WILLEBOORD GABRIËLSE Wz. ±- jen Kerk- en Schoolnieuws. Grypskerke, 17 Mei 1905. van (Wordt vervolgd). i en iet af- idt .ar de at, ite er en If- re- od ur art en en di als lid is ter is, an lar im tar ats ar- ok er- art rte ag af- rin rie er- le- ieft •en ide jen >ch .an sen in jjn. an len rk- lat ve en. aar ff; tig ;n- ien me ;en ike :ht iht .en Ön ?e- ie- Ön ert en iet n'. uw eer op ;en ers en. Het is my gebleken dat het niet onnoodig is in Zeeuwsch-Kerkblad te doen opmerken dat lo. het Kerkblad waarvan de classis wenschte op hare vergadering van 10 Mei dat de uitgave gestaakt werd natuurlijk niet is „Zeeuwsch- Kerkblad' dat eigendom is eener persvereeni- ging maar „Het Kerkblad, officieel orgaan van de Gereformeerde Kerken in Nederland'. 2o. dat de vereeniging tot verstrekking van lager onderwijs op gereformeerden grondslag, die adressen over vaccinatie aan H. M. de Koningin en aan de Tweede Kamer (zie Kerk blad no. 46) niet is de vereeniging voor Ger. schoolonderwijs, waarvan ik de eer heb voor zitter te zijn. H. Mbülink. Wat is de Heere toch wonderbaar goed voor Zijn volk. Hij laat het hun aan m'efe ontbre ken. En als zij hier Zijn raad hebben uitge diend, neemt Hij ze in Zijne heerlijkheid op. Dat we dit niet altijd in ’t oog houden, hierover kunnen we ons niet diep genoeg ver ootmoedigen. Want waar blijft„De Heere is goed dengenen, die Hem verwachten, der ziele, die Hem zoekt'En, wat ze soms in moede- looze ©ogenblikken ook zelf denken van de uitkomst hunner paên. „God kroont met vreê het einde Zijner knechten.' Dat mocht de vorige week nog onze geliefde broeder Gabriëlse te Westkapelle ondervinden, wien het den Heere in Zijne ontferming be haagde, j.l. Donderdagmorgen tot Zich te nemen BEROEPEN te Hollandschevelddhr. Schoemaker, cand. Th. School. AANGENOMEM naar Scheveningen Ads. Oosten van Enk- huizen. BEDANKT voor Suawoude ds. Boersma van Wirdum. Na bevestiging door zijn vader, prof. Lindeboom van Kampen, hoopt Zondag 2 Juli ds. Lindeboom van Bolnes, die de roeping aan nam naar de Geref. kerk van Apeldoorn, al daar zijn intrede te doen. Wegens vertrek naar Zaandam B hoopt ds. de Vries Zondag 2 Juli afscheid te nemen van zijne gemeente te Hasselt. Ds. Thomas van Purmerend hoopt Zon dag 4 Juni van zijne gemeente afscheid te nemen, en 18 Juni intrede te doen te Berli- kum, na bevestigd te zijn door ds. Bruinsma Beetgum. Ds. J. Kerssies, pred. der Geref. kerk te Wetsinge Sauwerd, die na ruim 33jarigen ar beid eervol emeritaat verkreeg, nam Zondag na 29jarigen arbeid te Sauwerd afscheid van die gemeente, sprekende uit Hand. 2028-32. Ds. Bos van Bedum sprak den scheidende een hartelijk woord toe. De berichten aangaande de geestelijke opwekkingen in Wales blijven voortduren. De opwekking grijpt overal diep in. De Baptisten gemeenten te Rhonda-Valley hebben 4 duizend nieuwe leden gewonnen. Uit Wales arbeiden er ook Evangelisten in Schotland, en inzonder heid te Glasgow worden de vergaderingen druk bezocht. Ook in Zuid-Amerika valt er een op waken te bespeuren. Een Peruaan, die vóór 3 jaar nog een heiden was, is thans zoo vervuld met den H. Geest en een heiligen ijver, dat hij alles doet om zijn volk tot Jezus te leiden hij schijnt voor zijn land een tweede Luther te worden. Ook uit Nederland komen er dienaangaande berichtenoveral worden samenkomsten gehou den waarin zoowel predikanten der Herv. Kerk als voorgangers van vrije kerken als sprekers optreden. Zoo hadden te Utrecht en te Breda reeds samenkomsten plaats, terwijl het voor nemen hiertoe bestaat in Middelburg, Enschede, Haarlem, Sneek, Schiedam, enz. Door