voor Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. BODMA, Ds. H V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. UIT HET WOORD. Vrijdag 7 April 1905. 2e Jaargang. No. 41. I Drukker-Uitgever ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post "prijs der ADVERTENTIEN - m A. 70 cent. 3 cent. D. LITTOOIJ Az. MIDDEL? GRG. g n r h r. la r. sr Enkele nummers VARIA. Overeenkomstig het verzoek van Ds. Bos neem ik het volgende op en laat mjjn antwoord er op volgen. „Ons antwoord. Het spijt me, dat broeder Littooij niet zooals hij anders in de Zeeuwsche Kerkbode beloofd had op onze vragen geantwoord heeft. Wij hadden hem herinnerd aan de wijze waarop over sommige leerstukken geschreven Met medewerking van onderscheidene Predikanten. van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. niet, en dat mag ons ook niet doen zwijgen. Ds. Littooij wjjst op de verklaring van prin- cipieele instemming door vier Kamper Profes soren. Dat was voor negen jaren. Sedert zijn de beginselen der nieuwe richting niet weinig verduidelijkt. Wat die professoren toen nog niet wilden vooronderstellen, is geschied. Leest o.a. maar eens wat zij zeggen van de leer dat de Zen ding onder de Heidenen vruchteloos zou zijn, wanneer niet voorondersteld moest worden, dat de uitverkorene Heidenen reeds wedergeboren waren, eer de prediker er komt met het woord. Uit de Dogmatiek van Dr. Bavinck is te be wijzen, dat ZHG. niet met de nieuwe richting meegaat. En zeker nu nog minder dan toen hij zijn Dogmatiek schreef. Toch werd die leer in de Friesche Kerkbode voorgestaan en zijdelings door de Heraut in bescherming genomen. Waarom kwam niemand er tegen op en zwegen alle Kerkeraden Maar als de Confessio’neele richting zich eens uit in een conscientie-kreet, dan doen Kerkeraden van de nieuwe richting hun mond er onmiddellijk tegen open, en gij, mjjn Br., gij stemt er zijdelings mede in. Dan ziet gij in de nieuwe richting geen gevaar voor de oude leermaar wel in de verdediging van die leer. Ds. Littooij noemt ook Dr. Honig. Welnu, wij gelooven niet dat die Hooggeleerde in alles meegaat, al is hij het met Comrie eens. En dan hopen wy straks uit de Schriften van Comrie te bewjjzen, dat ook hjj waarschuwt tegen de voorstelling der leer over de Rechtvaardig- making, zooals de voorstanders der nieuwe richting er thans over schrijven. Ten slotte, Ds. Littooij spreekt van bezwaren inbrengen langs den kerkdijken weg. Dat had den de schrijvers van de Vijf Stellingen als zoodanig niet te doen. Zij noemden geen namen, maar gaven slechts een conscientie-kreet en een herinnering aan wat de Confessie leert en de Kerkeraden ten opzichte van de hand having der leer verplicht zjjn. Aanklachten tegen personen moeten overgelaten worden aan de leden onzer Geref. Kerken die meenen daar voor genoegzame redenen te hebben met het oog op de leer, in hunne kerk gepredikt en onderwezen. Gebeurt dat, dan zullen wy eens zien, of ten slotte de Synode zal doen als te Middelburg. Maar ons dacht, het was nu hier aan toe öf dat de voorstanders van de nieuwe leer hunne zienswijze bewijzen Gereformeerd te zjjn uit onze Belijdenisschriften. Kunnen zij dat niet, dat zjj dan gravamina (bezwaren) tegen onze Bel Schriften indienen, zooals indertijd tegen art. 36. Of dat zjj uit onze Bel. Schriften be wijzen, dat onze opvatting, die zij immers ver- oordeelen en bestrijden, niet gereformeerd is. Zij zjjn verplicht zich te rechtvaardigen of aan te klagen. Doch we hopen, wanneer zjj zich rechtvaar digen, zjj dit doen zullen uit onze Bel. Schrif ten en niet door allerlei