zen.
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BODMA, Ds. H. W. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
m.
d.
Vrijdag 14 April 1905.
No. 42.
2e Jaargang.
I
UIT HET WOORD.
ek.
146
Drukker-Uitgever
I
a
r.
A.
ord
eude
.75.
70 cent.
3 cent.
net
sne
D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
relden
d 4%.
?e-
jer
jrland-
;e van
HYPO-
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
het
in-
ERLN-
jLEN-,
NGEN.
a
r.
31
:a
1P
n.
ia
rg
an
er
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
SCHRIFTBESCHOUWING
Het boek der Richtereii.
XXXI.
Maar Gideon zeide tot HemOch, mjjn
Heerzoo de Heere met ons is, waarom
is ons dan dit alles wedervaren en
waar zijn al zijne wonderen, die onze
vaders ons verteld hebben, zeggende:
Heeft ons de Heere niet uit Egypte
opgevoerd Doch nu heeft ons de Heere
verlaten, en heeft ons in der Midianieten
hand gegeven-.
Toen keerde zich de Heere tot hem, en
zeideGa heen in deze uwe kracht, en
gij zult Israel uit der Midianieten hand
ook voor hem Zich liet veroordeelen.
De Heere had aan Petrus het voorrecht ver
leend zijn discipel te worden. Bovendien had
Hij hem nog gansch uitnemende onderschei
dingen betoond. Op Thabor had hjj den Chris
tus in zijne heerlijkheid gezien, en in Gethse
mane was hij getuige van zijn bang en ont
zettend lijden geweest. Hjj kende dus den
Christus wel. Hij kende den Heere Jezus in
zjjne groote heerlijkheid en in zjjne groote
liefde, en toch miskende hij den Heiland diep.
En dat juist in het oogenblik, waarin Christus’
zondaarsliefde haar hoogste punt bereikte. In
de ure, waarin de Heere zichzelven als de
Borg voor zijn volk overgaf, viel Petrus den
vijanden toe.
Al de voorrechten en weldaden hem bewe
zen, waren niet bij machte hem te weerhou
den, van op het woord eener eenvoudige dienst
maagd zjjn Meester te verloochenen.
Petrus bedreef deze droeve zonde gansch
zonder eenige reden. De dienstmaagd toch
zeide niets dan de volle waarheid. „Ook deze
was met Hem Waren er dan niet nog veel
meer met Jezus in den hof geweest? Dit
woord bevatte voor Petrus slechts eene kleine
bespotting. En toch was het aanleiding, dat
hij tot driemaal toe, onder vloeken en eeden
zijn Meester verloochende.
Moeten wjj hier niet uitroepen: „Wat is de
mensch Waar zjjn nu Petrus’ groote woor
den en groote voornemens, straks nog zoo vrij
moedig tot den Heiland uitgesproken Ze
zjjn uitgewischt als het spoor van zijn vis-
schersschuit op de zee van Tibérias. Hoe zien
wij hier een treffend bewijs, dat het hart van
den mensch gelijk is aan de zee, onrustig en
onbetrouwbaarbij het wisselend spel der
golven telkens van gedaante veranderend.
„Ik zal U geenszins verloochenen. Al zou
den ze ook allen aan U geërgerd worden, ik
zekerlijk nietzoo had hij met luide stem
tot Jezus gesproken. En zie nu hier, op hoe
jammerlijke wijze dat groote woord beschaamd
wordt gemaakt. De Rotsman is in de zaal
van Kajafas een bevend riet gelijk. Petrus,
die van zijne vurige liefde tot Christus de
grootste dapperheid verwachte, wordt uit
menschenvrees een leugenaar en eenmijneedige.
Hij vertrouwde op de kracht zijner liefde tot
Jezus en viel.
Ongelukkig is hjj, die op den mensch zijn
vertrouwen stelt. Slechts één is er op wien
men veilig zich verlaten kan. ’t Is de Zone
Gods, die mensch werd, en daar nu in de
plaats van zijne discipelen in het gericht staat.
Hij dacht aan Petrus, hoe snood deze Hem
ook vergat. Niettegenstaande zjjne ontrouw
bleef Christus hem getrouw.
Welk eene onuitsprekelijke liefde! Inde
ure, waarin de zwakke discipel Hem ver
loochende, diepen smaad en grievende smart
Hem aandeed, gedacht de trouwe Heiland
zijner en zag in genade hem aan.
