rg. 71. 4 4 4 4 4 ;s. F Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van; Ds. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. MA 3, UIT HET WOORD. an I abonnementsprijs IS. Drukkeruitgever 2e Jaargang. A. ii- SCHRIFTBESCHOUWING. 70 cent. 3 cent. per half jaar franco per post Enkele nummers Iden 4%. Ik- D. LITTOOIJ Az MIDDELBURG. □eerr. Veen .eerr, □eerr. .eerr. ïeida .eerr. ïeida .eerr. ïeida .eerr. .eerr. inner inner .eerr. Iffers Zij, die zich met Juli a. 8. op dit blad abonneeren, ontvangen de nog voor dien tijd verschijnende nummers gratis. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. PRIJS DER ADYERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. EENDRACHTIG EN VOLHARDEND BIDDEN. Deze allen waren eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeek ?n met de vrou wen en Maria de moeder van Jezus en met zjjn broederen. Hand. I 14. Deze allen waren aandachtelyk volhardende in het bidden en smeeken. Wie zyn zij Petrus en Jacobus, Johannes en Andreas, Philippus en Thomas, Bartholomeus en Mattheus, Jaco bus Alpheus’ zoon en Simon Zelotes en Judas, Jacobus’ broeder. Wjj vinden aldus hier bijeen de Apostelen, nog andere discipelen en de vrouwen, die Jezus gevolgd waren en Hem van hare goederen. Welk een er wel ooit op aarde eene ver- er 1 gediend hadden gezelschap. Zou gadering gehouden zijn, als deze Gij ziet wel niet de mannen, die destijds in hoogheid en eere zaten, gij aanschouwt er wel geen uiterlijke praal en heerlijkheid, het zijn een voudige lieden, van wie men toen nog niets anders wist, dan dat zij met Jezus geweest waren. Doch zij zijn bestemd om de Banier des Kruises, te planten op alle hoogten der aarde en Jood en Heiden te bewegen tot ge hoorzaamheid aan den door God gezalfden Koning van Sion. Bijeen vergaderd zijn zjj te Jeruzalem. Hun Leidsman is van de aarde heengegaan naar den hemel, en zij wachten thans op de ver vulling der belofte, welke Jezus hun gegeven had. Al dadelijk doet het ons weldadig aan, dat zij zoo eensgezind zijn. Vroeger konden zij nog al eens met elkander twisten, maar het vuur van alle tweedracht is gedoofd. Zij staan thans schouder aan schouderzij zien allen op ééne belofte, zij begeeren allen ééne zaak, en zij strekken zich allen uit naar hetzelfde doel. Hoe verschillend zij ook mogen zjjn in aanleg, karakter en gaven, verwijdering kan het niet bewerken, de eenheid welke zij bezit ten, is sterker dan al wat scheiding zou kun nen bewerken. Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, dat broeders ook te zamen wonen. Het is gelijk de kostelijke olie op het hoofd, neder dalende op den baard, den baard van Aaron, die nederdaalt tot op den zoom zijner kleederen. Zjj wachten. Maar niet lijdelijk. Zy heffen handen en oogen omhoog naar den hemel. Hun Heiland is heengegaan, en sinds is hun hart niet meer op de aarde. Zij blijven Hem zoeken, Hjj is nog altjjd de Rotsteen en hun deel. Nevens Hem lust hun niets in den Hemel, nevens Hem lust hun niets op de aarde. Tot Hem zien zy op, van Hem is hunne verwach ting, in Hem zjjn zy vereenigd. Er staat wel niet bij, wat zy in het gemeenschappelijk ge bed gezocht hebben by den Troon der genade, doch dit is ook niet noodig. Wjj weten het wel. Zy begeeren de toerusting tot de taak, welke hun toevertrouwd is, en ofschoon hun hart brandt om van Jezus te getuigen, zy zullen geen enkele stap doen in eigen kracht en naar eigen overlegging. Zooveel hebben zy geleerd, dat alle eigenwillige overhaasting eer der schade berokkent dan voordeel bewerkt. Op