4 UIT HET EEVEH Kerk- en Schoolnieuws. ze >ft et 1- Een dankoffer. Een eenvoudige, doch zuivere toetssteen. een 51- srs »- it )d is DRIETAL te ’s Gravenhagedr. J. C. de Moor te Breda, C. W. E. Ploos van Amstel te Zwolle en J. D. van der Velden te Kralingen. it. im te en ste >u- re- IS- re- Is de m in is ■el 'je o in an ne eil ior en iet iet en rer ne ns m, en Hf, rd. en tar ng m rt er n. 5- 0, ir et e- [n er in in sn de er in n, id in ij le e- et er n- le e- in in n. er n- id ar It t, id it rt er „the een ver boven Ds. Gradus, want deze was zeer eenvoudig, zelfs eentoonig, doch daaraan was van Houten reeds gewoon, en dit hinderde hem niet; maar wat hunne prediking betrof, daar mee was het al zeer treurig gesteld. Eer nog een maand voorbij gegaan was, wist van Houten reeds, dat hy althans onder het gehoor van drie dezer predikanten niet meer komen zou, en een enkele maal was hy al eens des Zondags naar O. gewandeld om zich maar weer neer te zetten onder het gehoor van Ds. Gradus. Voor zijne vrouw was die afstand echter wel wat ver. Deze had daarom dan ook al eens een poging gewaagd, om van hare buurvrouw te weten te komen, of er geen betere predikanten te A. warendoch deze had haar daarbij zoo vreemd aangezien, alsof zjj vragen wildeBeter Is iemand die predikant is, dan nog niet goed genoeg?” En zy had er zich eindelyk afge maakt, door te zeggen: „Och ja, zie je, buur vrouw I ik weet daar al heel weinig van. Ik heb geen tyd om naar de kerk te gaan, en om je maar dadelyk de geheele waarheid te zeggen ik heb me nog nooit met den godsdienst in gelaten ik heb wel wat anders te doen.” Vrouw van Houten wilde toen wel gaarne eens met die buurvrouw spréken, doch deze had natuurlijk nu ook „geen tyd”, en zy vond het ook beter dat ieder maar zyn eigen weg ging, en dat men op het punt van godsdienst ieder maar geheel vry liet. Dat had de „wyk- dominé” ook al eens gezegd. By een andere buurvrouw kon vrouw van Houten ook al niet beter ingelicht worden, want deze was Roomsch, en kende dus de predikanten niet, doch zy gaf toch vrouw van Houten den raad, dat zy getrouw hare plichten moest waarnemen. Vrouw van Houten was dus nog niets verder gekomen en niets wijzer geworden, en dacht op andere middelen om er toch iets meer van te weten te komen. Iemand, die werkelyk de waarheid zoekt, rust ook niet voor hy ze gevonden heeften zoo ging het ook vrouw van Houten. Toen zy op zekeren avond, eens by bakker Meyer in de V. straat was, wist zy het gesprek op den godsdienst te brengen, en dit gelukte beter. Deze wist er meer van, doch het ging niet zoo gemakkelijk om in den winkel daarover te spreken, wyl men daar ieder oogenblik gestoord kon worden. Zy moest daarom maar eens by zyne vrouw in de kamer gaan, die zou er haar dan wel meer van vertellen. En meteen opende hy de kamerdeur en zeide „Vrouw dit is de vrouw van den tuinman uit de V. laan, die wel eens een en ander van u wil weten. Ik heb op ’t oogenblik geen tyd, maar ik hoop toch spoedig ook binnen te komen. (Wordt vervolgd). hand na te doen, wat God door de kracht der genade werkt in de wedergeboren ziel en ware lijdzaamheid is. (Wordt vervolgd). H. Mevlink. was een heilgroet gekomen. Dit was, zooals ik later merkte opgesteld in het Nederlandsch en moest dus ook in onze taal voorgelezen worden. Ik weet niet, of je wel ooit een Zweed, die geen Nederlandsch kende, iets in onze „moedersprake” hebt hooren beweren, maar toch zul je je wel kunnen voorstellen, hoe wonderlijk’ de man, bekend om zyn talenkennis, deze voor hem geheel vreemde woorden uitsprak. Op dat