laten verleiden, nog
te midden van het feestvierend Israël durfden
verschijnen. Met een trek van minachting op
het gelaat zullen zy hen voorbijgegaan zyn,
niet beseffend, welk eene taak er weggelegd
was voor deze eenvoudige Galileesche mannen.
Maar het deerde de discipelen niet. Wat
bekommerden zy zich over het oordeel van
hunne medemenschen. Hun hoofd en hart
was met iets anders vervuld en zouden wy ons
vergissen, wanneer wy aannemen, dat zy hunne
handen en oogen omhoog geheven hebben
naar den hemel, pleitende op de belofte. Wy
gelooven het niet, want heel hunne ziel ging
uit naar den Heere bun’ God. Terwyl zy zoo
byeen zyn, wat gebeurt er De menigte hoort
een gedruisch als van een geweldig gedreven
wind en onwillekeurig ziet de een den ander
verbaasd aan, en op aller lippen ligt de vraag
Wat mag dit zyn. Nog zyn zy niet bekomen
van den schrik of een nieuw verschijnsel niet
minder ontzachlyk doet zich gelden. Van hen
worden gezien verdeelde tongen als van vuur,
welke eerst door hunne schittering aller oog
tot zich trokken en daarna zetten zy zich boven
de hoofden der discipelen. Ontzetting grjjpt
iedereen aan. Er heerseht eene groote span
ning, die allen stil maakt. Wat is God toch
groot, die door een wenk op aller hart beslag
legt, en ik denk wel eens, hoe weinig verstaan
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
En zfj werden allen vervuld met
den H. Geest. Hand. II: 4a.
wy dit nog. Immers wanneer wy daarvan
meer doordrongen waren, dan zouden wy min
der beweging maken en in alle stilheid op
zien tot Hem om zegen, alvorens eene schrede
te doen en eenig werk te verrichten. Wy
willen nog te veel, wy doen nog te veel en
wy verwachten nog te veel van ons eigen po
gen, en zoo doende staan wy den Geest van
het Pinksterfeest in den weg. De Apostelen
wachten, zy bidden, zij leven in de nabijheid
Gods en zie zy werden allen vervuld met den
Heiligen Geest, en zy begonnen te spreken
met andere talen, gelyk de Geest hen gaf uit
te spreken.
Gewis, gy hebt gelyk, wy staan hier voor
een eenige gebeurtenis. Vóór haar is er nooit
zoo iets geschied, en na haar zal het nooit meer
gebeuren, en wy zouden vele woorden noodig
hebben wilden wy althans eeniger mate de
groote beteekenis daarvan beschrijven. Doch
dit ligt hier niet op onzen weg en wy volstaan
derhalve, als wy er slechts even by stilstaan. Zy
werden allen vervuld met den II. Geest. Ziedaar
de vervulling van de belofte, waarop zoovelen
gezien hadden. In tyden. van groote dorheid
hadden de geloovigen zich opgerieht, en het
oog gevestigd op den tyd, waarop de Heere
waterstroomen zou gieten op het droge tenge
volge waarvan de woestijn zou bloeien als een
roos, en de wildernissen zouden veranderd wor
den tot vruchtbare landdouwen.
Naar de geestelijke lente hadden zy verlangd,
naar den geestelijken zomer de handen uitge
strekt. Welnu die ure is thans aangebroken.
Niet in druppelen maar in volle stroomen wordt
de Geest des Heeren uitgestort, en het zyn de
jongeren des Heeren, die in ryken overvloed
de eerste zegeningen daarvan ontvangen. Tot
hen is gekomen de Trooster, die in hen wonen
en by hen blyven zal, die hen aangorden en
sterken zal, die ook door hen de wereld over
tuigen zal van zonde, gerechtigheid en oordeel,
die van Jezus getuigen en Zyn Naam ver
heerlijken zal.
De H Geest is gekomen, Hij zelf met al zyne
volheid, en Hy maakt zich gereed om van Je
zus te getuigen, Hy zal de zaak van Jezus
handhaven, en tegen alle vijandige aanslagen
verdedigen, ja Hij zal alle hoogte, welke zich
verheft tegen de kennis van Christus, neder-
werpen. Van nu aan zal Hy de oogen openen,
opdat velen de groote werken Gods zien, de
lippen ontsluiten, opdat zy u van de groote
werken Gods spreken, en de harten bewerken,
dat zy alle eere verzakende zich alleen beroe
men in Hem, die Israëls sterkte is.
