voor
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie van: Os. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
No 47.
Vrijdag 19 Mei 1905.
2e Jaargang.
UIT HET WOORD.
Drukkeruitgever
e
A.
0
50
50
50
F
70 cent.
3 cent.
k
25
75
50
a
r
D. LITTOOIJ Az
MIDDELBURG.
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
GODE ALLEEN DE EERE.
Maar Gode zij dank, die ons de
overwinning geeft door onzen Heere
Jezus Christus.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
SCHRIFTBESCHOUWING.
Het boek der Richteren.
XXXV.
Toen nam Gideon tien mannen uit zijne
knechten, en deed, gelyk als de Heere
tot hem gesproken had. Doch het ge
schiedde, dewjjl hy zjjns vaders huis en
de mannen van die stad vreesde, van
het te doen by dag, dat hy het deed
by nacht.
Als nu de mannen van die stad des mor
gens vroeg opstonden, zie, zoo was het
altaar van Baal omgeworpen, en de hage,
die daarby was, afgehouwen en die
tweede var was op het gebouwde altaar
geofferd.
Zoo zeiden zy, de een tot den anderWie
heeft dit stuk gedaan En als zy onder
zochten en ondervraagden, zoo zeide
menGideon, de zoon van Joas, heeft
dit stuk gedaan.
Toen zeiden de mannen van die stad tot
Joas Breng uwen zoon uit, dat hy sterve,
omdat hy het altaar van Baal heeft
omgeworpen, en omdat hy de hage, die
daarby was, afgehouwen heeft.
Joas daarentegen zeide tot allen, die by
hem stondenZult gy voor den Baal
twisten zult gij hem verlossen Die
voor hem zal twisten, zal nog dezen
morgen gedood worden Indien hy een
God is, hy twiste voor zichzelven, omdat
men zyn altaar heeft omgeworpen.
Daarom noemde hij hem te dien dage
Jerubbaal, zeggendeBaal twiste tegen
hem, omdat hy zyn altaar heeft omge
worpen.
Dezen moeieljjken arbeid kan Gideon niet
geheel alleen verrichten. Tien mannen uit zyne
knechten worden te hulp genomen. Eigenaardig
is het getal tien. Oudtijds lag daarin de gedachte
der volledigheid, en het werd gebruikt als een
aantal personen iets gemeenschappelijk hadden
te verrichten. Als Boaz Ruths zaak beslechten
wil, neemt hy tien mannen, van de oudsten
(Ruth 4:2) en als Joab drie pylen steekt in
Absaloms hart, omringden hem tien jongens.
2 Sam. 1815. Zoo zyn ook hier de tien knech
ten vertegenwoordigers van allen, om daarmee
uit te spreken, wat hier geschiedt is uw aller
roeping.
Gideon is een moedig man, maar toch niet
overmoedig, niet onbezonnen. Vol talent gaat
hy zyn arbeid volbrengen, met wijzen takt en
verstandigen zin. Want hy deed wat de Heere
gesproken had. Doch het geschiedde dewijl hy
zijns vaders huis en de mannen van die stad vreesde
om het te doen by dag, dat hy het deed by nacfit.
Deze vrees is niet gewone bangheid, en doet
ons veel meer denken aan verstandig overwegen
waarin God een welgevallen heeft dan aan
ongeloovigheid die ’s Heeren macht miskent.
Gideon heeft des nachts, zeg nu, in een droom
het bevel ontvangen. Hy staat gereed om als
een gehoorzaam dienstknecht zyn last uit te
voeren. Maar een uitdrukkelijk bevel, dat hy
het juist op den dag, voor elks oog moet doen,
gaf de Heere hem niet. Het kon schijnen of
de jeugdige zoon van Joas zich op den voor
grond wilde stellen, als hy daar plotseling met
ruwe hand ingreep. Geschreeuw en verwarring,
oproer en geweld zouden volgen en wie
weet wat het einde zou zijn. Daarom ofschoon
geen menschenvrees hem dryft, zal hy den
nacht kiezen. Trouwens hervormers stellen zich
niet terstond aan het gevaar bloot. Luther die
naar Worms zou al waren er zooveel duivels
als pannen op de daken plakte toch zyn stel
lingen aan de slotkerk in den nacht aan, en
onze vaderen bogen zoolang voor de besturen
in de Ned. Herv. Kerk als het maar eenigszins
voor altyd zyn wapen, en ten teeken hiervan ver
liet Jezus op den derden morgen het graf, in
’t midden der Zijnen zich vertoonend in de
onvergankelijkheid Zyns levens. Het was niet
mogelyk, dat de dood Hem houden kon, waar
hy geheel verslagen ter aarde lag.