oogenblik was het dan ook niet moeilijk de Hollanders uit te zoeken, door te zien of een glimlach merkbaar was of niet. Maar zoo even schreef ikhet was een moeilijk geval en weet je waarom Omdat het eerst niet uit te maken was of het Hollandsch dan wel Duitsch was, want beide talen konden er aanspraak op maken. Lang tyd had ik echter niet, om over deze zaak na te denken, daar Mann (Duitsehland) voor ons optrad, om te spréken over de kracht die gepaard gaat met de deemoed. De ware deemoed is slechts uit God. Deze wordt ge vonden bij verschillende personen in het Oude en Nieuwe Testament. Johannes de Dooper o.a. geeft blyk van haar bezit, wanneer hij zegt: Hy moet wassen, maar ik minder worden. Ook Jezus was deemoedig, want Hij is niet voor ziehzelven gekomen. Aldus heeft deemoed de beteekenis van „dienen”. Dat dit inderdaad de bedoeling is blykt ook uit de eerste sylbe, die in alle talen de wortel is van het begrip dienen. Om deze taak behoorlijk te volvoeren en te dienen in den vollen zin van het woord, heeft de menseh kracht noodig. Geen ander middel is er, om gesterkt te worden, dan het gebed, waarin de nauwe omgang met God gevonden wordt. Wil men dienen, dan is het noodig te weten, in welke behoefte men voor zien moet. Deemoed en gebed behooren dan ook bij elkander. Een deemoedige weet immers, dat hy niets heeft, maar alles van God moet ontvangen, hij zoekt in het gebed niet zichzelf, maar Gods wil. Zoo zal hy alles doen om werkzaam te zyn en te dienen in den wijn gaard des Heeren, niet met veel vertoon, in stilheid zal zyne kracht zyn. De deemoedige besteedt zijn leven in dienst van Zijn Meester. Hy gevoelt, dat dienen zyne roeping is, dat hy daartoe door God gebruikt wordt, dat hy een huishouder Gods is. Groot is het loon, dat voor hem weggelegd is, want eenmaal zal Hy met Hem zyn, die de machten van hemel en hel heeft overwonnen. Daarom, zoo eindigde spr., de krachten ontwikkeld, maar in deemoed werk zaam zijnDan zyn we op den weg, die naar het levensdoel leidt en zullen we steeds duide lijker onze roeping kennen, om n.l. ten allen tyde en op elke plaats deemoedig te zyn. De volgende weekcD. V. het vervolg. Gave faveque H. B. Am. fr. Dreigend stond de lucht, toen we ons des Donderdags ter vergadering opmaakten. Het verwonderde dan ook niemand, dat die donkere wolken ten slotte overgingen in een regen, die den geheelen dag geduurd heeft. De anders zoo schoone Slotlaan was by na onbegaanbaar. De afgevaardigden, die men den vorigen dag in vroolyke groepen daar langs had zien gaan, waren nu gehuld in mantels en jassen, sprin gend van de eene drooge plek naar de andere. De stemming, waarin we des morgens in de kerk kwamen, was dan ook juist niet by uitstek opgewekt. Maar toen we weer gezeten waren en staande (altijd werd staande gezongen) de beide eerste verzen van Ps. 98 hadden gezongen, kwam de geest van den vorigen avond terug en de regen mocht de muren van buiten doen druipen, van binnen was geen somberheid, daar waren de stralen van volle zomerzon. Om je nu een uittreksel te geven van dicennial Revieuw” van Mott, waarin hy overzicht gaf van het geheele leven der federatie, geloof ik niet, dat noodig is. Er komen natuurlijk vele bijzonderheden in voor, die iemand buiten de beweging geen belang inboezemen en wan neer je er soms meer van wilt weten, kun je het wel van mij ter leen krijgen. Toen het verslag voorgelezen was, werd ik eensklaps voor een moeiljjk geval geplaatst. De voorzitter, een Zweed, was n.l. begonnen de ingekomen telegrammen voor te lezen. Ook van eene vergadering van