Verantwoording van Liefdegaven. a INGEZONDEN STUKKEN Laman. Laman. Ofiiciëele Berichten. BOEKBEOORDE ELING. St. Laurens, 4 Mei 1905. CORRESPONDENTIE. (Wordt vervolgd). Christelflke Jongelingsvereeniging „Herman Faukeel” vergadert Woensdag 10 Mei’s avonds acht uur in de consistorie Gasthuiskerk. Ds. Hoek moet week overslaan. Redactie. e e as m et er es ar De corresp. van 's Heeren Loo G. H. Tobbbs. r e u >e n P u 1, a ;s le Ld m i- le ei te 3t ft d. .n L s> ar ik as f- e. et Zondag 30 April in de collecte ontvangen een gift ad f 10,—met bestemming voor de kerk f 7,50voor de armen 12,50. Namens den Kerkeraad, P. G. Laernobs, Scriba. Westkapelle, 3 Mei 1905. Alhier is met algemeene stemmen tot Herder en Leeraar beroepen de weleerw. heer H. Schoenmaker, Theol. Cand. te Lutten (Ov.}. Mocht de Koning Zjjner Kerk onze poging zegenen tot eere Zjjns Naams en tot opbouwing Zijner Kerk is de wensch en bede van Kerke raad en gemeente. Namens den Kerkeraad, K. Gabriélsb, Scriba. wien met 1 Mei eervol emeritaat verleend werd, afscheid te nemen van zijne gemeente. Op 30 Mei a.s. hoopt ds. de Walle den dag te herdenken waarop hij 25 jaar geleden aldaar in den dienst des Woords bevestigd werd. Vóór dien tijd diende Z.Ew. 3 jaren de kerk van Velzen in ’t Graafschap Bentheim en insgelijks 3 jaren die van Nijeveen. Door de classis Groningen is aan ds. Pos, met ingang van 1 Mei j.l. eervol emeritaat verleend als missionair-predikant op Soemba. De classis Groningen der Geref. Kerken nam in hare jongste vergadering de volgende motie met nagenoeg algemeene stemmen aan „De classis Groningen spreekt haar diep leedwezen uit, dat van verschillende zijden tegen Prof. Lindeboom, naar haar oordeel ongegrond, wordt geageerd en dat zelfs op eene wijze, die aan alle broederliefde gespeend is, hetgeen op niets anders kan uitloopen dan op verwoesting van de Gereformeerde Kerken, en besluit deze uitspraak door te zenden naar de Prov. en de Generale Synode der Geref. Kerken in Neder land.* Ik twijfel niet, als velen dit boekje koopen, dat ook velen het met genoegen zullen lezen. Het is een heel goed nummer uit Daamen’s „Bibliotheek voor hoofd en hart.* „Schriftbeschouwing” van door plaatsgebrek een „En heb je nog iets te vragen vervolgde de heer T. „Ja, mijnheerwas ’t antwoord van van Houten. „Mag ik ook wel de reden weten, waar om uw tuinbaas vertrekt „Zoo, zoo* sprak de heer T. terwjjl zjjne oogen fonkelden„wil jij dat wetenNu ik moet je zeggen, dat ik die vraag al zeer on bescheiden van jou vind. Het staat mij toch immers vrij, iodien ik van tuinbaas veran deren wil „Zeker mijnheer, dat staat u volkomen vrjj, maar ik wist niet dat het onbescheiden van mjj was daarnaar te vragen. Ik heb van „Zoo wist jij niet eens dat dat onbescheiden is?* viel de heer T. hem in de rede. „Nu ik weet dat wel. En ik zal je maar dadelijk zeg gen, dat ik het onverantwoordelijk vind van Baron van W. dat hjj in dat getuigschrift van die onbescheidenheid geen melding heeft ge maakt. In zijn dienst zjjt ge zoolang geweest hjj kan dit dus wel weten. En onbescheiden menschen hebben ook altoos nog vele andere gebreken en onaangename karaktertrekken. Ik kan jou als mijn tuinbaas niet gebruiken. Je kunt vertrekken. Van Houten wilde nog iets zeggen, doch de heer T. opende reeds de kamerdeur, schelde een der dienstboden, die de voordeur opende, en van Houten stond weer buiten. Johanna Breevoort, Hoeders Kerkboek. D. A. Daamen, Rotterdam. In een boekje van ruim zeventig bladzijden geeft de welbekende schrijfster ons „een ver telling naar het leven, uit het midden der vorige eeuw.