voor
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA, Os. H. W. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
NTo. 43.
Vrijdag 21 April 1905.
2e Jaargang.
UIT HET WOORD.
Dru kker-Uitgever
I
I
I
r
A.
r
SCHRIFTBESCHOUWING.
t
r
70 cent.
3 cen^
D. LITTOOIJ Az
MIDDELBURG.
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
Er zyn er die meenen dat Gideon hier spijze
wil aanbieden, omdat in het al of niet eten der
spijze een kenteeken zou liggen, of deze persoon,
waarlijk een Engel was of niet. De gedachte,
zoo zegt men, was verbreid onder ’t volk, dat
hemelingen geene aardsche spijze aten. Wjj
wijzen dit gevoelen af met een beroep op Gen.
18:8. „Abraham nam boter en melk, en het
kalf dat hij toegemaakt had en zij (de
mannen die tot Abraham gekomen waren) aten.
Immers het gaat niet aan dit te verklaren als
zij aten in schijn, zij deden alsof zij aten.
De bedoeling zal dus wel deze zijndoe my,
terwijl ik U een gastmaal bereid, (een maaltijd
dien ik aanmerk als een gave aan Jehovah),
een teeken waardoor onwedersprekelyk aan het
licht treedt, dat Gy, o Heere my tot dit ge
wichtige werk geroepen hebt.
Is het den mensch geoorloofd om zulk een
teeken te vragen? Vooreerst: zoo is de zaak
niet zuiver voorgesteld. Beter is ’t aldus te
vragenmag iemand die door God tot iets
bijzonders geroepen wordt, staan naar zeker
heid En dan luidt het antwoord ongetwijfeld.
Op welke wyze wy tot deze zekerheid moeten
geraken is iets anders. Daarbij moet rekening
gehouden met den aard der bedeeling. In het
0. T. was de openbaring Gods niet zoo duidelijk
daarom voegde God er vaak teekenen aan toe,
of beter God openbaarde zich juist door teeke
nen. Thans is de openbaring volledig. Boven
dien voor den opmerkzame zjjn er overal tee
kenen van de bijzondere tegenwoordigheid Gods.
Hy komt de zwakheden der oprechten tegemoet.
De Engel belooftik zal blijven totdat gij
wederkomt. Haastig gaat Gideon nu voort „en
bereidde een geitenbokje, en ongezuurde koeken
van een efa meelhet vleesch leide in een korf,
en het nat deed hij in een poten hij bracht het
tot Hem uit onder den eik, en zette het neder.
Door dit vers is volkomen bevestigd dat Gideon
een maaltijd heeft aangericht, en de vraag of
dat vleesch rauw of gekookt was, is geen vraag
meer. Want het woord door nat vertaald is
ongeveer geljjk aan ons bouillon. Bovendien
hoe kan er anders sprake zyn van het bereiden.
Dat Gideon wel een efa meel neemt, een hoe
veelheid zeker wel genoegzaam voor tien man
de gedachte van overvloed, van
en gulheid te wekken. By een
men in ’t Oosten niet karig
nen, is om
gastvrijheid
gastmaal kwam
voor den dag.
Zoo staat dan alles gereed. De gastheer
staart in stille afwachting op den Engel. Wat
zal Hy doen Hoe zal zyn gulheid worden
opgenomen
Zyn verwondering klimt als de Engel zegt
neem het vleesch en de ongezuurde koeken en leg
ze op dien rotssteen en giet het sop uit. Wat
zal hem nu wedervaren? Hebben dan eertijds
de engelen van Abraham geen maaltijd aan
genomen Er is een oogenblik van vrees in
Gideon’s hart. Waarheen dit hem leiden zal,
is hem gansch onbekend. Zekerheid wenscht
hij eer hy zich stelt aan de spitse zjjns volks.
En wordt dan deze offermaaltijd niet aange
nomen Is de Heere niet in gunst met hem
Evenwel gehoorzaamt Gideon. Het vleesch
nat, in plaats van genuttigd te worden, stort
hy uit, alles wordt er van doortrokken op dien
rotssteen. Gehoorzaamheid is beter dan slacht
offeren. Eerbied voor dien Engel vervult
Gideon. En al doorziet hy nog niet wat de
bedoeling wezen mag, evenwel volgt hy zyn
bevel op. Zoo betaamt het ook degenen die
den Heere vreezen zoo betaamt het aan man
nen die tot iets groots geroepen worden. Als
Gods stem binnendringt in hunne ziel, en een
woord spreekt, hun toeroepttrekt op of keert
weer, gaat voorwaarts of achterwaarts dan
gehoorzamen zy, al moet ook het verstand
zwijgen. Zy vinden troost in de gedachte
DE SCH00NE PAASCHMORGEN.
