Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie van: Ds. L. BODMA, Ds. H V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
Vrijdag 31 Maart 1905.
ESTo. 40.
2e Jaargang.
UIT HET WOORD.
Drukkeruitgever
A.
70 cent.
3 cent.
hart omhoog, klimt uit
’t leven naar boven, en
D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
PRIJS DER ADVERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
Gideon begint met de me-
dedeeling, dat er een Engel des Heeren kwam
en zich zette onder den eik die te Ofra is, welke
Joas den Abi-ezriet toekwam. De Engel des Hee
ren is Jehovah, in een gedaante, den mensch
gelijk, zich openbarend.
Het Woord nu nog geen vleesch geworden,
wandelt onder de menschen. Duidelijk blijkt dit
EEN SCHOON VOORUITZICHT.
De jongen zullen moede en mat
worden en de jongelingen zullen ge
wisselijk vallen, maar die den Heere
verwachten zullen de kracht vernieu
wen, zij zullen opvaren met vl?ugf len,
gelijk de arenden zij zullen loopen en
niet moede worden, zij zullen wande
len en niet mat worden.
Jes. 40 39, 31.
Gewenscht zou het zijn, dat onze jeugdigen
dit woord steeds voor oogen hielden, want het
zou hun menige teleurstelling kunnen besparen.
De jongen zullen moede en mat worden en
de jongelingen zullen gewisselijk vallen. Geen
aangenaam vooruitzicht. De profeet denkt hier
aan den leeftijd, waarop de jongeling bekwaam
is om de wapenen te dragen. Hoe vaardig is
alsdan zijn tred, hoe vlug zijne hand, hoe scherp
zijn blik, en het schijnt wel alsof geen ver
moeidheid hem hinderen zal. Geen last is hem
te zwaar, geen weg te steil, geen taak boven
zijn bereik. Met vroolijk oog en met een moedig
hart blikt hij de toekomst tegen en geen zwa
righeden zijn by machte hem in verwarring
te brengen. Nochtans de jongen zullen moede
en mat worden en de jongelingen zullen ge
wisselyk vallen. Eer zy het vermoeden zullen
hunne krachten uitgeput worden. Ter hunner
waarschuwing wordt het hun voorgehouden,
«en allen, die eens jong waren, willen dit woord
onderschrijven, want het geeft eene zuivere
teekening van aller leven. Daarom moeten allen
er bij stilstaan, die op hunne eigen krachten
steunen, en van hunne eigen sterkte al hun
heil verwachten.
Het wordt ons echter niet gezegd, opdat wij
van allen moed beroofd ons moede en mat
zouden neerzetten bij den weg, maar ons te
doen verstaan, hoe noodig het is, dat wij eene
andere kracht zouden zoeken. Wie alleen bezit
zijn eigen levensvolheid wordt te schande, doch
die den Heere verwachten zullen de kracht
vernieuwen als eens arends. Wilt ge weten,
wie dit zijn Zij, die tot ontdekking zijn ge
komen, hoe weinig zij volstaan kunnen met
wat zij zelf hebben, of het schepsel hun geven
kan, en daarom hebben zij het oog gericht op
«den God Israels, op Jehovah, die is, en die was
«en die komen zalzij zijn tot Hem gekomen
en hebben gepleit op Zijne belofie. Niet van
zich zelf, maar van Hem verwachten zij nu alle
hulp en heil, alle troost en verkwikking. Da
gelijks worden zij dieper overtuigd van eigen
broosheid en zwakte en steeds leeren zjj helder
der in zien, dat de Heere de sprinkader des
levens is. In zich zelf hebben zij niets, maar
al hun schat ligt in Hem, in Hem alleen.
Hoe gaat het hun Zjj vernieuwen de kracht.
Zij ontvangen steeds nieuwe sterkte. Schoon
wordt het hier voorgesteld. Van den arend zegt
men, dat er in zijn leven tijden komen, waarin
hij nieuwe veeren inplaats van de oude ont
vangt. In die dagen echter schijnt hy ziek te
zijn, en hij zit moede neder. Zijne kracht is
geweken en men krijgt den indruk, dat hij zijn
einde nadert. Doch inderdaad is het anders.
