KERK, BELIJDENIS, ZENDINB~
d.
ons
van
laste
4o.
besluit
VARIA.
De volgende week hoop ik mjjn antwoord,
op de onderscheidene vragen door ds. Bos
mjj in De Wachter gedaan, Z.Eerw. ter plaat
sing op te zenden. Littooij.
van het pensioen van
van emeriti pred., pred.-
t Is levendig, met Oostersche 'beelden, op
vergrootende wijze gezegd. Door zulk een
menigte van vjjanden, die alles wegroofden
moest Israël wel verarmd worden.
Zoo komt de Heere opnieuw met zjjne tuch
tigingen. Want indien de kinderen God ver
laten, bezoekt Hij ze met kastijdingen, ’t Is
een roepstemkeert weder gij afkeerige kin
deren en ik zal uwe afkeeringen genezen.
Zw. H.
nummer wezen wjj aan, dat naar veler oordeel
het gezag der overheid rust op eene wilsdaad
van mensehen, en wjj hadden gelegenheid aan
te toonen, dat het steunpunt, door sommigen
genoemd al zeer zwak is, en het weinig moeite
behoeft te kosten om het in al zjjne onhoud
baarheid in ’t licht te stellen.
Nu weten wij wel, dat anderen nog altjjd
vasthouden aan het „maatschappelijk verdrag”
een nalatenschap van Rousseau, maar wanneer
gjj dit eens op den keper beschouwt, bljjkt het
ook niet al te veel deugd te bezitten. Immers
wat verstaan zjj er door Zjj gaan uit van de
gedachteelk mensch is zijn eigen meester.
Niemand heeft iets over hem te zeggen, aan
niemand is hjj ondergeschikt. Hjj kan doen
en laten, wat hjj goed vindt. Doch naast en
rondom stonden andere mensehen, die evenzeer
volkomen vrij waren. Allen waren hun eigen
heer. Maar nu kon het wel gebeuren, dat het
los naast elkaar staan op den duur gevaar voor
allen opleverde en daarom besloten zjj, dat
ieder een weinig van zjjn eigen vrjjheid zou
afstaan, om een hunner te kunnen bekleeden
I met een zeker gezag. Op dezen grond zou dan
I alle overheidsgezag steunen.
Maar mjj dunkt, men moet wel willensblind
zjjn, wanneer men niet inziet, dat een derge-
Ijjk fundament zeer onbetrouwbaar is. Wie
I toch kan de plaats, waarop en den tjjd, waarin
deze vrjjwillige afstand plaats gevonden heeft,
I noemen In welke geschiedenis is dit te vin
den Maar al ware het, dat b. v. ons opge-
teekend stond, dat eenmaal eene dergeljjke
handeling op onzen vaderlandschen bodem
voorgekomen was, welke verplichting zou het
ons opleggen om onze Koningin te gehoorza-
I men. Wanneer zjj, die daartoe overgegaan
waren, vóór dien tjjd over zich zelf te be
schikken hadden, dan konden zjj ook enkel
een dergeljjk verdrag sluiten voor zich zelf en
I niet voor anderen. Zjj hadden toch zeker niet over
ons, die ofschoon uit hen voortgekomen zooveel
later leefden, te beschikken, en daarom zouden
alle Nederlanders tot onzeKoningin kunnen gaan
en tot haar zeggenWjj hebben tot dusver
stilzwijgend uw gezag geëerbiedigd, dat onze
I vaderen eens aan uwe voorzaten vrjj willig heb
ben gegeven, maar wjj achten thans den tjjd
gekomen om geen enkel gezag meer boven
ons te hebbenwjj willen voortaan weer ons
eigen meester zjjn, en daarom ontzeggen wf
u het recht om ons langer te regeeren. Wjj I
gelooven niet, dat zjj die meenen, dat het ge
zag der overheid eiken steun aan het maat
schappelijk verdrag ontleent, daartegen met
recht iets konden aan voeren.