Herv. predikanten, die in die dagen te Utrecht gehouden werd, leven, dat gy begont te bidden, en dit niet uit gewoonte maar met een noodgeschrei uwer ziel tot Jezus? Zie, dat was de tyd, toen de Geest des Heeren u levend maakte. Is het u ook als deze jongedoehter, die geen dag, geen uur leven kon zonder te bidden Laat dit u dan een bewys zyn, dat ge tot de ware discipelen van Jezus behoort. De Heere gaf duidelijk aan Ananias te kennen, hoe hun eigenlijk kenmerk is, dat zy bidders zyn. Welnu, wees dan wel gemoed. De Heere ziet in liefde neer op de biddende zielen. Op hetzelfde oogenblik dat Paulus begon te bidden, hoorde Hy hem. Kunt ge slechts zuchten, wees er zeker van, die zuchten uwer ziel, doen al de harpen der engelen van vreugde trillen. God hoort het hart, dat schreiend tot Hem zucht, en Hy verstaat dat zuchten zonder woorden volkomen. Het gebed is de rechte toetssteen der zelf beproeving, want ’t is de adem van het geeste? lyke leven. Natuurlijk niet het vormelijk bidden, dat vaak een werk der lippen is, geheel buiten het hart om. Maar het stil verzuchten des harten, het voortdurend’ vragen om ’s Heeren gunst en genadeen dit niet alleen in de geestelijke din gen, maar ook te midden van ons werk, en op al onzen weg. Dat is een bewys, dat het gebed geen koude plicht, maar een dagelyksche be hoefte des harten is. Dat het zoo by steeds meerderen wierd. Gelijk de mannen der we tenschap zich verdiepen in hunne studiën, zoo moet een christen zich overgeven tot het gebed. God hoort het gebed, ’t Is den Heere wel ge vallig, en de ziel ten zegen. Lezer, als gij u zelven dezen toetssteen aan legt, hoe staat het dan met u De Heere verleene u de genade des gebeds. Hy vergeet het geroep der ellendigen niet Weesp. J. P. Tazelaae. Kampen, 17-5-’05. Eindelyk is het scheepje dan binnen de haven. Het is een wprsteling geweest met winden en golven, eindeloos, om er moe van te worden. Maar nu zyn we dan toch in het bezit van een Hooger Onderwijswet, niet naar het hart van de verdraagzame en recht en billijkheid betrachtende liberalen, maar wel naar de begeerte van het grootste gedeelte des Nederlandschen volks. De felle tegenstand, die men geboden heeft tegen de totstandkoming van deze wetde schandelijke verdachtmaking van des Ministers bedoelingende laffe bespotting en hoogmoe dige minachting van de Vrye Universiteit de onwaardige middelen, waardoor men velen afkeerig heeft trachten te maken van de voor stellen der regeeringde politiek van vertra ging, die men stelselmatig gevolgd heeft; dit alles heeft medegewerkt om onze blijdschap en dankbaarheid te vergrooten, nu het einde- looze gehaspel een eind genomen heeft en we zeker mogen verwachten, dat de wet weldra in het Staatsblad zal staan. De Heere heeft ook hier weer ruimte ge maakt en de bede om recht, door zyn volk opgezonden, aanvankelijk verhoord. We ont vingen een weldaad van God. Vergeten wjj nu ook niet te danken De Vrye Universiteit is een stichting, die veler liefde heeft. Toen ze opgericht is, hebben velen gespot en anderen met bezorgdheid het hoofd geschud. Het denkbeeld een school te stichten, waar niet alleen rechtzinnige theolo gie, maar ook christelijke rechtsgeleerden, dok ters, taalkundigen, enz. zouden worden opge leid, was wel aanlokkelijk, maar ging het onze kleine krachten niet te boven, zoo vroegen velen Zal het niet zyn een toren bouwen, zonder de kosten te overrekenen? Tot nog toe zyn de verwachtingen van hen, die in den naam des Heeren begonnen, niet beschaamdintegendeel mogen we beschaamd zyn over onze vreeze. Het rysje is een boompje