zich zelf vertrouwen doen zy niet meer, in den weg van pynlyke ervaring hebben zy de zwakte van eigen kracht leeren kennen. In zich zelf zyn zy ledig en vermogen zy niet met al. Daarom gaan zij uit zich zelf en ko- A tc. alles komen moet van Hem, die eenmaal gezegd heeft: Zonder Mjj kunt gy niets doen. En dit is hun niet hinderlijk. Zy zyn er geheel mede tevreden. Al wat nog in hen is, dat hen zou willen aanzetten om van eigen wysheid, eigen deugd en eigen kracht iets te verwachten zullen zy bestrijden, want zy ver staan, hoe zalig het is, om geheel afhankelijk te zyn van Hem die zich voor hen overgege ven en den stryd alleen gestreden heeft. Zon der te rekenen op iets, wat zy bezitten, staan zy gereed om op de eerste wenk op te trekken en hun arbeid te volvoeren. Zy willen niets anders zyn dan zwakken, in wie de verhoogde Christus Zyne kracht volbrengt. Hoewel de schare hier bjjeen klein en zon der uitwendige heerlijkheid is, toch kunnen wy zeggen, dat wy veel goeds mogen verwachten, want de begeerte van deze mannen en vrou wen, die zoo één van hart en zin zyn en wier eenige sterkte ligt in het vertrouwen op ’s Hee- ren belofte zal vervuld worden, en het zal ook nu blyken, dat de Heere machtig is om over vloedig te doen boven beê en denken. Welk een zegen zou het voor het huisgezin en de maatschappij, voor de kerk en den staat zijn, indien er onder de velen, die ’s Heeren Naam belijden althans eenigen gevonden wer den, die in gemeenschappelijk gebed met hun gansche hart uitgingen naar den Troon der genade. Er is zoo groote behoefte aan. De akker, waarop het zaad dés Evangelies gestrooid wordt, is in menig opzicht zoo dorde ont wikkeling van het ontkiemde zaad toont veelal niet de frischheid, welke zoo noodig is, ja er is zooveel, dat stof geeft tot klagen. By alle werkzaamheid die er verricht, by eiken stryd, die gevoerd wordt, is het zoo dringend nood:?, dat er mannen en vrouwen zyn, die eendrach tig handen en oogen opheffen naar den hemel, waaruit alleen die krachten nederdalen, door welke wy kloeke daden kunnen doen. Wy loopen zooveel gevaar om onder de groote bedrijvigheid dezer eeuw de ware be hoefte aan het gebed te verliezen, en daarom moet gij er ook naar staan te behooren tot die schare, die ook in dezen tyd zich bewust is van eigen zwakte en alleen steunt op den sterken arm des Heeren. o Vereenig u met allen, die het kermen verstaan, en vermenig vuldig het gebed, opdat er winste behaald worde voor den Naam des Heeren. Het is niet de vraag, of wy beteekenis zullen hebben, maar of eere en lof gebracht wordt aan Hem, die aan'de rechterband des Vaders is verhoogd. Bouma. Het boek der Riehteren. XXXVII. En Gideon zeide tot GodIndien Gij Israel door myne hand zult verlossen, gelyk als Gy gesproken hebt Zie, ik zal een wollen vlies op den vloer leggenindien er dauw op het vlies alleen zal zyn, en droogte op de gansebe aarde, zoo zal ik weten, dat Gy Israel door mijne hand zult verlossen, gelyk als Gy gesproken hebt. En het geschiedde alzoowant hy stond des anderen daags vroeg op, en drukte het vlies uit, en hij wrong den dauw uit het vlies, eene schaal vol water. En Gideon zeide tot God: Uw toorn ontsteke niet tegen my, dat ik alleenlijk ditmaal sprekelaat my toch alleenlijk ditmaal met het vlies verzoeken er zy want de droogte was op het vlies alleen, en op de gansche aarde was dauw. Richt. 