Is zulk eene leer dan niet bedenkeljjk en
moet er niet met alle macht gewaakt worden,
dat zjj niet in toepassing kome? Mannen als
van Houten, die de kroon een ornament aan
ons staatsgebouw en Gort van der Linden, die
haar als een vliegwiel beschouwen achten wjj
gevaarljjk omdat zjj op deze wjjze de grondsla
gen, waarop het gezag rust ondermjjnen en wjj
zullen niet ophouden met te wjjzen op de ge
varen, die ons land bedreigen, door de begin
selen, welke ons toegekomen zjjn uit de
Revolutie,
Nog altjjd bljjft de leuze van Groen
Prinsterer de onzeTegen de Revolutie het
Evangelie. Bouma.
UIT HET lACVliV
Een nieuwe poging.
Wanneer men heel zjjn leven trouw en eer-
Ijjk gearbeid heeft, en men wordt dan oud, en
men kan dan niet meer voort, geljjk men zon
willen en moeten,en men wordt dan, ik zal
het maar zeer zacht zeggen, terzjjde gezet als
een versleten werktuig, dat uitgediend heeft,
met of zonder de boodschap erbjj zie nu maar,
dat je verder aan den kost komtdan is dit
niet alleen heel pijnlijk, maar daarenboven ook
hoogst onrechtvaardig.
Want het is wel waar, dat Elia’s God nog
leeft, die aan den oude van dagen, wanneer
hjj zjjn brood niet meer verdienen kan, brood
kan geven, al zendt Hjj het hem nu juist niet
door de raven toe, en die dat ook vaak ge
toond heeft te kunnen, maar die wonder doende
hulp des Heeren doet aan het onrecht niets
af. Gods genade geeft ons geen vrijbrief om
zondige toestanden te bestendigen.
Ook wordt die onrechtvaardigheid er niet
minder door, dat ze reeds eeuwenoud is en
over de gansche wereld burgerrecht verkreeg.
Het kwaad, dat onder de zon geschiedt, krijgt
geen meerder recht van bestaan, omdat het al
lang bestaat en de zon er bjjna immer droef
geestig op heeft neergezien.
Zoo gemakkeljjk het echter is op verkeerde
toestanden te wjjzen en er over te toornen,
zoo moeiljjk is het ook ze te verbeteren en uit
den weg te ruimen.
Wjj, die in de verlichte negentiende eeuw
zjjn geboren, wjj zjjn het niet pas, die het heb-
Deputaten dat ze de uitvoerbaarheid betwijfe
len. Waarom ons niet iets breeder dit toege
licht, dan zouden we misschien overtuigd zijn
dat het niet konde kerken moeten hierover
oordeelen, en zóó kunnen ze het niet. Is het
ook niet uitvoerbaar als het waarborg-kapitaal
verviel
De commissie van advies vond 70 jaar te
hoog, deze deputaten niet. Was 65 jaar voor
vele predikanten en kerken niet beter?
Het kerkreehterljjk bezwaar woog te zwaar
om eene algemeene kas te hebben, ’t Zou niet
passen in ’t kader van art. XIII en de Synode
had eigenljjk overbodig er bjj bepaald,
„overeenkomstig de gereformeerde beginselen.*
Wat is dat beginsel, die moedergedachte in
Art. 13? dat de Kerken verplicht zijn hare
emeriti pred., pred.- wed. en weezen de nood
druft te verschaffendie emeriti mogen dus
niet door gaven van barmhartigheid onder
houden wordenneen, die hebben recht door
hunne kerken onderhouden te worden, en de
I kerken zjjn het verplicht.
Bij de uitvoering van art. 13 kregen de
plaat elijke Kerken weleer hulp van buiten.
Hoe moet nu de regeling van uitvoering van
dat beginsel zijn Wel naar tijdsomstandig
heden. Waarom mogen nu de plaatseljjke
I kerken, die alle die verplichting hebben, niet
I samen werken en eene algemeene kas formeeren?
Mogen ze niet overleggen, naar welken maat-
I staf ze storten willen in die kas en hoeveel ze
I zullen uitkeeren
„De Generale Synode heeft geen rechtsgrond
I om door een besluit te dwingen” zegt het rapport.
Niemand die het beweert. En toch komt
I het rapport met „voorstellen aan de Generale
Synode om haar te doen uitspreken, |welke
regeling zjj inzake art. 13 wenscheljjk acht.”
Welnu dan is er ook geen bezwaar dat de
Synode de wensehelijkheid uitspreke van eene
algemeene kas, en hoe die ingericht zal worden.