Zou de schare discipelen overal verspreid in
dezen tyd ook in biddende stemming wachten
op het heil des Heeren Zouden de belijders
van Jezus’ Naam ook zoo ontledigd zijn in
zich zelf en zoo dorsten naar de wateren des
levens Zouden zy ook zoo bereidvaardig zyn
in de hand des Geestes om Gods groote daden
te vertellen Doch wat vraag ik
Hoe is het by my zelf? Waarvan is myn
hoofd en hart vol? Waarover gaan myne ge
dachten, waarbij leeft myn hart, en waarover
spreken myne lippen? Moet gij dit niet met
my doen? Is er geen reden, geen ernstige
reden voor Zal het pinksterfeest u en my
die ware vreugde en die zalige blijdschap bren
gen, die ons tot dieper verootmoediging, tot
warmer toewijding en tot hooger lofverheffing
brengt
Het boek der Bichteren.
XXXVIII.
Toen stond Jerubbaal (dewelke is Gi
deon) vroeg op, en al het volk, dat met
hem wasen zy legerden zich aan de
fontein yan Harod dat hy het heirleger
der Midianieten had tegen het noorden,
achter den heuvel More, in het dal.
En de Heere zeide tot GideonDes
volks is te veel, dat met u is, dan dat
Ik de Midianieten in hunne hand zou
gevenopdat zich Israel niet tegen My
beroeme, zsggendeMyne hand heeft
my verlost.
Nu dan, roep nu dit uit voor de ooren
des volks, zeggendeWie bloode en ver
saagd is, die keere weder, en spoede zich
naar het gebergte van GileadToen
keerden uit het volk weder twee en
twintig duizend, dat er tien duizend
overbleven.
En de Heere zeide tot GideonNog
is des volks te veeldoe hen afgaan
naar het water, en Ik zal ze u aldaar
beproeven en het zal geschieden, van
welken ik tot u zeggen zalDeze zal
niet met u trekken, die zal niet trekken.
En hy deed het voik afgaan naar het
water. Toen zeide de Heere tot Gideon
Al wie met zyne tong uit het water zal
likken, gelyk als een hond zou likken,
dien zult gy alleen stellen desgelijks
al wie op zyne knieën zal bukken om
te drinken.
Toen was het getal dergenen, die met
hunne hand tot hunnen mond gelikt
hadden, drie honderd manmaar alle
overigen des volks hadden op hunne
knieën gebukt om water te drinken.
Richt. 71—6.
Na de verzekering door de teekenen aan
vaardt Gideon met vaardige hand de hem
opgedragen taak. Reeds vroeg in den morgen -
staat hy op, hy met wien Baal twisten zal, om
met al zyn volk den stryd te ondernemen tegen
de Midianieten. Daar trekken zy voort en
legeren zich in Jizreëls vlakte by de fontein
Harod. Wy kunnen de juiste ligging dezer
plaats niet meer aangeven. Het heeft ook
weinig belang. Duidelijk genoeg is uit vs. 1,
dat de Israëlieten waren op een hoogte aan
welks voet deze bron Harod (bron der vrees)
ontsprong. Beneden in ’t dal is de vyand in
Noordelijke richting.
De Kantt. zegt van de bron Harod„gelegen
aan de grenzen van Manasse aan deze zjjde
van het gebergte achter hetwelk de Midianieten
gelegen waren aan d’andere zyde.“ Wjj ver
nemen er niets van hoe' de kantteekenaren aan
dit gevoelen komen. Blykbaar bedoelen zij de
zuidgrens van Manasse. Want anders konden
de Israëlieten de Midianieten niet meer ten
Noorden van zich hebben. Maar aan de zuid
grens vind ik op de kaart van Palestina geen
bergen.
Hoe dit ook zy het komt my voor dat
wy het tooneel van den stryd wat meer in
het Noorden van Jizreëls vlakte moeten zoeken
zy hebben de Midianieten voor zich ten
Noorden van den heuvel More. Daar in het dal
beweegt zich die groote menigte, veelvuldig
als sprinkhanen in den oogst, ’t Is om er van
te schrikken. Hun getal is 135000. Lees het
maar cap. 8:10. Wat kan Gideon daartegen
over stellen Op zichzelf geen onbeduidend
leger. Een heirmacht van 32000 man. Maar
wat zyn deze tegen zoovelen Ruim viermaal
sterker is der Midianieten macht.
