j
II
Dl
De familie van Houten
I I
FEUILLETON.
Gods weg Is In het Heiligdom
I
I
VARIA.
9)
van
neer-
door PE K A H.
I
Vóór alles is het alzoo noodig en mitsdien
onze dure roeping, al het onze te doen, door
gebed en arbeid, mannen gekozen te zien, die
de vryheid aan durven en mitsdien allen dwang,
in vereeniging met het huidige Ministerie, uit
de wetten des lands te verwijderen.
olmmers, zy die het einde willen, moeten den
weg gaan, die, onder ’s Heeren zegen, tot het
einde leiden kan. Doen wy dat met alle man,
den alleen is er grond van hope, dat wy, als
de Kamers weer samen komen, ons doel be
reiken zullen. Zal de Christelijke levensbe
schouwing zegevieren, ja, dan neen Zie dat
is de zeer gewichtige vraag, waarom het meer
dan ooit thans gaat. Littooij.
III.
Een nieuwe woonplaats en nieuwe kennissen.
De Meimaand was reeds aangebroken en
met deze waren de zomersche dagen in ’t land
gekomen.
We treffen Gerard van Houten en dezynen
nu aan in een net huisje, even buiten de stad
A. Wyl alle pogingen om als tuinbaas een
andere betrekking te krijgen, mislukt waren,
had van Houten dit huisje gehuurd, en nu zou
hy maar trachten door het onderhouden van
kleine tuintjes den kost te verdienen. Kon hjj
dan later nog eens een betrekking als tuinbaas
krygen, dan kon hjj dit toch nog wel doen,
meende hjj.
Aanvankelijk ging dit ook nog niet zoo voor
spoedig, doch aangezien hij nog eenig geld
overgespaard had, en vooral ook, omdat hjj,
toen voor eenige jaren de oude Baron gestor
ven was, een legaat had ontvangen, kon hjj
I
I
I
Ware lijdzaamheid is een vrucht van ge
nade, van het geheiligd leven, is geen vrucht
die groeit in den dorren grond van het onwe
dergeboren hart. Lijdzaamheid is geen gevoel
loosheid, die voortkomt uit een hart dat ge
storven is, gestorven aan liefde voor de zijnen,
voor wat schoon is en wel luidt, dat dorst naar
geluk en heerlijkheid.
Sommige menschen hebben het helaas ver
gebracht in onaandoenlijkheid, geen traan welt
meer op uit hun oogdie wat hen treft,
niet lijdende wereld heeft ook haar sterven
den, die in vrede sterven alsof zjj u tartend
toeroepenzoo verre hebben wij het gebracht
al hebben wij geen Christus. Ja omdat het hart
al gestorven was, omdat het aan niets meer
hecht, is er geen losscheuring.
„Het is of een tweede Messias is uitgegaan,
om uit te roepen het jaar van de vergetelheid
des Heeren en bedwelming van alle treurenden
van hartom het gewaad des lofs in onaan
doenlijkheid, de vreugdeolie in dofheid der ziele
te verkeereu.“
Neen, dat is het lijdensmysterie der kinderen
Gods niet. Niet omdat de scherpte der smart
is afgestompt, niet omdat de christen niet meer
gevoelt en dus niet lijden kan, is hy lijdzaam.
Neen, wie belijdt, lijdt des te meer.
Het nieuwe leven dat uit God is, verdooft
het natuurlijk gevoel niet, maar verfijnt het.
De zonde verdooft en verhardt.
De ziel van dèn christen moet fijner be
snaard wezen, hy houdt door de genade niet
op menseh te zyn, maar hij worde het meer
en meer. De genade kwam niet om het men-
scheljjke te dooden, maar om de zonde en de
gevolgen der zonde in den menseh te over
winnen en weg te nemen en het echt-mensche-
lijke te herstellen. Dus ook niet om banden
des bloeds losser te maken, onvatbaar te maken
voor liefde, de dorst naar geluk weg te nemen.
Neen, om te herstellen en hechter en vaster
te maken. Voor den christen mag er niets on
verschillig zjjn en daarom is onaandoenlijkheid
ook nooit lijdzaamheid.