Zoo wilde het Zeelands Prov. Synode en de
Classis Middelburg, nog wel in buitengewone
vergadering daartoe bjjeen, achtte met groote
meerderheid eene nieuwe regeling wenscheljjk.
Wjj zjjn dus teleurgesteld met dit rapport,
want nieuwe banen opent het nietde oude
weg met al zjjn moeiljjkheden, wordt nog
moeiljjker gemaakt.
Predikanten van middelbaren leeftjjd en daar
boven blijven weinig waardook al zjjn ze
rjjk in geestesgaven en bij de roepingen der
gemeente geldt nog meer, de vraag van ’t geld
en vele Kerken worden nog zwaarder gedrukt
door lasten, die samen gedragen lichter zouden
zijn. Men houde de wacht bjj het beginsel, maar
men voere dat uit naar den nood der tjjden.
Daarom niet den weg op van ’t rapport. I
H. Mbulink.
Is er geen gevaar?
De debatten, die gevoerd zjjn in de Tweede I
Kamer bjj de behandeling van de pensioneering I
der onderwjjzers, leverden het bewjjs, welke
waarde onze Vertegenwoordigers nog hechten I
aan rechtsgronden. Het deed mij althans wel
dadig aan, dat er met zooveel ijver gezocht is I
naar rechtsgronden, waarop de Staat aan de I
heeren onderwijzers pensioen kon verleenen, I
en niet minder verblijdend was het te zien, I
met welk eene nauwkeurigheid ze beoordeeld I
werden. Zulke beschouwingen geven moed, dat
er ook nog eens een ernstig en nauwgezet
onderzoek ingesteld zal worden naar de opvatting,
welke velen hebben in betrekking tot het gezag I
der overheid, en wanneer dit gebeurt, zullen I
onze tegenstanders wel eens er toe komen om I
ons met andere oogen aan te zien, en allicht
zal hun oordeel een weinig milder worden. I
Moet men het iemand kwaljjk nemen, als hjj I
een gevaar ziet dreigen, en hjj eene waar- I
schuwing laat hooren Wie zou er aan denken.
Eer zou ieder hem prjjzen en zjjne waakzaamheid I
loven. Welnu. Zjj, die in den politieken strjjd
onzer dagen rechts staan, zien gevaar, zjj merken
dat er aan de grondslagen van ons volksleven
schade wordt toegebracht. Daarom verheffen
zjj hunne stem en roepen luide, dat men
daarmede niet moet voortgaan. Dit is toch
zeker niet verkeerd. Het heeft ook niets met
partijdigheid te maken, want als de grond
slagen omvergehaald zjjn, waarop het gebouw
rust, waarin ons geheele volk woont, dan zal
dit tot nadeel zjjn niet voor een deel maar voor
het gansche volk. Nu kan men natuurlijk wel
denken, dat het zoo’n vaart niet loopen zal,
en dat wjj ons noodeloos ongerust maken, maar
dit geeft allerminst recht om ons voor te stellen
als mensehen, met wie niet te eggen of te
ploegen is.
Het is bovendien niet waar, dat wjj aan
jjdele vrees zouden Ijjden, want wjj kunnen
aantoonen, waarin het gevaar, waarvan wjj
spreken, bestaat en ieder, die zjjne oogen
openen wil, kan het met ons zien. In ons vorig
andere beginsel, in het
Lasten* uitgesproken.
Vier overwegingen had die commissie tegen
het voorstel Z.-Holland.
lo. dat finantieel die regeling te bezwaar
lijk zou zjjn.
2o. kerkrechteljjk dat sommige Kerken niet
mee zouden kunnen doen.
3o. dat ook dan de Kerken zouden vermij
den de roeping van oudere dienaren, wjjl de
premiën voor ouderen van dagen hooger zou
den zjjn dat de leeftjjd van 70 jaar, te hoog
zou wezen.
4o. dat het zeggenschap der Kerken niet
genoeg gewaarborgd is.
Wat het eerste bezwaar aangaat, hadden de
broeders van Z.-Holland al gezegd dat door
het wegvallen van ’t waarborg-kapitaal de
premiën aanzienlijk verlaagd zouden kunnen
worden.