Juist in den tijd zijner verzwakking zijn hem
nieuwe krachten toegevoerd, weldra slaat hij
.weder zijne breede vleugelen uit, stijgt hooger
«en hooger, laat zelfs de hoogste toppen der
bergen achter zich en stijgt de zon in ’t gelaat.
Ziedaar het beeld voor den geloovige. Ook hy
heeft zijne dagen, waarin zijn moed vermindert
en zijne kracht verdwijnt, en naar den schijn
geoordeeld, zou men er toe kunnen komen om
te denken, dat het voor altijd uit met hem is,
doch niemand behoeft zich daarover te veront
rusten, want Gods genade werkt in de diepte
van zijn leven nieuwe kracht en spoedig wan-
Aan gissingen, wie deze profeet geweest zy
wagen wy ons niet. Er is ons weinig aan ge
legen. En niemand kan het U met zekerheid
zeggen. Liever staan wjj een oogenblik stil by
de roeping van dezen Godsgezant. Deze is
zwaar. Want het volk is niet alleen afgewe
ken van de wegen des Heeren, maar zóó diep
gezonken, dat het de waarheid van de dwa
ling, de zuivere godsdienst van de afgoderij
nauwelijks meer weet te onderscheiden. De
regel waaraan alles getoetst moest worden,
was uitgewischt of althans niet scherp zicht
baar meer.
De profeet reist nu van stad tot stad om te
verkondigenalzoo zegt de Heere de God
Israelsik heb u uit Egypte doen opkomen en u
uit den diensthuize uitgevoerd enz.
Zyne prediking is eene nieuwe herinnering
aan het groote werk Gods. Het feit is te bekend
om er lang by stil te staan. De man spreekt
en getuigt in naam van Jehovah, Israels God,
die zooveel wonderen heeft verricht 1 Niemand
sla zijn woord in den wind. Gedenk aan Egypte,
aan de harde dienstbaarheid, waarmede men U,
o Israel, deed dienen en vraag danwie heeft
ons vandaar opgevoerd en uitgeleid Alleen
Jehovah, door Mozes zjjn knecht.
En ik heb U verlost van de hand der Egyp-
tenaren, en van de hand van allen die u onder
druktenen ik heb ze voor uw aangezicht uit
gedreven en U hun land gegeven.
Twee feiten worden aangevoerd waarin de
almachtige hand van Jehovah klaarlyk aan
het licht kwam. Ten eerste de verlossing uit
de hand van Egypte d.i. van den Faraoten
tweede van de Kanaanitische volken, die ver
dreven waren en in wier land ze nu wonen.
’t Is slechts een enkele greep uit Israels ge
schiedenis, maar genoeg om de overtuiging
te wekken Israel is een volk verlost door den
Heere en dies schuldig Hem te dienen. Die
machtige daden des Heeren, konden den lauwe
weer in gloed zetten voor zjjn God.
De Heere heeft bovendien gezegd„ik ben
de Heere uw God, vreest de góden der Amorie-
ten niet in welker land gij woontmaar gij zijt
mijner stem niet gehoorzaam geweest.
Dit is het eigenlyk doel van zyne prediking.
Ik, Jehovah, heb U uitdrukkelijk gezegd, dat
ik met U in verbondsgemeenschap sta. Ik ben
uw God. Daarom moogt gy de góden der Amo-
rieten niet vreezen, d.i. niet dienen en eeren,
voor hen U niet nederbuigen, want Ik ben
een ijverig God, die mjjne eer aan geenen an
deren geef. Doch Israël heeft niet geluisterd
naar de vermaning, en heeft wel de góden der
Amorieten geërd.
Dat is de last van den profeet. Nu verdwijnt
hy terstond van het tooneel. Wy vernemen er
niets van of hy lang of kort de boetbazuin
heeft geblazen, of velen zich verootmoedigden,
of het volk wederkeerde tot God.
Plotseling vangt de heilige schrijver aan met
ons Gideons roeping te verhalen. Daaruit valt
af te leiden, dat het werk van den profeet niet
ijdel is gebleven. Door sterke bestraffing is er
meerdere kennis gekomen van de ellende en
de wet werd tuchtmeester om verlossing te
zoeken.
