Gods weg 1$ in het Heiligdom De familie van Houten FEUILLETON. ill ZENDING. Littooij. UIT HET LEVEN ril' dienen, om, wie beproefd werd, te leeren ge duldig en geloovig, zonder murmureeren den Heere te volgen. C door P E K A H. Een nieuwe poging. (Vervolg.) Toen ik de vorige week het Zee awseh Kerk blad in handen kreeg, bleek mij dat in het hart van den dominee van Meliskerke zoo ongeveer hetzelfde was omgegaan als in het mijne. Na het stuk van Ds. Meulink acht ik het vrjjwel overbodig mjjn beloften te volbrengen, want mjjn geachte collega heeft ten eerste het voorstel der commissie uiteengezet en ten tweede zijn bezwaren er tegen ontwikkeld. Het is ook mijn innige overtuiging, dat het met de pensioenregeling onzer emeriti niet in orde zal komen, indien we de grondgedachte van art. 13 niet verbinden met de practijk van een generale kas. Ik zou ook niet weten, waarom dit niet kan. gedwongen gedagen, en wordt gemurmureerd onder den drukkenden last daarvan. Niet altoos wordt door Gods kinderen geloofd, dat Gods weg volmaakt is, en dat al Zjjne wegen wijs en heilig en goed zijn, en dat menigerlei be proeving over ons gebracht wordt, om ons nauwer en inniger aan den Heere te verbinden. Wanneer wij onder druk en tegenspoed den Heere willen vooruit loopen, of op eigen ge kozen wegen willen wandelen, dan kan het niet anders, of eiken last moet wel zwaar wor den en ondraaglijk knellen. En helaasook menigeen van Gods kinderen maakt aan die dwaasheid zich schuldig. Het volgen van den Heere door bezaaide en onbezaaide landen het geloovig volgen van Hem ook onder druk en tegenspoed, is veelal veel gemakkelijker te bespreken, dan in be oefening te brengen. En toch de Heere eischt het van al de Zijnen, dat zy altoos en onder alle omstandigheden zich aan Hem zul len toevertrouwen, en dat zjj zich steeds met lot en weg zullen stellen in Zijne handen. De geloovige, die Gods wegen wil doorgron den, is niet op zjjn rechte plaats, en maakt ieder oogenblik zelf zjjn kruis nog zwaarder, en den last ondrageljjker. Wanneer Elimelech en Naomi met hunne beide zonen het land van Juda eigendunkeljjk verlaten, omdat zjj meenen dat de weg van Een schoone avond. In zjjn eerste vierjarige periode heeft ons Christeljjk Ministerie een stormachtigen dag levens doorgemaakt; maar de avond belooft schoon te wezen. Met dankbare voldoening hebben we verno men, dat het wetsontwerp op het lager onder- wjjs thans aan de beurt van behandeling is. Met dankbare voldoening, eenerzjjds omdat de linkerzjjde ook hier weer een heel loos spel letje wou spelen en daarbjj het liedje van ver langen wou zingen; en anderzjjds omdat nu weldra een van onze liefste wenschen zal zjjn bevredigd en er in Nederland een onrecht zal zjjn hersteld. De strjjd voor de christelijke school, zoo vel® jaren met onverflauwde volharding gestreden, draagt heerlijke vruchtende vuile middelen, waarmede men zich niet schaamt de openbare te verdedigen, verhaasten daarentegen haren ondergang. Ieder is vrjj zijn kinderen ter school te zenden, waar hjj verkiestmaar men is niet vrij de minst gewilde tot de meest be voorrechte school te maken. De christelijke school is en blijft de Nederlandsche, de neu trale is een basterd. Nu staan we echter voor het feit, dat het kind, ’t welk men om den basterd basterd heeft gemaakt, naast den basterd zal worden erkend. Dit feit moet ons verheugen. We zullen dankbaar zijn, en voldaan Laman. INLEIDING. Moeieljjk en donker z(jn menigmaal de wegen, en velerlei zijn dikwerf de beproevingen, door welke de Heere Zijne kinderen leidt, en ook in hen wordt dikwijls de waarheid bevestigd van de bekende dichtregelen Ieder heeft zijn deel op aard; Ieder heeft wat hem bezwaart Ieder hart en ieder huis, Heeft zijn eigen kwel en kruis.” De tegenspoeden des levens en de menig vuldige zorgen des levens, worden echter op zeer verschillende wijze gedragen. Wie den Heere niet kent, wordt er niet zelden door gebracht tot goddeloozen opstand tegen God, of in radeloosheid doorgevoerd tot wanhoop. Doch ook door Gods kinderen kunnen de tegenspoeden somtijds zoo verschillend gedra gen worden. Niet altoos wordt gewillig het kruis opge nomen, maar somtijds