Weesp. J. P. Tazelaab.
verlossenheb Ik u niet gezonden
En hij zeide tot HemOch mijn Heer
waarmede zal ik Israel verlossen Zie,
mjjn duizend is het armste in Manasse,
en ik ben de kleinste in mijns vaders huis.
Eer wjj verder gaan een enkel woord over
de wijze waarop Gideon geroepen werd. De
genade Gods blinkt daarin heerlijk uit. Want
wie meent dat Gideon in zichzelven zulk een
bruikbaar instrument des Heeren was, vergist
zich.
Vergelijk zjjne roeping maar eens met die
der andere Richters. Othniel gevoelde de aan
drijving des Heiligen Geestes (3 10)Ehud
gaf aan een inwendige stem gehoorvoor
Barak was het genoeg te vernemen bjj monde
van Debora tot welk eene taak Jehovah hem
geroepen had. Maar aan Gideon verschijnt een
Engel des Heeren. Eerst zoo kan hij overreed
worden, als bovendien nog meer dan een
wonderteeken door den Heere is gewrocht.
Wie alleen in het buitengewone het echte
en ware ziet, meent dat Gideons roeping hooger
staat dan die der anderen. Wie de groote
werken Gods ook in het gewone erkent, oordeelt
anders. Immers de Heere zendt Zijne engelen
eerst als het noodig is. Er was zooveel meer
voor noodig om Gideon voor te bereiden. Zoo
valt alles buiten den mensch en voor de werken
door zulk een Richter gewrocht, ontvangt
Jehovah alleen de eere.
Als de Engel des Heeren Gideon toespreekt
„de Heere is met u, gjj strijdbare heldschjjnt
dit bjjna ironie. De zoon van Joas verbergt
zich in den kelder uit vreeze voor de Midia
nieten. Hoe kan iemand hem dan een strijdbaar
held noemen. Wjj weten tot dusver van zjjnen
heldhaftigen aard nog niets en schitterende
wapenfeiten liggen er nog niet achter hem.
Deze woorden bevatten echter een belofte en
een profetie.
De Heere is met u, thans in dezen huidigen
oogenblik. En hoe bloode ook thans uw oog
voor zich staart, Gods Geest zal uit u een
strijdbaar held doen worden. Die belofte is
straks een waarborg in den strijd tegen de
Midianieten.
De Heere herhaalt ditzelfde menigmaal. Soms
worden menschen, in ons oog geheel onge
schikt, toebereid tot een grootsche taak. En de
Geest des Heeren maakt de versaagden moedig
als een jonge leeuw.
Maar Gideon is niet onnadenkend. Het ver
leden van de laatste jaren, en het heden schijnen
hem weinig in overeenstemming met het woord
des Engels. Hjj antwoordtoch, mynheer, zoo
de Heere met ons is, waarom is ons dan dit alles
Wedervaren En waar zjjn alle zjjne wonderen
Nog altjjd weet Gideon niet wie ’t is, die
met hem spreekt. Dat geeft hem vrijmoedigheid
om zjjn hart uit te storten. De tijd waarin bjj
leeft is in zoo volkomen tegenspraak met het
getuigenis van den Engel. Want als de Heere
met Israel geweest ware, zouden dan de Midia
nieten het zoo geplunderd hebben Kent gij
dan de ellende van Israel niet Hebt gjj ons
geschrei niet gehoord? Gideon spreekt over
het heden.
Vroeger toen zagen wjj de machtige daden
Gods, maar nu waar zyn alle zijne wonderen
die onze vaders ons verteld hebben Thans ver
bergt zich de machtige arm van Jehovah, alle
Ijjden heeft ons getroffen, wjjl God niet in ons
midden is. Wat Midian ons ook aandoe, de
Heere zwjjgt en er is geen Verlosser. Wie weet
hoe menigmaal Gideon heeft gepeinsd op een
middel ter bevrijding, maar bjj kan er geen
uitdenken. Alleen Goddelijke hulp kan uitkomst
brengen. Alleen Jehovah die weleer zjjn volk
uit den jjzeroven van Egypte uitleidde, kan
door dienzelfden almachtigen arm, nu de Midiar
nieten neerslaan. Maar zjjn stil gebed bleef tot
op heden onverhoord. De Heere heeft ons ver
laten en heeft ons in der Midianieten hand
overgegeven.