de classis Gouda der Geref. Ker ken is toegelaten tot de Bediening des Woords en der Sacramenten dhr. Esser, ber. pred. te Reeuwijk-Sluipwijk. De heer S. O. Los legde met goed ge- Tolg zijn candidaats-examen aan de Theol. School af. Zijn adres is te Kampen (Oudestraat.) en wezen Nu kan Petrus van zijn gehouden, het geval. Ik wjjs hier slechts op, om te doen gevoelen hoe er in het leven der genade zich toestanden voordoen, die wjj niet verklaren kunnen, en dat we dus voorzichtig moeten zijn, als we elkander bestrijden, want het zou toch mogelijk kunnen zijn, dat we, meenende voor de waar heid te strijden, in het einde bleken tegen God gestreden te hebben. Ik wensch geen lans te breken voor de leer der „veronderstelde wedergeboorte.” Maar ééne opmerking wilde ik toch maken. Indien de voorstanders van die leer oordeelden, dat kin deren van geloovige ouders niet behoefden te worden wedergeborenindien ze achtten, dat alle kinderen van geloovige ouders uitverkoren en wedergeboren zijnindien ze verkondig den, dat het genoeg is te weten, dat men uit geloovige ouders geboren en in de kerk ge doopt is, en dat het niet aankomt op persoon lijk geloof en bekeeringdan zouden ze zeker lijk te bestraffen zijn, en indien ze zich niet bekeerden van de dwaling huns wegs moesten ze gewisseïijk u itgebannen uit het Koninkrijk Gods. Maar dit is zoo niet. Dat de kinderen, de uitverkoren kinderen van geloovige ouders wedergeboren moeten worden staat bij allen vast. Alleen loopt het verschil over den tijd, wanneer de Heere dit doetin den vroegsten aanvang van hun leven of later. Dat God dit vroeg doen kan, staat bij ons allen vast. De vraag is maardoet Hij het ook En dit is dunkt mij een punt, waarover niet bloedig behoeft gestreden, maar op bezadigde en broe derlijke wijze kan worden gesproken. Dan zal het ook niet verdeelen, maar vereenigen. Dan krijgen we kans, dat de waarheid door wrijving der gedachten aan het licht komen zal. Hoe men ook over de hangende kwesties oordeele, het boekje van Dr. de Moor verdient aller lof, omdat het getuigt eenerzijds van den moed der overtuiging en anderzijds van kalme bezadigdheid, die aangenaam aandoet. Indien de verschilpunten in dezen toon konden be sproken worden, dóór allen, die aan de be spreking deelnemen, dan zou er nog veel kwaads goed kunnen worden gemaakt en Sion er wel bij varen. Laman. nu alles UIT HET LEVFA De rechtvaardigmaking van eeuwigheid, door Dr. DE MOOR. Dit boekje is, zoover ik weet, in alle bladen met lof vermeldeen lof, dien het verdient om de bezadigde manier, waarop een ernstig ver schilpunt behandeld wordt. Het is myn doel niet den inhoud van dit geschrift aan kritiek te onderwerpenik wensch slechts mijn blijd schap uit te spreken over het feit, dat een jeugdig theoloog den juisten toon heeft weten te treffen, waarop onder broederen de leer, die naar de Godzaligheid is, moet worden besproken. Het doet zoo pijnlijk aan, wanneer de eene broeder den anderen in den hoek der verdach ten en dwalenden duwt, waar het geldt stuk ken der leer, die onder ons nog geen volkomen zekerheid hebben en waarover verschil van gevoelen mogelijk is. Indien het geval zich voordeed binnen onze Kerken, dat er iemand opstond, diejde Godheid van Christus, de heilige Drieëenheid, de uit verkiezing, de noodzakelijkheid der wederge boorte, de rechtvaardigmaking door het geloof alleen, bestreed, dan zou er reden zyn om de bazuin aan den mond te zetten en den dwalende tot de orde te roepen of buiten de deur te zetten. Dit zijn waarheden, waaraan geen twijfel meer