geworden. De Heere heeft wasdom gegeven. En de hoop is niet ongegrond, dat het boompje een boom zal worden, ten zegen voor ons Nederlandsche volk, dat genieten zal van zyn vrucht en rusten zal in zyn schaduw. Het is nu 25 jaar geleden, dat de Vrye Universiteit gesticht is. Ze is nog niet, wat ze wezen moet. Haar grootste gemis is, dat het haar nog ontbreekt aan een medische faculteit, waar onze christelijke dokters van daan moeten komen. Dit gemis verwondert ons niet. Want de opleiding tot geneesheer is zeer kostbaar. Men kan geen dokter wor den door enkel boekengeleerdheidmen moet zich ook practisch kunnen oefenen. Daar is o. a. een ziekenhuis noodig, waar de studen ten onder bekwame leiding met de practyk in aanraking worden gebracht. En in zoo’n ziekenhuis doet men met een bankje van hon derd niet veel. Maar met elk steentje, dat aangebracht wordt, ryst de muur toch steeds hooger. Brengt dus steenen aanEn doe het met blijdschapDe Heere heeft welgedaan, zullen we dan het dankoffer achterhouden De weduwe haar pen- ninkske en de ryke zyn zilver en goud Hebt ge reeds iets gegeven, of u voorgeno men iets te geven, lezer Of hebt ge niet een buurman, die best iets geven kan, maar die er niet aan denkt, indien gy er hem niet aan herinnert Vele schouders maken den last licht Het is zoo verdrietig, dat sommigen alles moeten doen en anderen zelfs geen vinger uitsteken om te helpen. Misschien is er vooral op de dorpen wel iemand, die zegtik zal my daar eens voor geven en rondgaan by allen, by wie ik hoop heb, dat ze iets over hebben voor de goede zaakik ga eens visschenIs er zoo’n Petrus niet, vurig van aard, die aanpakt? De vangst kunt ge thuis bezorgen by ds. G. F. Kerkhof te Oost-Souburg, of by den heer K. Ie Cointre te Middelburg. Doch indien ge iets doen wilt, doe het dan spoedig. Een dank offer en een feestgave wordt U gevraagd. Laman. Op zekeren avond schelde eene jongedoehter van ongeveer twintig jaren, bij den leeraar eener aanzienlijke dorpsgemeente aan. Spoedig werd zy binnengelaten, en met eene bevende stem gaf zy, ofschoon verlegen, toch openhartig de vrees en den angst barer ziel te kennen. „Dominee”, zoo sprak ze, „ik ben gedurig gansch in twyfel over my zelven. Het is myn grootste begeerte een discipelin van Jezus te zyn, maar ik ben voortdurend in vrees, dat ik nog onbe keerd ben. Deze gedachte benauwt my zóó, dat ik vaak nergens rust kan vinden- „Zou.u my”, zoo vroeg zy, met teederen nadruk in haar stem, „zou u my niet kunnen zeggen, of ik hopen mag, de groote begeerte mijns harten, eenmaal vervuld te zullen zien De gryze leeraar, een man, die veel Gods- kennis en ook veel menschenkennis had, wijl hy dagelijks in ’t verborgen met den Heere, en in 't openbaar met de menschen omging, zag haar met een veelzeggenden blik zwijgend aan. Na een poosje zeide hij„Wat ge van my be geert, kan ik zoo in eens u niet zeggen. Als gy binnen een week eens terug komen wilt, zal dit beter gaan maar dan heb ik daarbij één verzoek aan u. Als gij dan over een week terug komt, moet gy al die dagen het gebed maar eens nalatenniet alleen het gebed op geregelde tyden, ook de stille verzuchtingen van uw hart wilde ik wel dat ge heel die week eens opgaaft. Kom dan weer hier, en ik zal u meer dan op ’t oogenblik kunnen zeggen.” Het meisje zag by dit vreemde antwoord zeer verwonderd op. Met beslistheid zeide ze, dat dit te beloven haar onmogelyk was. „Neen”, ant woordde zy met luide stem, „neen, aan die voorwaarde kan ik niet voldoen, want ik kan geen dag, en als ik ernstig verontrust ben, geen uur zonder bidden