wordt het onwillig en Trouwens, punt 7 gaat deze richting al ui^> I maar wendt het dan over den boeg der lief dadigheid, wat ik niet edel vind. Want lief- I dadigheid is uitnemend ten opzichte van hen, die door onvermogen hun verplichtingen niet volbrengen kunnen, maar is ze het ook tegen over zulken, die door onverstandige handelin gen er in te kort schieten, al zijn die onver standige handelingen ook gereglementeerd? I Wanneer ik in vjjf jaar tjjds geen duizend gulden kan besparen, maar ik had’het in twintig jaren wel gekund, heb ik dan recht om een beroep te doen op de liefdadigheid van anderen en mijn zorgeloosheid te laten betalen uit eens I anders beurs Ik zou heusch niet weten, wat er toch tegen I kan zijn, dat vrjje, zelfstandige kerken op een wettige generale synode zich samen verbinden tot oprichting van een gezamenlijke kas, waarin I ieder jaarljjks percentsgewijze bjjdraagt? Met art. 13 is het niet in strijd. Met ons Gereformeerd kerkbegrip is het niet I in tegenspraak. En in het gewone dagelijks leven komt het onder vrjje, zelfstandige menschen herhaalde lijk voor. Het voorstel der commissie, indien het wordt overgenomen en aangenomen, zal ons brengen, wat we geen van allen begeeren een percents gewijs opgelegde liefdadigheiden het zal ons onthouden, wat we allen begeereneen plicht matige en eerljjke verzorging van onze emeriti, enz. Deze critiek is volstrekt niet geschreven uit I zucht tot critiekze is ontstaan uit teleur- I stelling. We hadden gehoopt, dat de steen der wjjzen eindeljjk gevonden zou zijn en we dit I jaar tenminste voor dit vraagstnk een oplossing I hadden gevonden. In dit opzicht is onze be- I geerte niet vervuld. Het is hier geen klimaat I voor het kindje, dat de commissie gebaard I heeft. Al zjjn we zeer dankbaar voor den arbeid I door de deputaten verricht, we hopen toch van I harte, dat de Synode het kindje een zachten I dood doet sterven en ons den droeven aanblik I spaart van een kwijnend bestaan. Dit zal geen I misdaad zjjn. Wat de commissie voorstelt aangaande de I uitkeeringen zelf, bevat zeer veel aannemelijks I doch dit is van later orde. De groote kwestie, I waar alles aanhangt, is dezehoe kan met ’t oog op de practijk art. 13 het verstandigst en I eenvoudigst ten uitvoer gebracht? En indien men zich dan niet blind staart I op het beginsel, maar ook let op de gegeven omstandigheden, dan moet men zich aange- I trokken gevoelen tot de gedachte van een I algemeene kas. Hei mag niet worden, wat I niemand ook wilVivat principium, pereat I ecclesiaLaman. Hand. 12 2, 3. In de gemeente des Heeren moet het Zen dingswerk levendig worden gehouden; want van de Kerk moet dat werk uitgaan. De Koning der Kerk roept zijne dienaren ook tot dit deel van den arbeid. Hij bekwaamt zedeelt ze de noodige gaven mede door zijnen Heiligen Geest. Onmiddelijk echter zendt Hy ze niet. De gemeente is het instrument, waardoor Hy ze roept tot dezen heiligen dienst. Zjj, die uitgezonden worden, moeten ook kunnen betuigen, dat ze vastelijk gelooven van de gemeente Gods en mitsdien van God zelf tot dat ambt geroepen te zijn. Door Gods genade dringt dat bewustzijn in onze Kerken ook door. Er wordt voor de Zending gewerkt en gebeden. Beide moet geschiedenwant de volle last rust in deze zaak op de plaatselijke kerken. In de zending hebben we niet met eene zaak te doen, die we van onze schouders kunnen schuiven. De Heere weet zoo goed, wat Hjj daarop legt; niet meer dan we kunnen dragen. Hij zal van kracht voorzien degenen, die ge loovig ook in deze zaak werkzaam zijn. Van onze jaarlijksehe uitgaven behoort ook een gedeelte altoos bestemd te wezen tot ver breiding van het Evangelie des Heeren over de gansehe aarde. ’t Is niet in de eerste plaats de vraag, of er een paar wakkere zendingsvrienden in elke gemeente worden gevondenmannen en vrou wen, die hartelijk belang stellen in de gang van het werk der zending in onze Oost-Indische bezittingen; maar de groote vraag is altijd: wordt het hooge belang der zending in de gansehe gemeente gevoeld, wordt het gedragen op het hart, wordt er dagelijks voor gebeden wordt er met liefde voor geofferd jaar tot jaar? Op ander gebied zien