Lijdzaamheid is ook geen lijdelijkheid. Niet
zelden ontmoet gij menschen, in doffe moede
loosheid, die zich willoos laten meevoeren. In
vele boeken van onzen tjjd proeft ge dat zeer
sterk. Men leeft niet, maar wordt geleefd. Men
strijdt niet, maar laat zich mee voeren, men
glijdt langs lijnen van geleidelijkheid het leven
door, alle wilsenergie doodend. Onder de
menschen der waarheid of die althans onder
het licht der waarheid leven, hoort ge
bukken en berusten, wat dikwfils hierop
komtdaar is toch niets aan te doen, als God
komt, kan niemand Hem keeren, de slag is
gevallen en kan niet ongedaan gemaakt wor
den. Als de gevangene, die weet dat de mu
ren te dik zjjn en de keten te sterk is, maar als
hjj kon en voor een oogenblik flikkert de
woede in zjjn oog, doch neen de muren laten
zich niet verzetten, hij heeft gerammeld aan
zijn keten en ’t oog wordt weer dof, daar is
toeh niets aan te doen.
Hebt gij wel eens een pas gevangen vogel
in zyne kooi gezien; wild fladderen of er nog
ontkomen ware, straks is hy moe en het kopje
bloedend zit het beestje afgemat neer, maar o
als het kon
Neen christenen daar hebt gy geen voorbeel
den van lijdzaamheid.
Lijdzaamheid wordt niet geboren uit het
besefer is toch niets aan te doen en daarom
zich dwingen om kalm te blyven en maar te
bukken. Het is het pogen om met eigen
Vaccine-DWANG.
De verledene week had ik het genoegen bij
my te ontvangen den heer G. H. Kersten en
E. de Korte, de eerste ambtsdrager van de Ge
meente der (oud)-Gereformeerden te Meliskerke.
Zy bezochten my, teneinde met mij te spreken
over eene adresbeweging en het daarna op
zenden van een adres aan de Regeering, inzake
het wegnemen van den vaccine-dwan^.
Met my waren deze broederen van overtui
ging dat deze dwang bestaat, hoezeer hy niet
een directe-, maar een indirecte is.
Indirect worden de ouders gedwongen hun
ne kinderen de pokken te laten inenten, bij-
name de kleine luiden. Zy toch staan feitelyk
voor de keus hunne kinderen in onkunde
te laten opgroeien of ze te laten vaccineeren.
Immers laten zy ze niet inenten dan mogen zy
ook niet ter schole gaan, en ze zelven te on
derwijzen daarvoor ontbreekt, in den regel, de
bekwaamheid en den tjjd, terwijl de middelen
ontbreken om hunne kinderen, door daartoe
bevoegden, huisonderwijs te doen geven.
De wet door de zoogenaamd vrijzinnigen
gegeven en trots alle verzoeken voortdurend
en anstig gehandhaafd, dwingt mitsdien, vooral
de onbemiddelde ouders, om, óf hunne kinde
ren tegen hunne begeerte, vaak tegen hunne
conscientie-overtuiging in aan de vaccinatie
over te geven óf ze in onkunde te zien op
groeien. Velen hebben de overtuiging dat noch
het eerste noch het laatste mag geschieden.
Deze menschen worden alzoo, door deze hals
starrig en anstig gehandhaafde, onvrijzinnige
wet, tusschen God en hun geweten en het be
lang hunner kinderen geplaatst.
Hunne kinderen in onwetendheid te laten
groot worden, is in strjjd met hunne belofte
by den doop, inzake het „onderwijzen” en „doen”
onderwijzen hunner kinderen, voor God en de
Gemeente plechtiglyk afgelegd ook is het eene
ongehoorde berooving van hetgeen noodig is
ten behoeve van het onderzoeken der Heilige
Schriften, hetwelk door den Heere bevolen is en
geprezen wordt. Bevolen wordt het door Jezus,
die zeide„Onderzoekt de Schriften” en ge
prezen in die van Berëa en ten opzichte
van Timotheus.
Voorts is die onwetendheid niet in overeen
stemming mét maar in den regel tot schade
van hun maatschappelijk belang, alsmede van
de godsdienstige verplichtingen die zy, op hunne
beurt, als zij ouders geworden zjjn, tegenover
de kinderen hebben, die uit hen geboren
worden.