Jezus heeft alzoo den dood en het graf over
wonnen, over die machten heeft Hy niet ten
deele, maar geheel getriumpheerd, en nooit
zal het aan deze vijanden gelukken zich weder
te herstellen, zoodat wy niet de minste vrees
meer behoeven te koesteren, dat zy ooit weder
de overhand zullen bekomen. Gy zegt misschien,
dit geloof ik, maar wat hebben wjj daar aan,
wyl wij zien, dat nog altijd allen sterven. Eerst
moet gij weten, alvorens uwe tegenwerpingen
te vermenigvuldigen, dat hier staatdie ons
de overwinning geeftGod geeft aan U en
my, aan ons, zoo wy gelooven, de overwin
ning. Wat dit beteekent?
Gy herinnert u wel, dat de inwoners van
Jabas in Gilead eens in groote ongelegenheid
geraakten, want een machtige vorst, hun vij
and, had gedreigd, dat hy aan elk hunner het
rechteroog zou ontnemen en zy wisten maar
al te goed, dat hy het niet by dreiging zou
laten. In hunne vrees wendden zy zich tot
Saul, die pas gezalfd was tot Koning van Is
raël. Nauwelijks had hy deze boodschap ont
vangen of heilige verontwaardiging greep hem
aan, hy verzamelde zyn strijdbare mannen,
trok tegen Nahas, den Ammoniet te velde,
versloeg hem en zjjn gansche leger en keerde
als overwinnaar terug. Die overwinning nu
was niet voor hem zelf, maar voor al de in
woners van Jabes, zy ademden van dit oogen-
blik af vry, ZÜ werden verlost van hunne vrees,
en zij zongen liederen ter bevryding, ter eere
van dien God, die hen in Saul zulk een held
had gegeven. Zoo is het hier. Jezus kwam n et
omdat Zijn leven bedreigd was, maar om
onzen vyand te bestrijden en waar Hy nu
triumpheerde, daar hebben wy niets meer te
vreezen. Gelijk Nahas de verslagen Ammoniet
geen schade kan berokkenen aan de kinderen
Israëls, zoo kan de dood geen verwoesting
meer aanricbten. Hy kon den Christus niet
houden, en evenmin kan hy den geloovigen
houden.
Er staat zelfs die ons de overwinning geeft.
Wy hebben er alreeds deel aan, wy plukken
er de vruchten van. Naarmate wy ons toeeige-
nen, wat Jezus voor ons verworven heeft, naar
mate wy verstaan dat Jezus voor ons tot zon
de is gemaakt en dat Hy aan de wet haar
vollen eisch gegeven heeft, naar die mate wor
den wy van alle onze vreeze verlost, en dur
ven wij ook dezen ontroonden Koning, den
dood, in ’t aangezicht zien en met Paulus
uitroepenDood, waar is uw prikkel en hel,
Maar is uwe overwinningJa Hy geeft ons
de overwinning van oogenblik tot oogenblik,
zoodat wy ons bewust worden, dat al is ’t
dat lichaam en ziel gescheiden zullen worden
wij nochtans een leven bezitten, dat geen dood
en graf ons ontrukken kunnen, en wyl wy vol
komen overtuigd worden, dat wy van nature
midden in den dood lagen, en wy ons onmogelyk
uit die ellende konden verlossen, heffen ook wy
ons oog ootmoedig op naar boven en spreken
in heilige aandoeningGode zy dank, Hem
alleen de eere, want hy is het geweest, die
ons in Christus den Held gaf, by wien Hy
hulpe voor ons besteld heeft.
Verblijdt ge u ook in deze overwinning,
roemt ge ook alleen in die onuitsprekelijke
genade des Heeren Bouma.
kon. Daardoor stonden ze later des te sterker.