we soms een alge meene en aangrijpende belangstelling. Toen Engeland de twee kleine republiekjes in Zuid-Afrika aantastte, om de nationale vrij heid daar te verpletteren, was er gisting in Nederland. We voelden mede met de strijdende stamgenooten. Onze machteloosheid te land en ter zee drukte zwaar op ons gemoed. De vromen vluchtten tot God die hemel en I. Een Jobstijding. „Nu weet ik het niet meer, vrouw maar het ziet er zeer donker uit. ’k Heb daar een treurige tijding vernomenzoo sprak Gerard van Houten tot zijne vrouw, terwijl hij op een stoel in de keuken plaats nam, waar zyn vrouw bezig was eenige huiselijke werkzaamheden te verrichten. „De Baron is zoo even op de bui tenplaats gekomen, en heeft my tot zich ge roepen, en mij meegedeeld, dat ik naar een andere betrekking moet uitzien, wijl de familie overeengekomen is, de buitenplaats te verkoo- pen. Zijne vrouw heeft toch geen lust hier de zomermaanden door te brengen, zegt hij, en zjjn broer kon hij evenmin bewegen de bui tenplaats te betrekken. Als het Heerenhuis niet zoo ouderwetsch was zou een broer van de Barones er nog wel willen wonen, maar de ouderwetsche woning bevalt heelemaal niet. Daarenboven trekt deze omgeving hem ook niet genoeg aan om er een nieuw Heerenhuis te laten bouwen. Het ziet er dus donker uit. Wat moeten we nu beginnen? Waar vind ik een andere betrekking De vrouw van van Houten had deze woorden ?k Begrijp nu Gods leiding Door water en vuur, En 'k wensch haar te aanbidden, Een eeuw voor elk uur.” De Heere wil ons leeren gelooven, dat Zijn weg in het Heiligdom is, en dat Hjj al de Zynen door de beproevingen, die Hij over hen brengt, hen voor Zijne Heiligdommen wil op voeden, en hen na de beproevingen in Zijne Heiligdommen wil binnenleiden. Van een zeer zwaar beproefd huisgezin wil len we een en ander meedeelen. Moge het beproeving door hongersnood toch wel wat al te moeilijk is dan brengt de Heere in de vlakke velden van Moab nog grooter en vreeselijker beproevingen over hen. En menigeen, die eigen gekozen wegen be wandelde, ondervond hetzelfde. Het best is er de geloovige aan toe, die met zjjn gansehe hart zeggen kan ,’k Begrijp wel mijn wand'ling Van gisteren niet, Noch gis wat op morgen 't Vooruitzicht mij biedt 't Zijn scheem'rende raadsels, Mijn wegen op aard; Maar heerlijk wordt alles Daar boven verklaard.” Want achter Gods wegen geplaatst, leeren ze dan ook zeggen En als zjj den Heere dienden en vastten zeide de Heilige Geestzondert Mij af beide Barnabas en Paulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb. Toen vastten en baden ze en hun de handen opgelegd hebbende, lieten ze hen gaan. Noch het een noch het ander maar elkaar als Kerken erkennen en aannemen was ons standpunt. Zoo wilde ook de èèn alleen op leiding der aanstaande predikanten aan de eigene Inrichting der Kerken en de ander dat de Theol. School zou geïncorporeerd worden, in de Theol. Faculteit der Vrjje Univ., terwjjl door mjj gewenscht werd, dat de beide Inrich tingen, die de Heere God ons gaf, deze oplei ding voortzetten zouden. De vereeniging der Kerken zou, zonder deze wederzjjdsehe inwilli ging, niet mogelijk zjjn gebleken. En eerst, wanneer bijna alle Kerken zich vinden konden in een plan van samensmelting der beide In richtingen kon en mocht dat, volgens afspraak, geschieden. Ook daaraan wenschte ik te Arn hem, waar velen den knoop doorbakken wil den, en wensch ik mij nog te houden. Nu de ervaring my echter geleerd heeft, dat twee Inrichtingen voortdurend allerlei onrust, on vrede, moeite en dientengevolge belemmering, in het vervullen der ongedacht grootsehe taak, door God ons in Nederland toevertrouwd, op levert. is het meer en meer mijne overtuiging geworden dat het onze wederzijdsche dure roe ping is, om door elkaar wat toe te geven, de eenheid inzake der opleiding te zoeken. Genoegzame zeggenschap moet aan de Ker ken gegeven, door haar verlangd en, zoodra I ze wordt gegeven, geaccepteerd worden. De I zaak op zich zelve beschouwd, de wil van God I om den vrede, de rust en de ongestoorde toe- I wijding aan het ons toe vertrouwde te zoeken, I eischen het. Met het oog op den indruk dien gij van mij hadt en