Ontwikkeling heeft, onder den zegen Gods,
èn met het oog op het huiselijk en maat
schappelijk èn met het oog op het godsdienstig
belang, zeer veel voor. Dat plaatsen van deze
ouders tusschen God en hun geweten en het
zooeven aangegeven belang hunner kinderen
moeten wy dus önvryzinnigen, ja ongehoorden
dwang noemen. Want,.voor hen. die de over
tuiging van deze ouders hebben en uit en naar
het Woord Gods wensehen te leven, is het niet
een maar zelf verzonnen bezwaar.
Dat is het niet, al stemmen zy en wy met hen
toe dat de Heilige Schrift ons leert, dat voor
behoedmiddelen mogen gebezigd worden.
Melaatschen af te zonderen, als voorbehoed
middel ter verbreiding van deze ziekte, ten
behoeve van anderen, was niet alleen geoor
loofd voor, maar geboden door den Heere.
Onnoodig en ongeroepen naar kranken heen
te gaan, wier ziekte besmettelyk is, is zich
God ziet, Zyn doen
verleden de reden
vondt, gy in die school geleerd hebt, wat God
u leeren wilde, dan kust gy de hand die u
sloegwanneer gy zulke druiven van zulke
doornen leest, dan dankt gy Hem, die u op
het verkeerde opmerkzaam maakte, al is het
dan ook langs zulk eenen moeilijken weg, of
als God u doet verstaan dat gij beproefd wordt
en om Zijnentwille lyden moogt en Hy u meer
en meer vatbaar wil maken voor Zyne gunst,
Zijne dienst en de vreugde die Gods volk
wacht in het Jerusalem dat nu nog boven is.
Wat is lijdzaamheid?
Alle goede dingen worden nagemaakt. Dat
ziet gij in den handel, dat ziet gij ook hier.
Dat er schijn-christenen en hypocrieten zyn is
jammerlijk, maar toch moet de werkelijke chris
ten iets ideaals hebben dat de huichelaar hem
nabootst.
toch wel eenigen tyd zonder veel zorg leven,
al verdiende hy niet zoo veel. Hij hoopte, dat
dit langzamerhand, als hy maar wat meer be
kend werd, wel beter zou worden, en dat hy
dan van zyn overgespaarde penningen, niet
meer behoefde af te nemen. En waarlijk, het
werd ook spoedig beter. Toen hy een paar
maanden daar had gewoond, had hjj reeds zoo
veel werk, dat hy het nauwelijks alleen af kon.
Het scheen nu wel dat van Houten een aan
gename toekomst tegemoet ging.
Wel dacht hy nog dagelijks aan „Boschoord”
en aan den gezelligen omgang met de een
voudige dorpsbewoners, doch als hy maar een
maal wat meer „ingeburgerd“ was, meende
hy, zou dit alles wel beter worden. Doch in
een en ander had hy zich wel wat vergist.
Zooals we reeds in het eerste Hoofdstuk
meedeelden, viel deze geschiedenis voor in de
eerste helft der vorige eeuw.
Op menige plaats in ons vaderland zag het
er in dien tyd op godsdienstig gebied treurig
uit. De waarheid der Heilige Schrift werd
door velen ontkend en openlyk bestreden, en
vele predikanten in dien tyd brachten het volk
steenen voor brood. De oude dorpspredikant
van O., Ds. Gradus, was echter iemand, die
door dien stroom niet meegevoerd was. In
onzen tyd zou men hem wellicht streng Calvi
nistisch genoemd hebben. Hy predikte den
I
I
Christus als de eenige Zaligmaker van zonda
ren, en de bewoners van O. wilden, wellicht op
een enkele uitzondering na, ook geen andere
prediking. Meer dan één geslacht was onder
die prediking opgegroeid, en de band tusschen
leeraar en gemeente gelegd, was een innige.