In onze worsteling met Spanje kwam ook iets
dergelijks aan het licht, toen de Universiteit
te Leiden in den naam van Filips II werd
geopend. Immers het geloof versmaadt den weg
der middelen niet, maar bewandelt dien gaarne
in Godes kracht.
Daar trekt dan in ’t holle van den nacht
Gideon met zyn tien manschappen heen. Met
vaste hand werpen zy het afgodsaltaar ineen.
Wy hooren den bijlslag dreunen, die in enkele
oogenblikken den Aschera, den afgodischen
tronk, neerploffen doet. Een ander altaar wordt
gebouwd voor Jehovah, en als alles is geschikt,
neemt hy daarvan om dien te offeren voor de
schuld van zyn huis. Als het morgenlicht daagt
is alles weltoebereid voor den Heere.
Doch op de mannen van die stad werpt vs.
28 een eigenaardig licht. Zy zyn opgestaan en
zie, het altaar van Baal is omgeworpen en de
Aschera die daarby was, afgehouwen en die
tweede var was op het gebouwde altaar geofferd.
Wat een oorzaak had moeten zyn van bljjde
verrassing, geeft aanleiding tot bitterheid en
haat. Het volk, aan wien het verboden was,
geen andere góden voor Jehovah’s aangezicht
te hebben, is schijnbaar dit gebod gansch
vergeten en wil straks de hand slaan aan den
man die ’s Heeren bevel durfde handhaven.
Ieder is verwonderd enverslagen. Er moet een
booze hand in het spel zyn. Gideon kende zyn
volk wel. Zyn inzicht heeft niet gefaald. Allen,
tot zijn eigen familie toe zyn aan deze afgoderij
verslaafd. Eén groote daad kan in ’s Heeren
hand het middel zyn om de oogen weer te
openen. Anders ontstaat er misschien een
fanatisme niet te goed om bloedwraak te nemen.
Want een renegaat (afvallige) is alty'd veel
fanatieker en feller dan een gewoon aanhanger.
Helaas zy treuren by het vernielde altaar
en by den afgehakten boom, Jehovah’s opnieuw
verrezen altaar trekt nauwelijks de aandacht.
En in plaats van nu verootmoedigd zich voor
God te buigenin plaats van te zeggende
afgoden hebben wel oogen maar zien niet,
wel ooren maar hooren niet, wel handen maar
tasten niet, vragen ze elkanderwie heeft dit
stuk gedaan Dit booze stuk, deze gewelddaad
Israel heeft zyn eere weggeworpen en rekent
zich met de heidenen één. Ach hoe is het fyne
goud zoo verdonkerd en aan de aarden flesschen
gelyk geworden
Zy onderzoeken en doen navraag. Het gerucht
gaat van mond tot mond. En zoo geheimzinnig
heeft Gideon niet gehandeld of de dader is
spoedig ontdekt. Alras vernemen zy Gideon,
de zoon van Joas, heeft dit stuk gedaan.
’k Zie een menigte mannen van bitteren
gemoede, zich opeenpakken. De volkshoop groeit
aan. Zy beraadslaan samen wat dien euvel-
dader, die wreed zijn hand aan Baal sloeg te
vergelden! Wat vonnis zal men vellen? Kort
en goed de dood, hy moet sterven, zoo’n
vermetelezulk een aanrander van den lust
hunner oogen1
Maar hoe hem machtig te worden, want hier
zien zy hem niet. Voort gaat het naar het huis
van Joas. En daar klinkt vermetel en onbe
schaamd de eisch uit al die mondenbreng
uwen zoon uit dat hy sterve. En eer de onthutste
vader vragen kan wat boos stuk heeft hy ver
richt, wat gruwel legt gy hem ten laste, roepen
zy voortomdat hy het altaar des Baals heeft
omgeworpen en omdat hy de Aschera die er op
stond, afgehouwen heeft.