6 3640. Het doet ons verbaasd staan, als wy lezen, dat Gideon nu nog een extra-ordinair teeken begeert. En verwonderlijk zouden wy het willen noemen, als de Heere zich geheel en al schikt naar de schijnbaar eigendunkelijke wenschen van zyn knecht. Immers door een duidelijke openbaring Gods is aan Gideon zijne roeping bekend gemaakt. En zichtbaar is Jehovah’s gunst met hem. Bestaat er nu wel reden voor zulke teekenen Is dit geen ongeloof of althans eene zwakheid van den geloofsheld Wy zullen straks zien. Volgen wij eerst het verhaal op den voet. Gideon was tevoren tarwe dorschende in den wijnkelder. Dat is nog heel kort geleden. Nu komen duizenden aan om zich onder zyn be wind te stellen. Hoe grooter de schaar wordt, hoe zwaarder de verantwoording. De werke lijkheid genaakt. Allerlei vragen dringen zich op. Waar zal ik de Midianieten aanvallen Hoe zal ik ze verdry ven Hoe kan ik, die geen krijgskunde ooit leerde, die duizenden aan voeren? Er steekt een storm op in Gideons hart. En zonder nu te twyfelen aan wat God deed, dorst hy, naarmate zijne roeping zwaar- J?«er wordt, naar meer zekerheid. Let maar op deze woorden indien gij Israel door myne hand zult verlossen, gelyk als gij gesproken hebt Dat is geen indien van den twijfelaar, maar het is ’t voortworstelend geloof. Immers er is een pleiten op wat de Heere al sprak. Niets gaat daaraf. De klimop die vastheid heeft in den grond, moet bij het opgroeien steeds weer zich slingeren en kronkelen om den boom, hoe hooger ze wordt, des te meer steun heeft ze noodig, des te vaster hecht ze zich aan den boom. Het geloof dat zekerheid heeft en naar zyn wezen zekerheid is, klemt zich telkens weer aan God vast, by elke nieuwe daad telkens weer wanneer de geloofsroeping wordt verzwaard. Dat is echte, ware mystiek, die niet genoeg heeft aan een verstandelijke redenee- ring, maar telkens gevoed moet worden door levensgemeenschap met God. Het koel berede- neerend verstand zegtGod spreekt alzoo in zyn woord. Daar verlaat ik my op te allen tjjde. Het werkzaam geloof verlaat zich evenzeer op dat woord, maar begeert altoos weer de wer king des Heiligen Geestes, de teekenen van Gods tegenwoordigheid, zonder welke wy niet Gode waardig kunnen wandelen. Welk teeken vraagt Gideon? Zie, ik zal een wollen vlies op den vloer leggenindien er dauw op het vlies alleen zal zyn, en droogte op de aarde zoo zal ik weten, dat Gij Israel dror myne hand zult verlossen, gelyk als Gij gesproken hebt. Dit is volkomen duidelijk. Een schapenvacht, kort afgeschoren, neergelegd op den openen dorschvloer in ’t veld, zal het teeken zyn. God zal het vlies nat maken van den dauw en ’t land er rondom bljjve droog. Weer treffen ons die slotwoordengelyk als Gy gesproken hebt. ’t Is een pleiten, een bidden. Er is met geen enkel woord sprake van hetgeen geschieden zal zoo God dezen wensch niet vervuld. De overtuiging leeft: Jehovah zal hooren. En het geschiedde alzoo. Reeds vroeg in den morgenstond is Gideon opgestaan en vlug rept zyn voet zich voort om by de dorschtent aan het vocht de zekerheid zijner roeping bevestigd te zien. En zie, God heeft verhoord. De dauw heeft er zich zwaar op neergelegd, en (hoewel er dit niet uitdrukkelijk bystaat) de grond rondom was droog. Al wringend en persend is een schaal vol water uit het vlies gekomen. moed zal hy ’t zwaard gespen aan de heup om Jehovahs vyanden te verslaan. Maar nog een maal opent. Gideon zyn mond. Thans gevoelt hy behoefte om de lankmoedigheid Gods in te roepen als Abraham weleer. Uw toorn ontsteke niet tegen my dat ik alleenlijk ditmaal sprak. Gideon verstout zich. Het teeken was door hem zelf gekozen, en de zachte wol trekt den dauw tot zich. Hy mocht