Klein is reeds zyn leger vergeleken by den
machtigen vyand en vrees voor de uitkomst
zou den natuurlijken mensch niet vreemd ge
weest zyn. Toch zegt de Heere tot Gideon
des volks is te veel dat met u is dan dat ik de
Midianieten in hunne hand zou geven opdat zich
Israel niet tegen Mij beroeme, zeggendemyne
hand heeft mij verlost. Dit sehynt inderdaad
vreemd. Een meer dan vier dubbele macht
heeft Gideon tegenover zich. Kan er dan nog
sprake zyn van volk te veel Eer acht het
natuurlijk verstand dit getal te klein
De Heere wil op zulk eene wyze aan Gideon
de overwinning geven, dat elk zonder eenig
tegenspreken aan Zijne macht de eere toe-
schryft. Indien dappere strijders een viervou
dige macht versloegen bleef nog de mogelijk
heid om den gunstigen uitslag aan eigen moed,
vaardigheid en dapperheid toe te schrijven.
Want de mensch is eerzuchtig en eigenlievend.
Maar in dezen stryd zal Jehovah op den voor
grond treden. En in al zyne volheid zal uit
komen gy, Gideon, zult Israel verlossen door
mijne hand.
Daarom het volk moet nog verminderd. De
mogelijkheid moet ganseh en al afgesneden
dat ook maar ééne ijdele tong zich zou beroe
men myne hand heeft my verlost.
De Heere geeft aan Gideon een bevel, waar
over hyzelf wel eenigszins verwonderd en ver
slagen is. Nu dan roep nu uit voor de ooren
des voks wie bloodè en versaagd is die keere weder
en spoede zich naar 't gebergte van Gilead! Is
Gideon niet onbekend dat de man die vrees
achtig en week van hart was, niet mocht mede
uit trekken ten stryde. (Deut. 208) Maar dit
thans uitdrukkelijk uit te roepen is ganseh
en al overbodig. Het zyn immers de dapperen,
de vrywilligen uit de onderscheidene stammen,
die nu staan onder zyn oppergezag. De Heere
oordeelt anders, ’t Is Hem bekend hoe zy
naderden meer uit enthusiasms voor den held
Gideon dan uit reine liefde voor Jehovah. By
het ontwaken van dien geestdrift zagen zy den
vyand nog niet in ’t aangezichtnu liggen ze
daar in ’t dal met hunne tallooze duizenden.
En welk moedig man siddert niet vlak voor
den aanvang van ’t gevecht. Is ’t nu het ge
schikte oogenblik om zulk een woord te spre
ken Moet niet liever aan den aarzelende een
hart onder den riem gestoken worden ’t Gaat
in tegen onze gedachte. Gideon heeft veel van
Jehovah gevraagd, de Heere eischt nu ook veel
van Gideon’s geloof. Hy laat het woord des
Heeren uitroepen voor ’t oor des volks. Ge
hoorzaamheid aan zyn God gaat boven al. Ook
meent Gideon nog al iets goeds van zyne
manschappen te mogen verwachten. En al
verlaat een enkel strijder ’t gelid, daaraan
hangt toch niet alles.
Wie bloode en versaagd is, keere weder. Zyn
er die vreesachtig den stryd tegemoet zien en
sidderen voor ’t oorlogsgevaar? Zyn er wier
hart angstig klopt, wier moed geweken is na
de opwinding van het eerste oogenblik? Zoo
klinkt ’t door het gansche leger. Waarheen?
De Stat. Vertalingen luidt: en spoede zich mar
het gebergte van Gilead. Deze woorden hebben
nog al eenige moeielykheid bezorgd. Want
vooreerst beteekent het woord door spoeden
vertaald: zich wenden, zich wegpakken. En
het gebergte Gilead lag in het land aan de
overzyde van den Jordaan ten zuiden van de
beek Jarmoek tot beide zyden van den Jabbok.
Men heeft onderscheidene noodsprongen ge
waagd om aan deze moeielykheid te ontkomen.
Enkelen zal ik noemen. Vooreerst denken
sommige uitleggers aan een schryffout van de
overschrijverszy lezen dan in plaats van
Gilead Gilboa. Anderen denken niet aan het
gebergte, maar aan den stam Gilead, die zyn
leven in zyne hand stelde en onverschrokken
op den vyand afging. Deze uitleggers zyn op
Zeeuwsch Kerk
i