Het ontsteld gemoed van den vader is by
al dit gejoel rustig geworden. Neen, hy heeft
Gideon niet aangezet, ’t is niet van hem uit
gegaan. Maar tegen zulk eene handeling komt
èn gevoel èn verstand in verzet. Is er geen
andere misdaad, verwijder u dan, of Joas zal
zich niet ontzien, met u en uwen God den spot
1 Cor. XV 57.
Drie advertenties in het vorig nummer van
het Zeeuwsch Kerkblad berichtten ons het heen
gaan van een man en twee vrouwen, die allen
lang gespaard bleven waren, en wat nog meer
zegt, van wie de achtergebleven betrekkin
gen mochten gelooven, dat hun sterven voor
hen geen verlies, maar winste was geweest.
Ieder, die de overledenen gekend heeft, zal
er ook niet aan kunnen twijfelen, en opnieuw
hebben verstaan, welk eene heerlijke tijding
het Evangelie der opstanding gebracht heeft
in deze wereld, die allengs meer een uitge
strekt doodenveld wordt. Het valt zoo zwaar,
wanneer wij betrekkingen moeten missen, die
ons dierbaar waren, doch hoe groot is de ver
troosting, welke het geeft, indien wjj niet be
droefd behoeven te zyn, als zy, die geen hoop
hebben. Neen, zy weten niet wat zy doen, die
aan ons volk pogen te ontnemen de zalige
troost, welke de opstanding van den Christus
ons gebracht heeft, die het licht pogen te blus-
schen, dat God heeft laten schijnen over den dood
en het graf, en daarom is eens te hopen, dat
zy zelf dit nog eens zullen erkennen, en dat
ons volk zich ook op den duur zal blyven ver
zetten tegen dergelyke aanslagen op een onzer
grootste schatten.
Of wy recht hebben zoo te spreken Gewis.
Gode zy dank, die ons de overwinning geeft
door Jezus Christus onzen Heere. Gy gevoelt,
dat deze lofzegging uit het volle hart is ge
vloeid, en altijd zal zy weerklank vinden en
tot nieuwe liederen leiden. De Apostel, het
bleek ons, kent de ontzettende kracht van den
dood, hy heeft de vaste grondslagen, waarop
zy’ne heerschappij gebouwd is, aanschouwd, hy
weet, dat deze Koning zyn geducht wapen ont
leent aan de zonde, en dat deze zonde haar
kracht heeft in eene door God gegeven wet.
Daarom zjjn alle pogingen, aangewend om hem
van zyne heerschappij te berooven ijdel ge
weest, en het scheen wel, dat hy heerschen
zou van zee tot zee, van de rivieren tot aan
de einden der aarde. Geen Simson zoo sterk,
dat hy de banden des doods verbreken kon,
geen Sara zoo schoon, dat zy hem tot bewon
dering wekken kon, geen Abel zoo jong en
godvruchtig, dat hy hem op eerbiedigen afstand
kon houden. Wat gaf die dood om kracht,
schoonheid, godsvrucht, voor geen opwelling
van deernis is hy vatbaar. Maar onze Heiland,
de held uit Juda’s stam kwam en Hij daagde
den Koning der verschrikking tot den stryd
uit. Voor ’t oog zou ook deze worsteling ein
digen, gelyk elke andere, welke er tot dusver
geweest was, want in ’t bewustzijn van zyne
kracht trad de dood te voorschijn, aanvaardde
den stryd, en het duurde niet lang, of hij had
ook dit leven bemachtigd, dit licht gebluscht,
en den overwonnene gevoerd naar het graf om
het verwoestend werk voort te zetten. Sterker
dan ooit scheen zyne heerschappij te zijn, on
wrikbaarder dan te voren de grondslagen van
zijn rijk. Doch dit leek alleen zoo Jezus was
.niet overwonnen, integendeel Hy was doorge
drongen tot de binnenste sterkte van dezen
vijand, en daar had Hjj hem aangegrepen, waar
van het gevolg was, dat de dood zich niet meer
staande kon houden. Christus had aan de wet
teruggegeven wat wy aan haar schuldig wa
ren en nu hield zy op de zonde kracht te ge
ven, welke zelf van alle sterkte beroofd den
dood niet meer steunen kon. Zoo wankelden
de grondslagen van zyn ryk, zoo stortte het gan
sche gebouw zijner sterkte in, zoo ontviel hem
->
I
I
3
I
Q
3-
i
r
1
T
Zeeuwsch Kerkblad