mogelijk is en waarover geen verschil van opvatting kan bestaan. Doch alzoo is het met de waarheden, waar over in onze dagen gestreden wordt in geenen deele. Neem b. v. het stuk, waarover dr. de Moor heeft geschreven, de rechtvaardigmaking van eeuwigheid. Indien door de voorstanders van dit gevoelen geleerd werd, op de wijze van den Duitsehen Godgeleerde Ritschl, dat God nooit toornig op den zondaar geweest is, dat dit slechts een waan is van den mensch en dat we dus om vrede te hebben voor ons hart dien waan moeten laten varenindien dit door .de voorstanders der rechtvaardigmaking werd ge leerd, dan zou er reden tot ongerustheid wezen in Zijne rust. Wat zal dat een verrassing voor hem geweest zijn. Want, behalve dat hij als elk kind van God had te klagen over een lichaam der zonde en des doods, en als ieder ambtsdrager den schat zijner bediening droeg in een aarden vat, zijn lijden was de laatste weken zoo buitengewoon zwaar. Een knagende kanker verteerde zijn krachten, tot hij einde lijk niet meer kon. Maar hij heeft met de hem verleende gaven gedaan wat hy vermocht. En dat is genoeg. Meer eischt de Heere van zijne dienaren niet. Al wat wij meer willen, keurt Hij in ons af en komt Hij in Zijn liefderijke wijsheid ons in tegen. Doch Gabriëlse heeft deze kastijding niet noodig gehad. Toen ik tijdens het jongste huisbezoek hem verzocht naar huis te gaan, omdat ik in het wringen zijner gelaatstrekken zag, hoe hij nog poogde zijn pijn te beheerschen, bewilligde hij ter stond. En toen hij weer den volgenden dag nog enkele gezinnen met mij bezocht, omdat hij zich wat beter gevoelde, was, naar de be geerte van zijn hart, dat gedeelte van den arbeid voor de gemeente, die hem zoo na aan zijn hart lag, voltooid, enook zijn werk voleindigd. Kort daarna heeft de Heere hem op het ziekbed nedergelegd, en, naar een der broede ren mij schreef, de week vóór zijn sterven hem nog zooveel troost doen genieten met de woor den uit Ps. 73: „Gij zult mij leiden door uwen raad, en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.' Dat „daarna' mag hij nu genieten. Ja, de Heere is goed dengenen, die Hem verwachten, der ziele, die Hem zoekt. Zijne Gade en kinderen behoeven dus niet bedroefd te zijn, als de anderen, die geene hope hebben, en, wat hen zelven aangaat, Hij, die gezegd heeft: „Laat uwe weezen achter, en laat uwe weduwen op Mij vertrouwen,* is een Vader der weezen en een Rechter der weduwen. En de Gemeente? O, geliefde broeders en zusters, ik versta uwe droefheid, wijl ik ook nog diep gevoel het smartelijk verlies van een onvergetelijken broeder in eigen gemeente, ’t Is waar, gij verliest in dezen waardigen opzie ner veel. Maar vergeet niet te zien op wat de Heere U nog heeft gelaten. Er zijn in uwen kleinen kring nog bidders en bidsters, wien de toegang tot den troon der genade niet vreemd is, en die bij ervaring weten, hoeveel barmhartigheid en genade daar is te vinden. Vergeet ook niet, dat onze ontslapen broeder U zoo getrouw steeds gewezen heeft op, gelijk Gij het hem zoo menigmaal hebt hooren uit drukken, dat „dierbare Woord.' Vergeet bovenal niet op te zien tot Hem, die gezegd heeft„Ziet, ik ben met ulieden alle de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.' Koopmans. vond niets. „Dit is mjjn troost' zegt hij in de duldelooze smart dat ik niet heb verloochend de geboden des Heeren. Wat was zijn lijden dan Elihu nu zeide het is opvoedingsmiddel van God om te louteren en te reinigen of te verlossen van of te bewaren voor kwaad. Dit beoogt, gelijk wij zagen, het lijden dikwjjls en bij Job heeft