Ryken zegen had de Heere in de jarenlange
bediening van Ds. Gradus geschonken aan
menigeen, en, zooals we ook reeds meedeelden,
werden er te O. velen gevonden, die in op
rechtheid en eenvoudigheid den Heere vrees
den. Daarenboven was Ds. Gradus ook een
trouw Herder, „naarstig om het aangezicht
zyner schapen te kennen”. Hy leefde mee,
met de dorpsbewoners. Hy kende hunne
levensomstandigheden op elk terrein, en vooral
ook met het geestelijk leven zyner gemeente
leden was hy tot in de kleinste bizonderheden
bekend.
Ook in het huisgezin van den tuinbaas van
„Boschoord" was, Ds. Gradus menigmaal te
vinden geweesf. En geen wonder! Want ook
van Houten en zijne vrouw, hadden zyne eate-
chesaties bezocht, hadden by hem belijdenis
des geloofs afgelegd; zy waren door hem „ge
trouwd”, en hy had al hunne kinderen ge
doopt. In dagén van bep oeving had hy hen
bezocht, en had hen den troost des Evangelies,
en van Gods verbond en deszelfs beloften
gebracht. En wat nog meer zegt: de Heere
noodeloos te wagen. Dat nu mogen wy niet-
Doch deze zaak en vraag geldt het hier nietdewijl
wy hier niet met kranke kinderen deze laat
men niet inenten maar met gezonde te doen
hebben.
Door ze te laten vaccineeren, maakt men ze
min of meer ziek, soms zelfs zwaar, ook worden
er wel kwalen door amgebraeht, meer dan
eens had ook deze operatie den dood der ge
liefde kinderen tengevolge. En omdat de Op
perste Geneesmeester, Jezus Christus, die de
Heere van leven en dood, van gezondheid en
krankheid is, gezegd heeft„Die gezond zyn,
hebben den medicijnmeester niet van noode”,
zoo is het voor deze ouders de vraag of wij niet
tegen dat woord onzes Heeren ingaan, bijal
dien wy onze kinderen vaccineeren laten en
of wy ze, met het oog op dat Goddelijk Woord,
blootstellen mogen aan de gevolgen er aan
verbonden
Dewyl het voor deze ouders deze vragen
geldt, en zy zeggenwy mogen onze kinderen
niet laten vaccineeren, en ze aan de gevolgen
er van niet blootstellen, zoo plaatst men hen,
door de wet des lands, tusschen God en hun
geweten, ja men dwingt de armen onder hen,
om van de twee kwaden één te kiezen. Dui
zenden heeft men daardoor reeds genoodzaakt
hun geweten te verkrachten. Tegen dat
dwingen kwam Dr. Kuyper voor en na, en
dus ook als Minister van Binnenlandsche Za
ken op. Een wetsontwerp maakte Z. Excel
lentie als blyk daarvan gereed.
Wy steunen hem dus, wanneer wy in een
welgesteld, krachtig adres, door velen onder-
teekend afschaffing van dezen dwang verzoeken.
Daaraan kan en wil ik zeer gaarne meedoen.
Ja dat beloofde ik aan bovengenoemde broe
deren, door er in De Zeeuw en in Zeeuwsch
Kerkblad over te schrijven dit deed ik vóór
door my kon gelezen worden wat dr. Volmer
er over schreef, en hetgeen de redacteur van
De Zeeuw naar aanleiding daarvan zeide.
Dit schrijven was alzoo beloofd en heeft dus niet
ten doel vooruit te loopen op hetgeen de Re
dacteur van De Zeeuw beloofde na de verkie
zingen hierover te zullen zeggen.
Ik sprak met de genoemde broederen ook
over de verkiezingen, daar naar myne gedachte,
met het oog op de verkiezingen, de Tweede
'Kamer weldra naar huis zou gaan, om vóór
den afloop der verkiezingen niet meer samen
te komen, en dat mitsdien het opzenden van
een zoodanig adres op het oogenblik geen
resultaat kon opleveren, wyl de nieuwe Tweede
Kamer het ontwerp tot afschaffing van d>n
dwang behandelen en goedkeuren moet. Waar
by kwam, dat, zooals voor de hand ligt, alles
noodelooze moeite zal wezen, bijaldien onver
hoopt de vrijzinnigen, met de liberalen en
socialisten eene meerderheid verkrijgen. Zij
gevoelen voor onze gewetensvrijheid, inzake den
vaccinatie-diccmg, het onderwijs enz. enz. nie
mendal. Zy laten, onvrijzinnig genoeg, èn op ’t
gebied van ’t onderwijs èn van de inenting-
dwang de christelijk gezinden mindergegoeden
altoos en in de eerste plaats het gelag betalen.