Ik noem dit geen ongeloof van Gideon.
Veeleer is het een bewijs van zijne oprechtheid.
Hjj kan niet oppervlakkig over de dingen
heenloopen. Zjjn hart begeert zoo vurig naar
de openbaring van des Heeren tegenwoordig
heid. Hjj is er echter van overtuigd daar moet
iets van te bespeuren zjjn in het volksleven
van Israel. Het heden, de moeieljjke tijden,
wegen op zjjn hart.
Zwartgallig mag een Christen niet zijn. Maar
voor de werkelijkheid, voor de beproevingen
des Heeren moet ons oog geopend zijn. Want
als onze rug ongevoelig wordt voor de kastij
dingen en de Heere moet getuigen„ik heb
geslagen, maar zjj hebben geen pijn gevoeld”,
zjjn wjj veel minder vatbaar om terug te keeren.
Als er ook in onze kerken zaken zijn die den
toorn Gods gaande maken, mogen wjj die niet
verzwijgen. Laten wij dan gerust klagen
indien de Heere met ons ware, waarom is ons
dit wedervaren
Gelukkig wanneer Israel klaagt de Heere
heeft ons vergeten, verlaten, dan bljjkt weer
gjj staat in zjjn beide handpalmen gegraveerd.
Eer zal eene moeder haren zuigeling vergeten
dan Gods liefde over u verminderen. "airirtt-
De Engel zal ook Gideon bemoedigen. Als de
nood op ’t hoogst is, is de redding nabij. Aan
ootmoedigheid heeft de Heere een welgevallen.
Het hooge en verhevene werpt Hjj neer, maar
den nederigen geeft Hjj genade. Toen keerde
zich de Heere tot hem en zeidega henen in deze
uwe kracht en gij zult Israel uit der Midianieten
hand verlossen heb ik u niet gezonden Hier
zien wjj duidelijk dat de Engel Jehovah zelf is.
De Heere keert zich tot hem. Ik heb u gezonden.
Wanneer ons hart bewogen is over den nood
van ons volk, over het Ijjden onzer ziele, mogen
wij wel onze klachten uiten. Als wjj in dat
klagen zelf maar geen welgevallen hebben, als
het maar niet om ’t klagen in plaats van om
de verlossing te doen Een klagen uit de
diepte vindt gehoor.
Want: de Heer betoont Zjjn welbehagen
Aan hen die nederig naar Hem vragen.
Nu volgt de oplossing. Ga gjj henen in deze
uwe kracht, nl. in de kracht, in de wetenschap
dat God met u is. Daardoor zult gij instaat
zijn om de roeping des Heeren in Israel te
vervullen. Hoe klein gjj ook van uzelven denkt,
en hoe onvoorbereid gij ook moogt zjjn, u heeft
de Heere verkozen om de Midianieten te ver
jagen. Geen kleine taak in zulk een tjjd. Maar
maak geene tegenwerping. Heb ik u niet
gezonden ’t Is als hooren wjj dezelfde woorden,
met welke Jehovah Mozes riep Ex. 312, Zou
Hjj u dan niet bekwamen, niet sterken, niet
met wjjsheid voorzien Twijfel niet. Maar zeg
Heere ik stel mjj in uwe hand, doe met mjj
wat goed is in uwe oogen.
Zoo spoedig evenwel is Gideon niet over
wonnen. Wel heeft hjj nu bemerkt wie met
hem oprukt. Want nu zegt hjj niet: och,
mijnheer, maaroch Heer, hjj noemt nu de
Engel Adonai, tevoren Adoni. Ook verklaart
hjj de verlossing niet voor onmogelijk, maar
in ’t gevoel van zjjne zwakheid is zjjn vraag
waardoor, waarmede zal ik Israel verlossen
In zjjn duizend d. i. zijn geslacht (zie Num.
116) is het armste in Manasse, en Gideon is
de kleinste, de jongste in zjjns vaders huis.
De toon is zoo geheel anders als van Mozes
bjj den braambosch. Daar ongeloof, vrees, onwil.
Hier een ootmoed die dankbaar aanvaardt de
Goddelijke opdracht. Daar een miskennen van
de gaven reeds te voren geschonken, hier een
vragen naar den weg om de middelen te vinden.