* Het is een heel eenvoudig en aantrekkelijk verhaal, dat we ook hierom met genoegen ge lezen hebben, omdat het Christelijke er niet op, maar er in zit. Een verstandige moeder zei er van Je kunt je zoo voorstellen, dat zoo iets werkelijk ge beuren kan. En dit vind ik in een boek een verdienste. Vele Christelijke verhalen zijn daar om vaak zoo ongenietbaar, omdat ze menschen ten tooneele voeren, die niet van gelijke be wegingen zjjn als wij, en ons Christenen doen kennen, die spreken en handelen, zooals Chris tenen op onze planeet het nu juist nooit doen. Hoemeer de kunst de natuur nadert, en vooral de natuur niet in haar verval, maar in haar wederopstanding, des te gemakkeljjker komen we onder hare bekoring en doorleven we oogenblikken van genot. In gedachten verdiept ging hjj werktuige lijk het ijzeren hek uit, en bevond hij zich weer op den straatweg. Tot zjjn blijdschap ontmoette hjj den tuinbaas thans niet. Van dezen toch had hjj ook al geen gunstigen in druk gekregen, ofschoon hjj moest bekennen, dat alles wat hjj op de buitenplaats gezien had, er onberispelijk uitzag, en hy dus aan de bekwaamheid van den tuinbaas niet twijfelen kon.* Hjj nam nu weer den terugweg naar zjjn huis aan. Doch wjjl hy nog tjjd genoeg had, ging hy nog even een kennis van hem in de stad A. bezoeken. By dezen stelde hjj een on derzoek in naar den heer T. en zjjn tuinbaas, en die vriend deelde hem mee, dat hjj nog nooit iets goeds van den heer T. vernomen had, en dat de tuinbaas een bekwaam man was voor zjjn werk, en dat degenen, die beiden goed kenden zich verwonderden dat de anders nog al driftige tuinbaas niet veel eerder zjjn dienst had opgezegd. Hy vernam hier ook dat me vrouw T. al even lastig was, en dat ook bjj haar de dienstboden, de een vóór, en de ander na, wegliepen. Jacob Cats. Zinne- en Minnebeelden. I D. A. Daamen, Rotterdam. Om den lezer een denkbeeld te geven van hetgeen dit bundeltje inhoudt, schrijven we een I klein gedeelte er uit over. Op appels, die door den wind van den boom worden geschud. Rijp ooft haast geroofd. Wil iemand jong gewas van groene hoornen trekken, Zoo moet hij tot het werk zjjn gansche leden strekken Maar komt hij met de hand omtrent een rjjpe peer, Die scheidt van stonde aan en valt in haaste neer. Dus gaat het met den mensch: wanneer de laatste stuipen Hem prangen aan de ziel of in de leden kruipen. De jeugd is wonder taai en worstelt met den dood Maar wie veel jaren telt, behoeft maar éénen stoot. ’tGaat met den mensch als met de peer: De dees’ is rjjp en zjjgt ter neer, De geen’ nog groen, dient niet geplukt, Wordt Ijjk wel van den boom gerukt. Phil. 1 23. Ik heb begeerte om ontbonden I te worden en met Christus te zjjn, want dat is zeer vei re het beste. Cicero zegtDe jongeling leeft als het vuur, dat door water wordt uitgebluscht, de grijs aard sterft als het vuur, dat verteerd zjjnde, zichzelf onder de asch begraaft en vergaat. Men kan beide ook vergelijken bjj vruchten, I die, nog groen zjjnde, van den boom worden I gerukt, maar rjjp zjjnde, vanzelf daaraf vallen „Aldus, zegt hy, sterven de jongen door ge- I we’d en de ouden als van rypheid.* Wanneer de boomgaardman de vruchten wil gaan plukken En, dat hjj met geweld, moet aan de takken rukken, Dat is een vast bewjjs van haren wrangen aard, Die duid’ljjk in de pluk zjjn wezen openbaart. Wanneer de bleeke dood komt trekken aan de menschen En zjj weerbarstig zyn en nog te leven wenschen, Dat is van stonde aan dat is genoeg gezeid, Dat daar nog wrange zucht in hunnen boezem leit. Prediker 12. Chrysostomus zegt, naar aanleiding van Mattheus 10 „De dood is de noodzakeljjke bezoldiging I van eene reeds verdorven natuur, die niet ont- I vlucht moet worden, maar veeleer moet worden omhelsd, opdat vrijwillig geschiede, wat nood- zakeljjk geschieden moet. Laat ons God aan bieden als geschenk, wat Hjj recht heeft ons als schuld af te vragen.