gaaft, veroorloofde ik mij deze I herinneringen en deze verklaring. Wat de leer onzer Ger. Kerken betreft, kan I ik U op al uwe vragen insgelijks de verzeke ring geven dat ik haar van ganscher harte als weleer beaam. Maar ik zie niet in, dat zü gevaar loopt. Een enkele veroorlooft zich, dat is zoo, ge waagde uitdrukkingen, doch wanneer had dat I niet plaats Betreur ik het thans door mij bestreden op treden der eene zijde, ik betreur ook het op treden door motiën enz., dat, na enkele woor- I den in De Heraut, aan de andere zijde is en wordt gezien. Wind zaaien doet storm oogsten. Aan eendracht in eigen boezem hebben wy dringende behoefte, met het oog op den strijd dien wij en alle belijders van den Christus Gods tegen de revolutie te strijden en met het oog op onze ongedachte, schoone levenstaak die wij te vervullen hebben. Geve God, die goed is, ons die eendracht I Art. 13 D. K. O. schrijft voor, dat de rustende i dienaren van de kerk, die zij gediend hebben, eerlijk in hunne nooddruft verzorgd worden i maar art. 13 schrijft niet voor hoe dit geschie- den moet. Art. 13 wil voorkomen, dat afgewerkte predi kant van aalmoezen zullen moeten levenhet acht het den plicht der kerk zorg te dragen, dat de oude dienstknecht voldoende leeftocht ontvangtmaar het geeft in het minst niet aan, op hoedanige wijze die kerk deze zaak behartigen zal. Het is m. a. w. bij het licht van art. 13 totaal I onverschillig, of een kerk 10 jaar lang 800 I stort of 80 jaar achtereen 100 guldenmaar I met het oog op de practijk is dit lang niet I onverschillig. I Het is, dunkt mij, hoogst onbillijk een deel I van de geslachten, die de kerk voortzetten, een tijdlang onder zwaren finantieelen druk I te stellen, terwijl de last door alle geslachten gelijkelijk en daardoor ook gemakkeljjk kon en moest worden gedragen. Het is, dunkt mjj, hoogst onredelijk ééne gemeente zedeljjk te verplichte.n in het levens- I onderhoud van haren ouden dienaar te voorzien, I terwijl hjj toch ook in andere gemeenten ge- I arbeid en misschien zjjn beste krachten ver- I bruikt heeft. En wat zal deze regeling weer tot een ein- I deloos en verdrietig geharrewar aanleiding I I geven 1 De deputaten zullen oordeelen, dat een I gemeente meer kan, en de gemeenten zullen zeggen, dat ze onmogelijk meer vermogen. Waarbij dan nog dit komt, gelijk Ds. Meulink I herinnerde, dat vele gemeenten zullen huiveren I een predikant, die op jaren komt, als haar dienaar te verkiezen. Deze bezwaren zijn al zoo vaak genoemd, I dat we er waarlijk niet veel woorden over behoeven vuil te maken. Ik weet wel, dat de commissie zich in ont- I wikkeling der beginselen sterk heeft verzet tegen de idee van een generale kas, en oordeelt I dat alle kerkelijke vergaderingen tegenover deze voorstelling de Gereformeerde kerkinrich- I ting met nadruk moeten handhaven. Ik weet ook wel, dat men naar hun meening de zelfstandigheid der plaatselijke kerken ver- I loochent en het denkbeeld huldigt van een I algemeen genootschap met afdeelingen, indien men den weg op wil van zulk een algemeene kas. Ik weet zeer goed, hoe zij een Generale Synode niet bevoegd acht, regelingen vast te I stellen, waarbij de kerkelijke uitgaven van plaatselijke kerken op een zeker bedrag zouden bepaald worden, en waarbij het gezamenlijk I bedrag dan naar een zekeren maatstaf over de I plaatselijke kerken zou worden omgeslagen. Punt 4, 5 en 6 zeggen dit duidelijk genoeg. Maar, laat ik het eerlijk mogen zeggen, dit zijn woordenHet ligt er maar aan, hoe men de dingen beziet. Het komt mjj voor, dat onze zelfstandige I plaatselijke kerken, zelfstandig en vrij genoeg zijn om voor de verzorging der emeriti de handen in elkaar te leggen en dit te doen door hare natuurlijke organen, de synodes. Mogen onze vrije en zelfstandige kerken, saamvergaderd in een generale synode, bij monde van hare macht- en lasthebbende afge vaardigden, niet tot elkander zeggenHoort eens, wjj staan allen voor een last, die tijdelijk te zwaar voor een enkelen schouder kan wezen, maar die licht is, wanneer we die gezamenlijk dragen en ieder naar vermogen doet, wat hij kan OF

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1905 | | pagina 2