Het rapport laat ons over de belangrijke
geldkwestie totaal in ’t duister; alleen zeggen
3e. de verplichting tot uitkeenng van pen
sioen evenals tractement rust op de plaatse
ljjke kerker is geen rechtsgrond waarop de
bedoelde verplichting geheel of ten deele ten
van andere kerken kan gebracht worden,
die rechtsgrond kan ook niet door een
eener Generale Synode in ’t leven ge
roepen worden, want geen der Kerken heeft
iets te zeggen over de geldmiddelen van eene
andere kerk, evenmin dus de gezamenlijke
kerken.
5o. dat bij het beroeperf ook stipulatie ge-
I schiede voor eventueele pensioenen.
6o. de plaatseljjke kerken beseffen, waartoe
zjj jnderdaad verplicht zjjn, en vragen niet zoo
I spoedig om hulpe aan andere Kerken.
7o. wanneer eene kerk volstrekt onvermo
gend is, mag zij de hulp van andere kerken
inroependan worde door zulk een kerk een
beroep gedaan op de christelijke mededeel-
I zaamheid.
Op grond hiervan nu stellen Deputaten voor
A. om de Generale Synode te doen uitspre
ken, welke regelingen zjj inzake de uitvoering
van art. 13 K.O. voor Kerkeraden, Cessen en
Particuliere Synoden wenscheljjk acht.
De volgende bepalingen worden aanbevolen
a. recht op pensioen op 70jarigen leeftjjd
of 40jarigen diensttijd of door voortdurende
ziekte.
b. f 800 pensioen, waar het tractement f1400
of meer was dan 8/5 van dat tractementna
korteren diensttijd of jongeren leeftjjd voor
ieder dienstjaar van ’t genoemde pensioen, I
bij gebleken behoefte te verhoogen door den I
Kerkeraad.
c. voor de weduwe 3/s
haar man.
ieder kind beneden 18 jaar f 50van
I weezen krjjgt het oudste f 50 meer.
Voorts geeft het rapport voorstellen, opdat
het bovengenoemde uitgevoerd worde.
Het wil, dat” 5 deputaten, door de Synode
worden benoemd, om “.toezicht te houden. (Is
daar rechtsgrond voor
Ziedaar den inhoud van het rapport van de
deputaten, door de Generale Synode benoemd.
Beantwoordt dit rapport nu aan het mandaat
Op de Synodale tafel was deze zaak geko
men door een voorstel van Zeeland: de.plaat
seljjke kerken richten onderling eene generale
kas op, waarin elke kerk eene jaarljjksche bjj-
drage stort naar den maatstaf van het predi-
kants-tractementdoor een voorstel Groningen,
de gereformeerde Kerken hebben eene onder
linge kas waarin elke kerk eene jaarljjksche
bjjdrage stort naar vasten maatstaf; door een
voorstel van Z.-Holland.
’t Besluit van de Synode was dat deputaten
rekenen zónden met den arbeid door Gronin
gen en Z.-Holland verricht en het rapport en
de conclusion der commissie van advies.
Groningen wilde dus eene algemeene kas,
dit rapport wil bjj ’t oude bljjven, zooveel mo
gelijk verscherpt.
Over Z.-Holland’s voorstel oordeelde de com
missie van advies in Arnhem„wel is het waar
dat een voorstel als dat van Z.-Holland, in
den geest van het verzekeringswezen dezer
dagen, evenzeer aan bezwaren onderhevig is.
Vooral omdat de kring van deelnemers, een
600 a 700 predikanten, waarin ook de zulke
moeten opgenomen worden, die door een ver
zekeringsbank allicht zouden afgewezen worden
om redenen van gezondheid, zoo klein is en
daardoor de premiën hoog. Maar daar staan
tegenover vele voordeelen. De zaak wordt dan
voor vast geregeld. Willekeur is uitgesloten.
De leeftjjd van predikanten zal, althans op den
duur, bij de Kerken niet meer invloed kunnen
oefenen op een eventueel beroep de lasten
zullen meer geljjkmatig overeenkomstig de
draagkracht der Kerken gedragen worden, ter
wijl het beginsel van Art. XIII ook langs dezen
weg tot zijn recht zal komen, gepaard aan dat
„Draagt Elkanders
Eene goede ure.