* ’t Is onnoodig een wilden vogel uit de kooi te dryven, wanneer die openstaat. Wy menschen zyn in dit lichaam als in eene muite (kooi) gevangen God zendt ons den dood om dezen kerker te ontsluiten. Wat schrikken wy dan, als de Verlosser tot ons komt? Is het niet bewjjs, dat wy de haven naderen, wanneer ons het veergeld gevraagd wordt? Dagelijks zien wjj de zon op- en on dergaan, zonder dat dit ons ontstelt Waarom Qmdat wjj inzien, dat dit de gewone loop der natuur is. Waarom beschouwen wy niet even- zoo ons leven en sterven? Mjjns inziens is er niets heerlijker dan, met een bereid gemoed, volmondig te mogen zeggen als Simeon: „Nu laat gij, Heereuwen dienstknecht gaan in vrede.* Of met Paulus „Ik wensch ontbonden te worden en met Christus te zjjn.* Beiden zyn even laf, hy die niet sterven wil als hy moet, en hy die sterven wil, als hjj niet I moet. Welaan dan, gij Christelijk gemoed! I Laat er geen smart zyn, die u den dood doet I zoeken eer het tyd is en laat er geen wellust I zyn, die u voor den dood doet terugdeinzen, I wanneer uw tijd gekomen is. Ons lichaam wordt ons genomen, opdat wy een beter lichaam zouden ontvangen. Onze geest wordt niet uitgebluscht, maar hersteld. I Ziedaar, een proeve van wat dit bundeltje ons biedt. Beelden aan het leven ontleend, I Hooggeachte Redactie „Dat spreekt tot het hart.” Onder dezen uitroep las ik een stukje in Z. Kerkbl. en wel overgenomen door ds. Laman uit Z.z., door hem overgenomen uit de Utr. Kerkbode, en geschreven door ds. Klaar hamer. Ik zag wel wat verwondert op toen ik dat stukje las door dien naam onderteekend, doch ik dacht met B,rederodé„’t kan verkee- ren.“ En daarom verheugde ik my éenigszins over den toon die het inhield en slaakte de zucht „was het zoo maar.* Maar ziet daar krjjg ik „de Wachter* in handen en daar lees ik wat ik gevreesd had, nl. dat het niet uit het hart was gekomen. Want M. d. R. vbór dat ds. K. bedoeld stukje neerschryft laat hjj het navolgende uit zyn pen vloeien. Hjj schrjjft daar nl. over, Supra en en Infra, en zegt dan, dat men daarover niet moet spreken maar dat overlaten aan hen die uit gebrek aan stof en bewijsmiddelen tot zulke dingen hun toevlucht moeten nemen. Als men land en luiden in beweging brengt moet men tech kunnen antwoorden op de vraag: Waar om en waartoe? (Aldus ds. Klaarhamer.) Ik vraag u, M. d. R. in allen ernst af, welk effect maakt nu deze ontboezeming die daarna volgt? Op mjj niets dat verklaar ik u. Het spjjt my eehter dat ds. Laman in zyn mededeeling niet volledig is geweest, want nu heeft het den schjjn alsof nu juist ds. K. en e. s. alleen voor dien vrede zyn en op die ver onderstelling mag ook wel de zucht geslaakt worden was dat waar. Is dat geen schermen met woorden Met vriendelyken dank voor de opname, ver- bljjf ik, na Broedergroete en Heilbede, EEN ABONNÉ. Bovenstaand stukje is my door ds. Littooy, die oordeelde dat het by my thuis be- Benoemd aan de Chr. School te Axel (vacature dhr. I. Catsman, die naar Ouderkerk a.d. Amstel vertrok) de heer van Melle van Middelburgaan die te Maasland, dhr. C. Goote van Vlissingenaan die te Nieuwendjjk, dhr. Aalders van Dussen. vooral aan het leven der minne, en daarna in hun andere beduidenis, in dicht en ondicht, ons voor oogen gesteld. Er was eens een tjjd, en het was waarljjk niet de slechtste tyd in ons volksleven, dat „Vader Cats* na den Bjjbal het beste boek werd geacht. Waarom? Omdat hjj met een rjjkdom van levendige beelden een onuitputteljjken schat van lessen aan ons volk heeft geschonken, van lessen, die aangehoord en diep ingeprent en opgevolgd, het pad van dat volk zuiver zouden houden. Wat men ook op Cats tegen moge hebben, deze groote verdienste kan men hem niet ont zeggen, dat hjj zjjn tjjdgenooten heeft doen voelen, door het