doorleven”. „O, hernam daarop de prediker, terwijl een glimlach van zielsgenot hem om den mond speelde, „als het zoo by u is, kan ik het dade lijk u wel zeggen. Weet gy dan niet Maria, dat het bewys van Paulus’ bekeering, ’t welk de Heere zelf aan den be vreesden Ananias gaf, geen ander was dan dit: „Want zie, hy bidt”. Deze eigenaardige behandeling getuigt van diepen eenvoud en groote wijsheid. Zij werd voor de jongedoehter ten zegen. Toen zy, daarna met den leeraar nederknielde, sprak de Heere door zijn geest in haar hart„Maria En het antwoord klonjr in aanbiddend geloof en in heilige liefde„Rabbouni I Myn Meester en Heere 1” Lezer, het gaat vele zoekende harten als- deze jongedoehter. Zij verzuimen in de zelf- beprreving den rechten toetssteen geloovig te gebruiken. Deze is het gebed. De wederge borene, de uit den dood ontwaakte ziele, bidt. Zy stort het geprangde hart voor God uit, in het besef, dat zy in diepen nood om hulp schreien, of verloren gaan moet. Zulk eene ziel is het bidden geen vorm, maar eene dringende behoefte. Zy moet bidden, of anders zou zij onder den zwaren last barer zonde bezwijken. Mogen ook woorden ontbreken, dan zal het gebed in enkel verzuchtingen opstijgen. Maar bidden moet zulk eene ziel, het hart is te over stelpt. Alleen door zich uit te storten voor het aangezicht des Heeren krygt het ontspanning. Daarom lezer, kent gij ook een tijd in uw - Slv- - Artikel 36. De redacteur van „de Heraut” was ietwat gebelgd, omdat iemand de conclusies van het advies in zake art. 36 by een belachelijk klein muisje had durven vergelijken. Het was ook wel wat ondeugend. Als hy nu nog maar gezegd had, dat het een muisje was, dan had hy der waarheid niet te kort gedaan en de moeder-commissie met zyn „belachelijk klein” niet gekwetst. Want een muisje is het. Dat wascht het water van de zee niet af. We hebben nu al jaren op de wyziging van art. 36 gewacht en gehoopt. De knapste man nen zyn aan den arbeid gezet. Telkens is uitstel gevraagd. Eindelyk komt het rapport. Een mooi stuk werk van blijvende waarde. Ge leeat het. Ge nadert het einde. Nu zal het komen. Zoo meteen gaat de zon op. En werkelyk er komt een lichtje, zoo groot als het vlammetje van een lucifer. Dit heeft een gevoel van teleurstelling ge wekt. We maken de commissie geen verwyt ze heeft een schoon advies het leven gegeven bovendien het vraagstuk is zeer moeilijk. Maar dan is het ook beter te wachten met breken, totdat ge weet, dat ge bouwen kunt. Elke wyziging in een belijdenis is een ver zwakking van haar autoriteit. Is een verande ring noodzakelyk, dan moet ze definitief zyn, en van dien aard, dat zelfs eenvoudigen ge- gevoelen, dat het zoo beter is, dat het zoo moet. Gods Woord alleen is onfeilbaar, maar voor het besef van de gemeente mag toch de be lijdenis in onfeilbaarheid weinig voor de Schrift onder doen. Een voorloopige wijziging maakt een volgende noodzakelyk, en zoo wordt haar majestueuse rust verstoord, waarin ze de wen teling der eeuwen heeft gadegeslagen. En daarom, men moet eens voor al, of in het ge heel niet wijzigen, maar by stukjes en beetjes nimmer. Dat laatste wekt onrust en onzekerheid. Het is dan ook te hopen, dat de Generale Synode de conclusies der deputaten in het archief berge, maar er, zooveel in haar ver mogen is, zorg voor dragen, dat de bestudee- ring van dit belangrijk vraagstuk met ernst, kracht en spoed worde voortgezet, opdat we weldra geen geamputeerd maar een welher- sehapen art. 36 mogen bezitten en belyden. Laman.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1905 | | pagina 3