Niet weinige menschen gaat het evenzoo.
Eerst moet God ben brengen tot de kennis der
waarheid, daarna eerst komt de Richter die
uitdryft om van het geweld des duivels ver
lost te worden.
De roeping van
En het geschiedde, als de kinderen Is
raels tot den Heere riepen, ter oorzake
van de Midianieten,
Zoo zond de Heere eenen man, die een
profeet was, tot de kinderen Israëls die
zeide tot hen Alzoo zegt de Heere, de
God IsraëlsIk heb u uit Egypte doen
opkomen, en u uit het diensthuis uit
gevoerd
En Ik heb u verlost van de hand der
Egyptenaren, en van de hand van allen,
die u druktenen Ik heb hen voor uw
aangezigt uitgedreven, en u hun land
gegeven
En Ik zeide tot ulieden Ik ben de Heere,
uw God vreest de góden der Amorieten
niet, in welker land gij woont; maar
gy zyt myner stem niet gehoorzaam
geweest.
Toen kwam een Engel des Heeren, en
zette zich onder den eik, die te Ofra is,
welke aan Joas, den Abi-ezriet, toe
kwam en zyn zoon Gideon dorschte tarwe
by de pers, om die te vlugten voor het
aangezicht der Midianieten.
Toen verscheen hem de Engel des Heeren,
en zeide tot hemDe Heere is met u,
gy strijdbare held
Richt. 6 6b12.
Veel heeft Israël te lyden van de Midia
nieten. Een van de ergste plagen in het Oosten
is die der sprinkhanen. „Het land is voor het
zelve als een lusthof, maar achter hetzelve eene
woeste wildernis en ook is er geen ontkomen
van hetzelve.' Joël 2:3.
By zulk een plaag wordt de zeven achter
eenvolgende jaren herhaalde inval van de woes-
tynbewoners vergeleken. Waartoe zullen zy nog
zaaien, als toch anderen het afweiden en de
oogst steeds verloren gaat? Zoo wordt Israel
uitgemergeld. Gods volk is een speelbal van
de roofzuchtige horden der woestijn.
De schrikkelijke ellende door de zonde ver
oorzaakt, vernedert den mensch. Van Jacob
was gezegdde meerdere zal den mindere die
nen, maar na zyn vader te hebben bedrogen,
moet hy vluchten voor Ezau. En die vrees
achtige houding is nog niet geweken als hij
naar Kanaan wederkeert. Zoo verlaagt de zonde
Gods volk. Wie haar dient, buigt zich voor
Satan, en onteert het gewaad der gerechtig
heid door God hem omgehangen.
Uit de diepte van dit Ijjden schreeuwen zy
tot den Heere. Zij zyn zelf geheel machteloos,
zy zyn gekromd, geknecht en liggen smadelijk
neer. Wie zal hen van der Midianieten hand
verlossen
De nood moet eerst waarlyk gevoeld worden.
De drenkeling kan het gemakkelykst gered
worden, als eerst zyn eigen krachten geheel
uitgeput zyn. Zoo laat de Heere ook dikwjjls
zyn volk eerst alles beproeven, opdat zy zon
der tegenspreken zich straks aan Zyne leiding
zouden onderwerpen.
Want Gods handelingen met Zyn volk ver
schillen naar de omstandigheden. De Heere zond
„een man die een profeet was" tot Israël. Meestal
verwekte de Heere terstond een Richter 39,12.
Toch moest ook Barak al aangespoord wor
den door de profetesse Debora. Waarom is nu
een profeet noodzakelyk? De Richters hadden
tot taak de wet van Jehovah weder in eere
te brengen; weder te handhaven onder het
volkweder kracht te geven voor de cons
ciëntie. Maar hoe kon dit, zoo de kennis der
wet was verloren gegaan Dan moet nood
zakelyk eerst de bekendmaking voorafgaan.
En eerst als dit geschied is, kan de Richter
komen. Om tot verlossing te geraken is kennis
van ellende noodig, en om deze te verkrijgen
moet de wet weer als een scherpe prikkel het
volk in de consciëntie gedrukt.
delt hy, die nog kort geleden scheen te zullen
bezwijken, weer met vluggen tred zijn weg.