Zjjt niet verbaasdgij zoekt Jezus
den Nazarener, die gekruist was Hij
is opgestaan, Hij is hier niet.
Mabc. 16 6b.
Het is nog stil in Jeruzalems straten. De
schaduwen van den nacht zyn nog niet ge
weken. Toch hebben reeds enkelen hun leger
verlaten en maken zich tot de dagtaak gereed.
Ook eenige vrouwen zyn reeds de woning uit
getreden en met gebogen hooofd gaan zy in
de richting van Jozefs hof. Wie zal ons den
steen van de deur des grafs afwentelen zoo
vragen zy onder elkander en daaruit blijkt
ons, wie zy zyn en wat zy willen. Het zyn
discipelinnen van Jezus en zy wenschen het
graf te bezoeken, waarin het lichaam van hun’
dierbaren Meester neer gelegd is. Terwille van
den aanbrekenden Sabbath was de balseming
in haast geschied, en zy begeeren thans die
taak in alle nauwkeurigheid te behartigen.
Doch nu zy op weg zyn kwelt hun de zorg,
want zy vreezen, dat zy te zwak zullen zyn
den steen, die voor de opening der groeve ligt
te verwijderen. Ondertusschen rijst in stille
majesteit de zon aan den hemel, en werpt hare
eerste stralen over de velden van Judea. Weldra
bespeuren zy, dat de steen hun geen beletsel
meer zyn zal. Hij toch ligt niet meer op zyne
plaats. Zullen zy den vinger Gods opmerken,
die hier zoo duidelijk zich getoond heeft? Nu
nog niet. Later eerst zullen zy het hart kunnen
ontsluiten voor de vreugde, welke God haar
bereid heett. Behalve Maria Magdalena, die
in verwarring teruggeyld is naar de stad zetten
de overige vrouwen hun tocht voort, vol van
allerlei tegenstrijdige gedachten. Ofschoon zy
huiverend nadertreden, toch wagen zy het op
de plaats gekomen in het open graf te zien.
Zy deinzen echter terug, en ware het niet, dat
iemand haar toegesproken had, zy zouden
ijlings teruggevloden zyn.
Zjjt niet verbaasd, gy zoekt Jezus den Naza
rener, die gekruist wasHy is opgestaan, Hy
is hier nietziet de plaats, waar zij Hem ge
legd hebben. Welk een woord En met welk
een mondNaar het scheen was het een jon
geling, die zoo sprak, maar inderdaad was het
een Engel, een bode uit den hemel gezonden,
een dier zalige troongeesten, die altijd het aan
gezicht des Vaders zien. Hy zegt tegen de
vrouwen Weest niet verbaasd, legt uwe vrees
af, gy hebt in ’t geheel geen oorzaak om beangst
te zyn. Waarlyk eene zalige tijding, want
vrees is nu eenmaal de donkere schaduw die
ons volgt op al onze paden, die ons menig
maal de beste oogenblikken van het leven be
derft, die in den beker onzer vreugde een bit
teren alsemdruppel stort.
Vrees, zy laat zich verdryven, al meent de
de mensch, dat hy haar wel meester zal worden,
want eer wy het vermoeden overvalt zy ons
en doet zelfs de sterkste harten beven. De
Engel verklaart evenwel, dat deze zwakke
vrouwen geen de minste reden tot verbazing,
tot vrees, tot angst hebben, zy kunnen gerust
alles wat er naar zweemt uit de ziel verbannen,
en aan de zalige vreugde toegang verleenen.