op duizendvoudige manier te zeggen en nog eens en nog eens te zeggen, dat gerechtigheid een volk verhoogt, en de zonde de schandvlek der natiën is. Cats heeft de goede zeden aangeprezen en zjjn volk voor gezongen, wat hjj dien aangaande gelezen had in natuur en Schrift. Hjj heeft het onvermoeid en telkens anders gedaan, gedachtig aan den gestadigen druppel, die den steen uitholt. Maar Vader Cats is uit den smaak. De een vindt hem langdradig, de ander dartel, een derde uit den tjjd. Aan twee van deze bezwaren heeft de ons onbekende E. v. O. trachten tegemoet te komen door de zinnebeelden van Cats in verkorten vorm uit te geven en ze te verjongen door de antieke spelling te vervangen door de heden- daagsche Een poging, waaraan bezwaren verbonden zjjn, doch tevens voordeelen. Mochten die voordeelen zoo groot zjjn, dat Cats in onzen tjjd niet alleen een standbeeld en koopers heeft, maar ook lezers krjjgt, dan kunnen we de bezwaren gemakkeljjk dragen. Tegenover de zedenbedervende lectuur, die heden verslonden wordt, kunnen we de verzen van Cats niet hoog genoeg verheffen. Het nette boekje is alweer uit Daamen’s Bibliotheek voor hoofd en hart. Politiek: „Ons Program”. Artikel 4. 's Heeren Loo. Giften in eens voor het suppletiefonds te ’s Heeren Loo: van A. Francke f 1,00; van W. Rooze f 1,00van de wed. Boogaard f 1,00van J. Wondergem f 1,00van W Marinusse f 1,00 van L. Melse f 1,00; van J. Boogaard f 0,50 van P. J. Hillebrand f 0,50van A. de Visser f 0,50van K. Houterman f 0,50van J. Kweek- keboom f0,50, te zamen f8,50. Behalve W. Rooze (Noordweg Midd.) wonen allen te St. Laurens. hoorde, toegezonden, zoodat ik er terstond iets aan toevoegen kan. De geachte inzender erkent met mjj, dat het overgenomene inderdaad tot het hart spreekten ik weet zeker, indien hjj niet geweten had, wie dit stukje schreef en wat er aan voorafging, dat hjj van ganscher harte zou gezegd hebbenAmen, broeder, de Heere geve U naar uwen wensch! Want het valt niet te ontkennen, dat ons kerkeljjk leven onaangenaam en geestdoodend is door het ein- delooze geharrewar over allerlei kwesties. En ik wil den inzender wel verzekeren, als ik er vandaag een eind aan kon maken, dat ik het deed. Elk woord, dat van vrede spreekt, vang ik met bljjdschap op en breng ik gaarne over en dan vraag ik niet, van wien het komt en of het gemeend is. Vrede van binnen en strijd naar buitenIk wilde, dat ik alle A- en B- mannen, alle voorstanders van Amsterdam en van Kampen, alle infra’s en supra’s door dit ideaal kon bezielen. En als we dan eens een woord opvangen, dat onbillijk is en ons hart pjjn doet, dan moeten we het niet tienmaal repeteeren en twintig jaar onthouden, maar onzen Heiland trachten te volgen, die als Hjj gescholden werd niet wederschold, doch het overgaf aan Dien, die reehtvaardigljjk oordeelt. Waartoe wordt gjj anders een Christen ge naamd En voorts ben ik het geheel eens met wat br. Littooij mij schreef„dat het goede over te nemen, hetgeen wjj allen beamen en wen- scheljjk achten, leerzaam, stichtelijk en goed is. Dat wjj, hetgeen wij niet beamen voor reke ning van anderen laten. En over bedoelingen enz. niet oordeelen.* Eindeljjk wensch ik den eenen broeder niet te verguizen en den ander niet te bewierooken. Ik heb nog nooit namen genoemd en personen aangewezen, omdat ik geloof, dat wij allen gezondigd hebben, dat wij allen te veel ons zelven en niet elkander hebben gezocht, en dus samen moeten wederkeeren tot den Heere en Hjj ons geneze. En dan doen gjj, broeder- inzender, en ik goed, indien we niet op an deren wachten, maar anderen voorgaan. Vrede van binnen en strjjd naar buiten I Q c in 1. g g P Lr d it st 3- n li ?- r. i. t i- er o-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1905 | | pagina 3