het ook wel deze vrucht gehad. Hij heeft zich zelf in zijn dwaasheid en verdorvenheid en zijn God in Diens wijsheid en heerlijkheid beter leeren kennen. Maar toch hiermee was het raadsel van Jobs lijden niet verklaard. De oplossing geeft God straks zelf. De oorzaak van Jobs lijden, leest ge in ’t begin van het boek. Satan de verklager der broederen was voor Gods troon getreden en had Job beschuldigd dat deze slechts God diende om de goede gaven lage loondienst was het, geen liefdedienst, die nooit verdriet, ook niet in ’t lijden. Deze beschuldiging nu tegen Job was eene beschuldiging tegen God. Immers Gods werk in Job wordt hier belasterd. God wordt beticht dat Hij geen wezen zóó herscheppen kon dat dit Hem diende uit liefde, om Gods wille. Een smet wordt geworpen op het kunstwerk der genade Gods in Zjjn knecht Job. Het gaat dus ten laatste niet om Job maar om God. Vlekken zoeken op ’t priesterlijk kleed van Gods volk is satans lievelingswerk en als hij ze niet vindt, zooals bij Job, dan liegt hij ze en lastert. Welnu dan zal deze strijd tusschen God en satan over Job uitgestreden worden in Job. Terwille van de eere Gods moest aan Job alles afgenomen worden, zijne bezitting, zijne kinderen en hijzelf met melaatschheid van de ergste soort bezocht worden. Daar zit hij dan in de assehe en is een schouwspel van engelen en duivelen. Job in z(jn strijd vasthoudende aan God, belijdenis doende dat Gods werk in hem echt was, zich beroepende op zijn getuige die ten laatste zal opstaan, verkondigt aan de over heden en machten de veelvuldige wijsheid Gods. Nu blijkt het wel dat hij niet om des loons wille alleen God diende. Satan wordt beschaamd, God gekroond. Waar nu aan Job om ’s Heeren wille alles ontnomen wierd, daar wordt hem rijkelijk teruggegeven. Zóó kan het ook zjjn in ons lijden, dat God ons verwaardigd te mogen betoonen de heerlijkheid van zijn werk in ons, als bestand om ook het leed te verduren, ons gewillig makende het kruis te dragen dat Hy ons oplegt. Om Gods wille zjjt ge geroepen ter beschaming van Gods vijanden, stand te houden en ook voor uw bewustzijn u niet te laten ontrooven wat God u gaf. Het boek Job is een theodicea, een lofzeg ging, eene verheerlijking GodsOpdat Hij rechtvaardig zij. Het is eene profetie van wat aan het einde der eeuwen zal plaats hebben. Het eind der geschiedenis zal zijn als bij Job. Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheden van Gods troon. Gelijk Hij Job vergoedde wat geleden was, zoo zal Hij duizendvoud vergoe den wat om zijnentwille op aarde geleden werd. H. Meülink. en konden ze in naam der waarheid tot de orde worden geroepen. Maar dit leeren ze niet. Ze erkennen wel degelijk, dat de zondaar on- derwerpelijk door het geloof, in de vierschaar van zijn consciëntie gerechtvaardigd worden moet. Maar wat onderwerpelijk in den zondaar plaats heeft, moet van te voren voorwerpelijk hebben plaats gehad by God. Het is een ge rechtigheid, die den zondaar toegepast wordt, nadat ze eerst door Christus voor hem is ver worven. Doch nu staan we voor de vraagziet God den zondaar eerst als een rechtvaardige aan, wanneer dezen de gerechtigheid van Chris tus toegepast wordt, dus onderwerpelijkof aanschouwt Hij hem ook voorwerpelijk reeds als een rechtvaardige, als Hij hem in zijn eeuwig besluit aan Christus geeft, opdat deze de gerechtigheid voor hem verwerve, en als Christus daarna in de volheid des tfjds die gerechtigheid metterdaad voor hem verwerft. Daar gaat het over. En om nu iemand, die leest, dat God zijn uitverkorenen in hun Borg, hun tweede