DE JAMMERLIJKE ONTROUW EENS
DISCIPELS.
Mattheüs 2674.
Petrus is den Heiland in de zaal van den
hoogepriester Kajafas van verre gevolgd, om
getuige er van te zjjn, hoe het nu verder met
zijn Meester zou gaan.
Het sehjjut, dat Johannes ook in de zaal is
geweest. Doch deze stille, in zichzelven pein
zende discipel der liefde, trok niet zoo de aan
dacht tot zich als Petrus/ Deze, een beweeglijk
en driftig man, kon niet onopgemerkt bljjven.
Door zjjn woeligen aard liep hjj terstond in het
oog. Voor hem inzonderheid was het hier eene
verkeerde plaats. En wie op eene verkeerde
plaats is, komt ook spoedig tot verkeerde
dingen.
De krijgsknechten hadden een kolenvuur aan
gelegd, want het was koud. In ijdele samen-
sprekingen schaarden zjj zich vroolijk rondom
den knappenden vuurhaard. Niet lang duurde
het of Petrus zette zich ook daarbjj. Met aan-
doenljjken nadruk zegt de SchriftPetrus zat
in het midden van hen,“ en doet ons daarbjj
duidelijk gevoelen, hoe deze discipel des Hee
ren hier geljjkt op een schaap, dat onbedacht
tusschen de grijpende wolven zich begeeft, ’t Is
te voorzien, dat zal geen goed einde hebben.
Petrus is hier een beeld van vele belijders,
die „er niets in zien,“ om op wereldsche plaat
sen en in wereldsche kringen te verkeeren.
Met welke drogredenen zij zichzelven ook mis
leiden, de ervaring bewijst echter met vele
jammerlijke feiten, dat niets gevaarlijker is.
Het brengt, eer men het weet, en veel meer
dan men zelf beseft, wereldgeljjkvormigheid te
weeg in het persoonlijk en in het huiselijk
leven.
Zie het maar bjj Petrus. Hjj begint eerst
met slechts iets en wel iets onschuldigs mede
te doen, als hjj zich warmt bjj het vuur, door
de krijgsknechten aangelegd. Maar hjj eindigt
met geheel te doen wat zjj deden onder vloe
ken en eeden smaadde en hoonde hjj den
Christus.
Petrus verloochende zjjn Meester. Herhaal-
deljjk, op de krachtigste wjjze verzekerde hjj,
dat hjj Hem niet kende en dat hjj zijn discipel
niet was. Hjj deed dit, niet wjjl hjj den Hei
land niet liet had, hjj deed het uit zwakheid en
vrees. Zwakheid van beginsel en vrees om
voor zjjn beginsel uit te komen, zjjn zeer
treurig, inzonderheid bjj den Christen. Hjj toch
heeft zjjn sterkte niet in eenig mensch, maar
in den almachtigen God. Indien dit helder
leefde in zjjne ziel, dan vreesde hjj nooit en
voor niets. Er is, voor wie in de schuilplaats
des Allerhoogsten is gezeten, geen reden om
te vreezen. Hoor maar, hoe de dichter zingt
De Heer is bjj mjj, ’k zal niet vreezen
De Heer zal mjj getrouw behoên.
Daar God mijn schild en hulp wil wezen,
Wat zal een nietig mensch mjj doen
Immers, al gebeurde het ergste, de Heere
zal zjjn volk nooit begeven of verlaten. In
allen nood en dood is Hjj nabij.
Vanwaar kwam dan die zwakheid en vrees
hjj Petrus? Zjj vond hare oorzaak hierin, dat
hjj op eene plaats was, waar hjj de hulpe des
Heeren niet geloovig en biddend kon verbeiden.
Wat niet op zjjne plaats zich bevindt, staat
zwakEr is maar eene kleine omstandigheid
toe noodig of het wankelt en valt. Dit zien
wjj bjj Petrus. Zie, daar treedt eene geringe
dienstmaagd op hem toe. Met glinsterende
oogen hem aanstarende, zegt zjj„Ook deze
was met HemDit enkele woord is de aan
leiding tot Petrus’ diepen val. Hjj verloochende
den Heiland, terwjjl deze voor hem leed en
I
ff
5
i
T.
Zeeuwsch Kerkbla
70?