diepzinnige redenee- ringen, maar zóó duidelijk en klaar, dat onze leden er over kunnen oordeelen. En wat zullen wjj zeggen over Br. Littoojj’s redeneering aangaande het voortbestaan der twee inrichtingen van opleiding? Ja, omdat men aan de andere zijde niet ophoudt telkens het bestaan van de School der Kerken aan ’t wankelen te brengen moet deze maar op geruimd. Alsof het voor ’t minst genomen niet veiliger is geacht door stemmen van de eene als van de andere zjjde, dat de Kerken zelve de opleiding in handen hadden. Maar neen, als de anderen maar beweging maken, moet de School der Kerken maar ’t loodje leggen. Ook hier weer hetzelfde verschijnsel als boven is opgemerkt: de verdedigers van de School der Kerken, al hebben ze ook de historie en de DE HERDER GESLAGEN. En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg. Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij ge ërgerd worden in dezen nacht, want daar is geschrevenIk zal den Herder slaan, en de schapen zullen verstrooid worden. Matth. 26 30, 31. De Paaschmaaltijd is geëindigd. Alvorens echter heen te gaan heffen zjj nog den lofzang aan. Wonderlijk. Heeft Jezus niet gesproken over zijn bitter lijden en smartelijk sterven stond Hem niet helder voor den Geest, wat Hem wachtte, zag Hy de schrikkelijke tooneelen van Gethsemané’s donkeren hof en van het bloedig Golgotha? Gewis, Hjj was zich volko men bewust, welk een nacht Hy tegemoet ging. Maar het heeft Hem zyne kalmte niet doen verliezen, Hy is zich ook thans geheel meester en zonder te aarzelen hoort ge hier de bekende psalmen van Zy’ne lippen. Welk een Held is Hy, welk een moed is de Zy’ne. Obuiguvoor Hem neder en bewonder Zyne grootheid. Door zyn voorbeeld aangemoedigd zingen ook de Apostelen mede. Of het hun gemakkelyk gevallen is, kunt ge betwijfelen, want zij ver- keeren in droeve stemming. De duidelijke verklaringen uit den mond des Meesters hebben hen eindelijk overtuigd, dat de ure des schei- dens aangebroken was, en de gedachte, dat zjj Jezus zullen moeten missen heeft hunne ziel met treurigheid vervuld. Zy zien in ’t geheel geen uitkomst en hunne verwachtingen zyn byna geheel verdwenen. Zouden zy niet met stille verbazing op Jezus gezien hebben, waar Hü de liederen des lofs aanheft, en alleen onbegrensde eerbied voor Hem doet hen mede instemmen. Ziehier het groote verschil tusschen Hem en zyne meest moedige discipelen. Hy gaat den strijd tegen zonder eenige vrees, want Hjj ziet wel de groote menigte zijner machtige tegenstanders, die Hem omringen zullen als bijen maar Hy weet tevens, dat Hy aan hunne handen ontkomen zal. Voor Hem ligt wel de weg, die tot het smadelijke kruis voert, maar dat zal geenszins het einde zyn, en daarom richt Hy zyn oog veel verder en staart Hy op de overwinning, welke Hy behalen zal. Ook nu brandt in zyn hart het vuur de ijver voor de heerlijkheid Zijns Gods en dit doet Hem gemoedigd voorwaarts schrijden naar het doel, waartoe Hy zich aangegord heeft. Daarom mag Hy in ’t gezicht van den vijand zingen, en toonen, dat geen zwarigheden hoe groot en vele ze ook zyn Hem met schrik vervullen. Zijne discipelen zyn echter zwakke en brooze schepselen, die by de minste ongelegenheid sidderen, wijl zy in hun weg het oog niet ge richt houden op den oversten Leidsman. Het ontbrak toen dezen mannen aan licht, dat de dnisternis verhelderen kan, aan de wysheid, die den verstandige naar boven leidt, en zoo ontbreekt ons nu nog menigmaal het rechte inzicht in Gods wijze bedoelingen, die Hy heeft, wanneer Hy ons voert langs moeieljjke paden en aan het hartelyk