Waarom? Is het soms eene bemoediging,
die uit louter deernis voortvloeit zonder grond
te hebben? Oordeel zelf. Gy zoekt Jezus den
Nazarener. Nu dit verstaan wy. Deze vrouwen
zochten Jezus. Buiten Hem hadden zy geen
rust. Uit eenheid voor ’s Heeren gebod hadden
zy gewacht tot de Sabbath over was. Maar
nauwelijks was deze voorbijof zy hadden het
ook niet langer kunnen uithouden, en hadden
niet gehaast om by het graf te komen. Haar
hart was aan Jezus gehecht, Hy was haar
leven en hare zaligheid, Hy was hem een en
al. Indien Jezus hem niet zoo dierbaar ge
weest ware, de droefheid zou niet zoo groot
geweest zyn, het verlangen niet zoo innig om
nog eens het geliefde gelaat te mogen aan
schouwen. Ligt hier niet een schat van rijke
vertroosting? Zyn er niet velen, die evenals
de vrouwen, Jezus zoeken zonder den waren
vrede te bezitten, omdat zy nog altijd vreezen,
of zy hunne voeten wel gezet hebben op den
rechten weg die tot het zoo vurig begeerde
doel leidt. Zy mogen er wel op letten, wat de
Engel hier zegt. Wie Jezus zoekt, wie Hem
waarlijk begeert, wie Hem boven alles wenscht
te bezitten, behoeft niet te vreezen.
Oorzaak van vreeze zou er zyn, indien Jezus
in ’t graf gebleven ware, maar de Engel kan
getuigenHy is opgestaan, Hy is niet hier.
Ziedaar de Paaschtyding. Jezus is opgestaan.
Droogt uwe tranen weenende Maria’s, laat uwe
wonden heelen treurende Petrussen, komt tot
het ledige graf twijfelende Thomassen en over
tuigt U van de waarheid der opstanding. Nu
Jezus leeft, kunt gij al uwe zorg laten varen
nu Hy den dood overwonnen heeft, hebt gij
niet meer te sidderen. Waarover zoudt ge U
nog bekommeren? Over uwe groote schuld?
Maar Hy is overgeleverd om uwe zonden en
opgewekt ter uwer rechtvaardigmaking. Uwe
consciëntie moge U beschuldigen, dat gy tegen
alle geboden Gods zwaarlyk gezondigd en geen
derzelve gehouden hebt, geen nood, uwe zonden
waren het, die Hy|in Zyn lichaam gedragen
heeft op het hout, en geen enkele daarvan is
met Hem uit het graf verrezen, zy zyn zoover
van U verwyderd, als het Oosten is van het
Westen. Wie zal beschuldiging inbrengen
tegen de uitverkoornen Gods
Waarvoor zoudt gij meer bevreesd zyn Voor
den dood? Maar deze is een overwonnen vij
and, geen prikkel heeft hy meer. Al zyne macht
is vernietigd, heel zyne geduchte heerschappij
ligt in puin. Overzie de aarde, die een groote
doodenakker is, en hef den triumphzang aan.
Het open graf in Jozefs hof roept luide, dat
hy zyn prooi niet heeft kunnen houden, en
dat de grendels zijner gevangenis weggeschoven
zyn. De Leeuw uit Juda’s heeft dit monster
geveld en al zyn volk uit zyn wreed geweld
voor altijd verlost.
Zeker, er zyn nog altyd vyanden die Jezus
uit het leven willen verwijderen, die er aan
denken om Hem opnieuw te begraven, en gij
denkt met siddering aan de klimmende boos
heid, maar laat u niet in verwarring brengen,
daar uw overste Leidsman alle raadslagen te
schande zal maken, die bedacht werden tegen
Zijn leven. Laat u de paaschvreugde niet roo-
ven, welke Hy bereid heeft voor allen, die Hem
vreezen. Als gij slechts Hem zoekt, als het u
om Hem alleen te doen is, als uw hart naar
Hem uitgaat, o verlustig u dan, ook al zyt ge
omringd van zwarigheden en al is uw hart
vol droefenis, verlustig u dan in Hem, die het
graf verliet, om al zijn zuchtende discipelen
te troosten. Bouma.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
PRIJS DER AD VERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
En Gideon ging in, en bereidde een
geitenbokje, en ongezuurde koeken van
eene efa meeishet vleeseh leide hy in
eenen korf, en het sop deed hy in eenen
poten hy bracht het tot Hem uit, tot
onder den eik, en zette het nader.
Doch de Engel Gods zeide tot hem
Neem het vleesch en de ongezuurde
koeken, en leg ze op dien rotssteen, en
giet het sop uiten hy deed alzoo
Richt. 6 1620.