Hy heft weer hand en
alle moeielykheden van
schuilt weer by den Heere, zyn God. Schier
ongeloofelyk is het, welke veranderingen in
korten tyd bij hem plaats vinden en welke
nieuwe krachten zijn leven vervullen.
Zy zullen loopen en niet moede worden, zy
zullen wandelen en niet mat worden. Zoo luidt
de belofte, en is de vervulling er niet mede
in overeenstemming? Gewis, ik weet het ook
wel, dat zij zelf menigmaal klagen, dat zy zelf
dikwerf denken, dat zy er nooit komen zullen.
De weg is zoo lang, zoo moeielyk, de tegen
stand is zoo groot, en zy gevoelen zich moede
en mat, ja, zy zeggen met Davidnu zal ik
nog een der dagen door de hand Sauls om
komen, maar is ooit gebeurd, wat zy vreezen,
is ooit geschied, waarover zy zich zoo bezorgd
maakten, is ooit een David gevallen door de
hand van een Saul Neen, zegt ge, dat is nim
mer geschied. Altyd bleven zy bewaard, altyd
brachten zy hun weg ten einde, steeds stonden
zy weer op en kwamen, waar zy wezen moes
ten. Bovendien, zy volbrachten niet enkel hun
reis, maar zy hebben hun voeten ook mogen
zetten in ’t vaderland der ruste en daar wan
delen zy nu langs de rivier in het Paradys
Gods, waar de hoornen des levens staan en
nooit overvalt hun eenige vermoeienis of mat
heid meer.
Heerlyk vooruitzicht derhalve! Moogt gy er
op rekenen Zal het uw deel zijn Ook deze'
belofte, die waarlyk uitnemend is, behoort tot
het verbond der genade, waarvan gy eenmaal
het teeken en het zegel ontvangen hebt. Gy
moet onderzoeken, waar de bron uwer kracht
schuilt. Hebt ge ze in u zelf? Dan geldt u
het woord de jongen zullen moede worden en
de jongelingen zullen gewisselyk vallen. Al
zyt gy nog zoo sterk en zoo moedig, dat gy
alle moeielykheden schy’nt te kunnen over
winnen, gij zult niet staande blyven, aan uit
putting van krachten zult gy bezwyken, gy
zult vallen, ja gewisselyk vallen. Streel u dan
niet met valsche vooruitzichten, welke u niets
kunnen brengen dan bittere teleurstelling,
maar doe uwe oogen open voor uwen treuri-
gen toestand. Elke staf, waarop gy thans leunt,
breekt, elke kracht, waarop gy boogt, verdwynt,
elke sterkte, waarop gy u verlaat, ontvalt u.
Zie derhalve van al wat gy zyt en in u zelf
bezit af, en wend u naar den Heere, die u
alleen behouden kan.
Zyt ge daarentegen overtuigd, dat ge uzelf
niet helpen kunt, en vraagt gy naar den Heere
en zyne sterkte, naar Hem die al uw heil be
werkte, zoekt gy dagelyks zyn aangezicht, dan
moogt gy u op de belofte verlaten, dat uwe
krachten vernieuwd zullen worden en dat gy
opvaren zult met vleugelen, gelyk de arenden.
Het kan wel zyn, dat gy bange dagen door
leeft, dat er nog bange dagen voor u aan
breken zullen, maar gy zult niet bezwyken,
elke zwarigheid zult gy te boven komen, en
al blyft het wonderlyk in uwe oogen, de Heere
zal ook aan u Zijn woord bevestigen, en gy
zult loopen zonder moede, wandelen zult gy
zonder mat te worden. Te midden van alle
ellende zullen er oogenblikken komen, waarin
gy u op de vleugelen des gebeds verheft ver
boven deze wereld en gy zult in ’s Heeren
nabyheid verkwikking vinden. Uw hart ver-
lustige zich in Zyne trouw en uw mond roeme
in Zyne goedertierenheden. Bouma.
J5CHRIFTB ESCHOUWING.
Het boek der Richtereu.
XXX.
Toen riepen de kinderen Israëls tot den
Heere.
•i
i
Zeeuwsch Kerkblad