zich vergist hebben. Indien het kan, kom uwen knecht ook nog ditmaal tegemoet, want de taak hem opgelegd is zoo zwaarhy kan niet voort zonder volko men zekerheid, zonder uwe gunst. Daarom laat mij slechts nog ditmaal beproeven met het vliesdaar zij toch droogte op het vlies alleen en op de gansche aarde zij dauw. ’t Is byna onbegrijpelijk dat Gideon dit ver zoek nog durfde wagen. Maar onbegrijpelijk vrijmoedig was ook Abrahams gebed voor So dom. Het waar geloof echter maakt vrijmoe dig, het zet alles op haren en snaren, om alles te verkrijgen wat te verkrijgen is. En opnieuw uidt het: en God deed alzoo in dienzelfden nachtwant de droogte was op het vlies alleen, en op de gansche aarde was dauw. Zoo was het geschiedkundig verloop. Thans willen wy den aard van het teeken onderzoe ken. De dauw is in de Heilige Schrift beeld van de zegenende kracht Gods, waardoor Hy de verdorde natuur, door de gloedhitte der Oostersche zonnestralen verschroeid, verkwikt en met nieuw leven vervult. (Vergelijk Gen. 27 28. Deut. 33 13. Ps. 110 3; 133 3 enz.) Diensvolgens moest het eerste teeken Gideon een onderpand zijn van den zichtbaren, tastbaren zegen Gods over zyn volk. Het vlies, het afgesehoren schaapsvel is een beeld van Israel in zyn toenmaligen toestand. Immers ’t land was beroofd van kruid en vruchten en de velden door der Midianieten kudden kaal geschoren. Wij kunnen zeggen het volk was krachteloos geworden, gelyk ’t land verdort door de zengende hitte van de Oostersche zon, indien er geen dauw is. Het eerste teeken is de erkenteniso God, de geloofskracht in Is rael is verlamd de knechten Gods zyn angstig en versaagd. Maar zoo Gy door een wonder hunne zwakheid te hulp komt, dan zullen wy overwinnen. Doch onze kracht is tot dit groot- sche werk geheel ontoereikend. Het tweede teeken heeft een eenigszins ander doel. Het dient om te getuigen, dat God, ook als zyn volk verlaten en onmachtig is, zich nog openbaart, al bloeien en groeien de volken rondom. Ook wanneer God zjjn zegenende kracht niet zoo zichtbaar vertoont en ’t volk daarop weinig acht slaat, heerscht hy over dat volk met zijne almachtige kracht. Moet Gideon na deze teekenen dalen in onze schutting? Ik antwoord: volstrekt niet. Hy staat niet op eene lyn met Thomas, die eerst wilde zien en dan gelooven, maar is veeleer te vergelijken met den vader des kinds, die met een traan in ’t oog smeekte „ik geloof, Heere, kom injjne ongeloovigheid te hulp” (Mare. 924). Het geloof volgt niet op de teekenen, maar gaat er aan vooraf en zoekt er meerdere volkomenheid in. Het op merkelijke isgy vindt geen woord van be straffing. Thomas werd bestraft, de Emmaüs gangers ook Zacharias, de vader van Johannes den Dooper werd stom. Maar deze allen hadden nagelaten op ’t woord verstandig acht te hebben, dan, zoo zegt Calvyn ergens, verliest het geloof zyne natuur. Maar wie meerdere zekerheid zoekt, en betere toerusting voor een werk waartoe God roept, vindt een gunstig oor, by Hem die ’t hart kent en de nieren proeft. Gideons wensch en bede ttoojj tto-ij lamp lamp onge onge Veen fcz. Veen iema lema Berg Berg lolen mlen ilder ilder zinnigheid, maar uit diep gevoel van ’t gebrek aan kracht, en wysheid by zichzelven. Nu de gansche aarde zjj dauw. En God deed alzoo indenzelven nacht men zjj tot de volheid van den Christus. Nu zjjn zjj er volkomen van overtuigd, dat het is de hooge roeping om den Amelekiet en den Midianiet te bestryden. Snel en vol bljjden Z. p u 1

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1905 | | pagina 1