Heerlyk is de verzekering aan Gideon ge
geven „omdat ik met U zal zijn, zoo zult gij
de Midianieten slaan als een eenigen man.11 Nu
toch weet hy dat de Heere zyne kracht in hem
zal openbaren. Er valt nu niet meer aan te
twyfelen of deze engel spreekt in den naam
van Jehovah. Dat is Gideon tot zielevr ugd.
Want waarlyk by den Heere zyn uitkomsten
voor Israel ook in dezen bangen tyd. Alleen
maar gaarne wil Gideon volle zekerheid en
klaarheid. Er komen nog zoo velerlei vragen
in zyn gemoed.
Ik geloof aan? Jehovah’s woord, zyt gy, o
engel, waarlyk Jehovah zelf? Indien God mij
roept, zal ik uitgaan in Zyne kracht en mogend
heid, maar zyt gy waarlyk een bode Gods
Och dat ik het wist.
Alle tegenstand is neg niet overwonnen.
Gideon is niet een oppervlakkige, lichtbewogen
natuurveeleer vinden wy in hem iets stoers,
iets van dat zeker willen weten waardoor wij
zoo licht, als het overdreven wordt, tot hals
starrigheid overgaan. Intusschen zoover
komt ’t by Gideon niet. Hy verstout zich als
Abraham weleer, vragend: „indien ik nu genade
gevonden heb in uwe oogen, zoo doe mij een teeken
dat Gij het zijt die met mij spreekt.11
Gideon kan niet nalaten zyn begeerte be
scheidenlijk uit te spreken, ’t Is hem om zeker
heid te doen. Heere toon ’t, dat Gy het zyt.
Diezelfde beê stijgt nog dikwyls uit menig
zuchtend hart ten hemel. Dat er een ongewone,
bovennatuurlijke werking is, kan niet ontkend
worden. Maar of het inderdaad Gods werk is,
daarop is men nog zoo zeker niet. Ongetwijfeld
is dit nooit goed te keuren, zoo min bjj Gideon
als by eenig ander geloovige. Het getuigt van
geestelyke verstomping, van onvatbaarheid om
het werk des Heeren te onderkennen. Maar
toch verre te verkiezen is zulk een toestand
boven het koud en gevoelloos tevreden zyn met
ziehzelven, en het niet bedenken van de dingen
die des Geestes Gods zyn.
Zonder het antwoord van den Engel af te
wachten, zegt Gideon welk teeken hy verlangt.
Er is een plan in zyn hart opgekomen. Maar
voor hy het kan uitvoeren, moet hy naar zyn
huis. Een geschenk, een offergave zal hy aan
bieden. Worde hem slechts even den tyd ge
gund om het in gereedheid te brengen. Daarom
zegt hy „wijk toch niet van hier, totdat ik tot
U kome en mijn geschenk uitbrenge en U voor
zette.
Over het geschenk een enkel woord.
Dat het woord hier gebruikt geschenk kan
beteekenen, zonder de bijgedachte van offer
blykt uit Gen. 3913 Jacob nam van hetgeen
dat in zyn hand kwam een geschenk voor Ezau
zynen broeder.' En even duidelijk Jes. 39:1
Merodach-Baladan zond brieven en een geschenk
aan Hizkia. Hier wordt niet aan een offer
gedacht.
Toch wanneer een gave wordt gebracht
aan den Heere, in verband met den offerdienst,
wordt ditzelfde woord vertaald door offer, spijs
offer enz. Reeds Kaïn bracht den Heere zulk
een offer Gen. 4:3; en in Eli’s dagen ver
achtten de lieden het spijsoffer I Sam. 2:17.
Het woord zelf beslist dus niet of Gideon aan
eene gave of aan eene offerande dacht.
Het boek der Biehteren.
XXXII.
En de Heere zeide tot hemomdat
Ik met u zal zyn, zoo zult gy de Midi-
anieten verslaan, als een eenigen man.
En hy zeide tot HemIndien ik nu
genade gevonden heb in uwe oogen, zoo
doe my een teeken, dat Gy het zyt, die
met my spreekt
Wyk toch niet van hier, totdat ik tot
U kome, en myn geschenk uitbrenge,
en U voorzette. En Hy zeideIk zal
blyven, totdat gij wederkomt.
I
i
3
J
1
I
I
i Zeeuwsch Kerkhla