vertrouwen, dat Hy ons niet zal doen omkomen in de gevaren, welke ons bedreigen. Van zyne zijde doet de Heiland alles om zyne discipelen voor struikelen te bewaren want ook klinkt zyne waarschuwende stem Gy zult allen aan My geërgerd worden, en tot verkla ring voegt Hy er byde Schrift zegtIk zal den Herder slaan en de schapen zullen ver strooid worden. Welk een ontzettend woord. Dat een wolf eene vreedzame kudde aanvalt, ligt voor de hand, maar dat een mensch met en gesproken werd, met de vraagis dat naar onze Belijdenisschriften, is dat naar de Schrift, is dat recht, en moet daar tegen niet worden getuigd? Daarop antwoordt ds. Littooij„Wat de leer onzer Geref. Kerken betreft, kan ik u op al uwe vragen insgelijks by dezen de ver zekering geven, dat ik haar van ganscher harte als weleer beaam”. Dat is geen antwoord hoogstens een ontwijkend antwoord, waarvan men den indruk krjjgt, dat onze broeder niet recht kleur bekennen wil. Ds. Littooij weet toch ook wel dat er in zake de leer onzer Geref. Kerken twee richtingen zynook immers iu Zeeland, en ook in Middelburg Niet dat een enkele zich gewaagde uitdrukkingen veroor looft, of dat enkelen met een afwijkend gevoelen, als hun persoonlijk gevoelen, optreden. Neen, er zyn bepaald twee richtingen. Prof. Ten Hoor noemde ze zoo waar en zoo klaarde nieuwe riehting(hetNeo-Galvinisme), die uitgaat van zoogenaamde Geref. beginselen, en de oude Confessioneele richting, die zich stipt houdt aan ionze Bel. Schriften. En dat wel zóó, dat de voorstanders van de nieuwe richting de anderen „oppervlakkigen” noemen, die de Geref. leer nog niet recht verstaan, en in Doopersche of in andere afwijkingen dwalenterwijl de anderen beweren dat de nieuwe richting niet is naar onze Bel. Schriften. Die twee richtingen staan Jns tegenover elkander. Dat is een feit, door ds. Littooy niet te ontkennen. Ds. Littooy zegt dat „wat men met de for mulieren niet kan bewyzen, daarom nog niet in stryd met de formulieren en tegen de H. Schrift is.” Volkomen waar. Maar zóó staan de zaken nietHet Supra-lapsarisme kan niet alleen niet uit de Bel. Schriften bewezen worden, maar het tegenovergestelde, het Infra’wordt er in geleerd. Niet alleen kan uit de Bel. Schriften niet bewezen worden, dat de Reehtvaardig- making van eeuwigheid isdat het gepredikte woord geen dienst doet tot geloof en bekeering, maar integendeel wordt er bepaald in geleerd, dat de Rechtvaardigmaking geschiedt in den tyd door het geloof, en dat het gepredikte woord een zaad is des nieuwen levens enz. Het gaat dus niet over leeringen waarover de Bel. Schrif ten zwjjgen of onduidelijk spreken, maar in tegendeel over dezulke, die duidelijk omschreven en uit de H. Schrift bewezen zjjn. Nu weet ds. Littooy wel, dat de voorstan ders van de nieuwe richting jaar en dag hun best gedaan hebben, en nog doen, om door bladen, prediking, catechisaties enz. hunne richting er by het volk in te krygen. Mogen nu de voorstanders van de andere richting daartegen niet een eenvoudige conscientie- kreet, naar de Belijdenis, doen hooren, en bun best doen, om die nieuwe richting weer te verdringen en de oude confessioneele richting er weer in te werken En of zjj dat dan doen door bladen of door een brochure gelijk in de Vjjf stellingen, komt toch zeker op hetzelfde neer. Dit is het valsche in onze toestanden, dat de nieuwe richting wel mag zeggen en schrjjven wat zij wil, maar de oud-eonfessio- neele richting zelfs niet mag getuigen En gy, Br. Littooy, gjj helpt daaraan mede Waarom komt ge telkens juist tegen de oude richting op en zweegt ge tegenover de