Het woord van Kappejjne: „Dan moeten zy
maar onderdrukt worden,” zal, als zy weer de
overhand verkrijgen, zooals by de debatten in
de beide Kamers, in betrekking tot het onder
wijs onzer kinderen genoegzaam bleek, by
vernieuwing in praktijk worden gebracht.
Het gaat, let daar wel op, in evengenoemde
dingen alleen om en tegen den indirecten
dwang.
Over het lijden der kinderen Gods.
Wat, myn lezer, is het lyden nu voor u?
Openbaring van den toorn Gods, voorbode
van den dag der wrake Of lijden als kastij
ding of beproeving u gezonden door de liefde
Gods Voor den onverzoende is het eene aan
kondiging van de eeuwige straf, voor het kind
Gods kastijding of beproeving, en welke van
die beide of beide tegeljjk dat weet gy dikwijls
eerst als gij door dezelve geleerd zyt.
Hebr. 127 zegt ons„Indien gy de kastij
ding verdraagt, zoo gedraagt zich God jegens
u als zonen, en vers 11En alle kastijding
als die tegenwoordig is, schjjnt geene zaak van
vréugde, maar van droefheid te zyn; doch
daarna geeft zy van zich eene vreedzame vrucht
der gerechtigheid dengenen die door dezelve
geoefend zyn.
Als gy dus verdraagt, dan hebt gy daarin
het bewijs, het kenteeken dat gij rechte kin
deren Gods zyt, en dat God u dat lyden zond
als Vader.
De goddeloozen ontvangen ook lijden, maar
van God als Rechtei' en de uitwerking is eene
gansch andere.
Onverschilligheid, godslasteringen, of wan
hoop zyn zoo menigmaal de uitwerkingen by
hen. Lees maar eens Openb. 16:11: En zy
lasterden den God des hemels van wege hunne
pijnen en vanwege hunne gezwerenen zy
bekeerden zich niet van hunne werken. Zie
maar een Saul, Israels eersten koning in zyn
nood, eerst naar Endors tooveres en daarna
in het zwaard der wanhoop, ’t Is dus niet waar
dat lyden heiligt, evenmin als voorspoed van
God afdrijft. Zegt de Heere niet door Jesaja
Waartoe zoudt gy meer geslagen worden? gij
zoudt des afvals des te meer maken Neen de
genade heiligt menigmaal door het lyden. Wan
neer is de vrucht nu aanwezig Zoodra gij
in die omstandigheden uw
verstaat. Zoodra gy in uw
had den dienst van Ds. Gradus als middel in
Zyne hand willen gebruiken, voor Gerard van
Houten en zyne vrouw om reeds in hunne
jeugd hen de oogen te openen voor het heil
hunner onsterfelijke ziel. Wat Andreas voor
Petrus was geweest, was Ds. Gradus voor hen
geweest. Hy had hen tot Jezus geleid. En het
waren de aangenaamste oogenblikken in het
leven van den tuinbaas van „Boschoord" en
diens vrouw, wanneer zy met Ds. Gradus over
de dingen van Gods Koninkrijk en over hunne
ervaringen op den weg des geestelijken levens
mochten spreken of, zooals zy dat noemden,
„wanneer zy hun hart eens voor hem konden
uitstorten.”
Dit alles was echter nu zoo gansch anders
geworden.
Uit den aard der zake volgde het van zelf,
dat een dergelyken omgang te A. gemist werd.
Vooreerst, omdat zy er als vreemden gekomen
waren, maar ook omdat A. een stad was, waar
meerdere predikanten waren, en de werkkring
daar ook veel uitgebreider was.
Doch dit zou op zichzelve toch nog het ergste
niet geweest zijn. Maar spoedig waren van Hou
ten en zyne vrouw ook tot de ontdekking ge
komen, dat er een groot verschil bestond tus
schen de prediking van den ouden dorpspre
dikant en de predikanten van A.
Wat hun redenaarstalent betrof, stonden ze
I
OF
I