Donderdagavond gaf de zangvereeniging
Soli Deo Gloria* eene uitvoering in de groote
zaal van het Schuttershof. Het eerste stuk,
dat gezongen werd, verplaatste ons in de don
kere dagen van Athalia’s regeering over Juda.
Op meesterljjke wijze teekent de dichter daar
in de bloedige triumph van de afgodische ko
ningin en de uitwerking daarvan op het
publieke leven. Roerend schoon is ook de
wjjze, waarop hjj de aandacht vestigt op den
kleinen Joas.
o Ziewelk een ster in het duister
Straalt allen tegen uit dat lieflijk kinderoog,
Wat vreez’ ooit ’s mensehen hart bewoog
Uit God alleen put het zijn luister,
Hoe valsche glans ’t omgeven moog’.
Zeldzaam aangrjjpend is mede het zuchten,
dat uit de binnenkamer van het ware Israël
omhoog stjjgt.
In ’t laatste gedeelte hoort ge de forsche
strijdkreet der priesteren, die opwekt tot de
worsteling voor God en zjjn volk en het ein
digt in een machtig slotkoor.
Door den beroemden Mendelsohn zjjn deze
woorden op muziek gezet en gij kunt dus wel
begrjjpen, dat wjj hier te doen hebben met
een stuk, dat groote inspanning vraagt, maar
ook rjjk beloont.
Df „Soli* beantwoord heeft aan de verwach
ting, of hare krachten voldoende waren voor
zulk eene taak, mjj moet ge het niet vragen,
want daartoe zou ik meer kennis van deze
edele kunst moeten hebben, maar wel durf ik
zeggen, dat velen genoten hebben, en gaarne
brengen velen met mjj een woord van waardee- I
ring aan de vereeniging, die zich eene lange
Voorbereiding Wilde getroosten en inzonderheid I
aan den directeur mjjnheer Weeda, die tot
dusver met veel toewijding deze vereeniging
heeft geleid. Boüma.
Rapport art. XIII.
De Kerkeraadsvergaderingen zullen niet kla
gen over gebrek aan werkbelangrijke rapporten
toch zjjn rondgezonden, o.m. over” art. 13 D.
K. O., dat handelt over het pensioen van em. I
pred., pred.- wed. en weezen. Dit rapport gaat I
over het geld, en zal dus nogal de aandacht
trekken,temeer daar het onder ieders begrip valt.
’t Is waarljjk niet de eerste maal dat deze
materie op de Synodale tafel komt, een nieuw
gerecht is het niet. Is dit rapport van ver-
strekkenden inhoud en prikkelt het door nieuw
heid? Zal deze zaak nu voor eerst eens af ge- I
handeld worden?
M. i. niet, dit rapport biedt daarop weinig
uitzicht. Het is helder en gemeten aan wat men
principe noemt, zeer principieel, passend voor
ideale toestanden, die wjj niet hebben en
die wjj door rapporten noch door Synodale
besluiten krjjgen zullen. Het rapport biedt
niet wat velen gehoopt hadden.
De eerstondergeteekende is Prof. Rutgers,
de man van ’t Kerkrechtniemand was er dus
die vreesde, dat de wacht bjj de principia niet
gehouden zou worden, Ds. Renkema is de
tweede die het onderteekende, dat waarborgde
dat er met de praktjjk gerekend zou worden
voor eenige maanden werden er inlichtingen
ingewonnen, vragen gedaan etc.dat alles deed
veel verwachten, maar het viel tegen.
Voorgesteld wordt de tegenwoordige regeling
van art. 13 te verscherpen, juist datgene wat
het kerkeljjk leven drukt, nog sterker te
aecentueeren.
Het rapport geeft eene -uiteenzetting der
beginselen
le. de verzorging
wed. en weezen is geen werk van barmhartig
heid, maar eene uitkeering, waarop de ge
noemden rechtmatige aanspraak hebben.
2e. bjj de bepaling van de pensioenen worde
rekening gehouden a. met het aantal dienst
jaren, b. met den leeftjjd van den emeritus
verklaarde, c. met de omstandigheid of de
emeritus verklaarde (of wed. en weezen) nog
in staat is door andere werkzaamheid in zjjn
nooddruft te voorzien, d. met de finantieele
draagkracht der kerk.