verbondshoofd, reeds voorwerpelijk als rechtvaardigen aanschouwt, ook al is die weldaad hun nog niet toegepast om nu zoo iemand een ketter en dwaalleeraar te achten, ik geloof, dat velen daarvoor terug deinzen. Temeer, waar in de Schrift de Heere zelf spreekt van een eeuwige liefde, waarmede Hij de zijnen liefgehad heeft, wat toch alleen mo gelijk is, indien Hjj hen aanschouwd heeft in het licht niet van Adam, maar van Christus. Zoo spreekt Paulus in den brief aan de Romei nen ook, dat wij met God verzoend zijn door den dood zijns Zoons, toen wjj nog vijanden waren, d.i. de vijandschap aan Gods zijde was reeds weg, toen de onze nog bestond. Als ik dit bedenk, dan zeg ik, dat men te ver gaat, indien men tegen de voorstanders van de leer der rechtvaardigmaking van eeuwig heid te velde trekt, als of zij de fundamenten omkeeren. Laat ons gematigd van zinnen zijn. De waarheid wordt niet gediend, als het hoofd heet is en het hart koud is, wel omgekeerd, het hoofd koel en het hart warm. Het zelfde geldt van de bekende kwestie van het supra en infra. Ook hier is het on billijk de voorstanders van het supra in den ban te willen doen. En als men dan zegtja maar, indien ge op het standpunt van het supra streng door redeneert, dan komt ge tot Godslastering, dan moet hierop geantwoord indien ge op het standpunt van infra streng doortrekt, dan vervalt ge ook in Godslastering en derhalve moeten èn supra èn infra beide in den ban. Want als ik zeg: God heeft de zonde gewildof indien ik getuigGod heeft de zonde toegelaten, terwijl Hij ze verhinderen konbeide malen schrijf ik Gode iets onge rijmds toe, en deed ik beter de hand op den mond te leggen en te erkennenik weet er niets van en ik doorzie het niet. Menschen, die sterk het supra drijven, en menschen, die sterk het infra drijven, behooren beiden niet in onze Gereformeerde Kerk te huis. Gematigd heid van zinuen en ootmoed des harten passen ook hier geleerden en eenvoudigen saam. Om nog een enkel punt te noemen. Er is ook strijd over den tijd der wederge boorte. Sommigen oordeelen, dat de uitverkoren kinderen van geloovige ouders het beginsel des nieuwen levens reeds door den H. Geest ont vangen zoo spoedig zy het natuurlijk leven ontvangen. Anderen meenen, dat dit volstrekt niet altijd het geval is, en dan wijzen ze op het feit, hoe sommige kinderen des verbonds soms jaren in de zonde en de wereld leven en (Jan verstaan ze niet, hoe dat mogelijk is by men schen, die wedergeboren zyn. Vooral tusschen Dr. A. Kuyper Jr. en Prof. Lindeboom is dit een ernstig punt van ver schil geworden. Dr. Kuyper had met een be roep op de Schrift aangetoond, dat Paulus reeds in zyn prille jeugd wedergeboren was, en nochtans bekende Paulus zelf jaren lang geleefd te hebben als een Godslasteraar. Dit deed Prof. Lindeboom vragenPaulus wederge boren èn een Godslasteraar?” Eu ik kan my begrijpen, dat menigeen by die gedachte een rilling over zyn leden voelde gaanOp het eerste hooren zegt ge, maar dat kan niet 1 Ik wensch hier geen uitspraak te doen, doch laat ik er even de aandacht op vestigen, dat de H. Schrift ons toch ook voor zeer scherpe, snijdende, schrille tegenstellingen plaatst. Was David ook geen wedergeborene, en was hy nochtans ook niet een hoereerder en moorde naar? Was Petrus ook geen wedergeborene, heeft hy nochtans onder vloeken en eed- zyn Meester niet verloochend? men antwoorden, dat David en deze zonde bekeerd zyn en staande Maar dit is met Paulus ook 6 i J lOg ere ïlf- ijn uit hjj jn- ht- ip- --»OO^OOo-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1905 | | pagina 3