nieuwe ook als ze soms in bescherming werd genomen door de Heraut en Kerkbodes? En toch zjjn juist de voorstanders van de nieuwe richting begonnen onrust, verdeeld heid, twist en tweedracht te wekken door hunne nieuwe leerwie daar tegen ingaan, zoeken juist den vrede te herstellen door allen weer terug te brengen tot de leer naar onze Bel. Schriften. Dat daar drukte over gemaakt wordt door hen die zóó de nieuwe leer weer zien teruggedrongen uit hoofd en hart onzes volks, is onze schuld een gewapende bende een herder overvalt en tegen hem het zwaard ontbloot, teneinde de kudde te rooven, is schrikkelijk. Maar nog iets vreeseljjker wordt ons hier getoond. Jezus is de goede Herder en Hy wandelt in den stillen avond gevolgd van zijne schapen door de stra ten van Jeruzalem naar den olijvenhof. Bij deze gelegenheid ziet Hy het ontbloote zwaard, dat zich keeren zal tegen Hem. In wiens hand? In die van Cajaphas of Pilatus Neen, over deze vyanden spreekt Hy niet. God zelf maakt zich gereed, haalt het scherpe zwaard uit de schede, en aanstonds zal Hy daarmede den Herder niet slechts bedreigen, doch slaan, Hjj zal Hem doodeljjk treffen, en de schapen zullen verstrooid worden zonder te weten waarheen zjj zich wenden moeten. Dat is wel het mysterie des Ijjdens, dat God zelf zich plaatst tegenover onzen Middelaar. Heeft deze dan ooit iets gedaan, dat Zjjn Naam kon onteeren, ooit een woord gesproken, dat Zjjne eere kon verdonkeren Gjj weet beter. Het was zjjne spjjze om te doen den wil desge nen, die Hem gezonden had. Wat kan dan de oorzaak zijn, dat de Vader zich zoo gedraagt Wel moogt gjj deze vraag doen, wel moogt gjj daarbjj stilstaan, wel moogt gjj u daarvan rekenschap geven, want hier staat gij voor eene zee, welke gy nooit peilen zult. Eenig licht ontstaat in deze donkerheid, als gij be denkt, dat deze Herder beladen is met de schuld van Petrus, Johannes, Maria Magda lena en anderen, wier verlossing Hij beoogde en daarom kon de toorn Gods tegen Hem ont branden. Het uur der vergelding was aange broken, en wat Hjj niet geroofd had moest Hjj betalen. Het is de strenge rechtvaardigheid Gods, die tegen Hem ijverde en niet rustte, voordat Hjj wegzonk in de diepte des doods. Nooit zal iemand wie ook ons kunnen zeggen, wat er in dit woord ligt: Ik zal den Herder slaan, doch zooveel kunnen wjj er wel van verstaan, dat wy uitroepen moeten hoe groot is de liefde van den Herder voor zyne schapen geweest, dat Hjj zjjn leven voor hen gegeven heeft. De jongeren evenwel begrepen het in dien nacht nog niet. Zjj werden aau hem geërgerd. Zjj struikelden over Hem. In hunne beschou wing was er nog geen plaats voor een Herder, die vallen zou door het zwaard van Gods ge rechtigheid en daarom hebben zy zich aan Hem gestooten. Zij schaamden zich voor Hem, die als een misdadiger gebonden en veroor deeld werd. Later ging hun oog open voor het wonder van genade en betuigden zy, dat Hjj hun zonden in zjjn eigen lichaam gedragen had op ’t hout, en van die ure af was de schande van Jezüs hun roem, Zjjn ly’den hun troost, Zyn dood hun leven. Is het ook zoo bjj u Als gy neer gebogen onder den last uwer eigen zonde op Hem ziet, tegen wien het zwaard heeft gewoed, dan klopt uw hart van vreugde Hem tegen, omdat Hjj u een schuilplaats opent, waar gjj u veilig bergen kunt tegen den komenden toorn zonder dat ge iets meer te vreezen hebt, en het zal u steeds meer eene dringende be hoefte zjjn den schaap van zyne kudde te zjjn. Bouma. 1 1 I I4 I b I» p r. i. a 8 Zeeuwsch Kerkblad

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1905 | | pagina 1