Weekblad
voor
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. W. LAMAN en Os. A. LITTOOIJ.
Vrijdag 24 Februari 1905.
No. 35.
2e Jaargang.
UIT HET WOORD.
Drukkeruitgever
Z
A.
50
haar getuigd
50
en
Bouma.
24.
25.
26.
er
•-
70 cent.
3 cent.
k
50
.75
.50
,75
D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
Tusschen hare voeten kromde hij zich,
viel, lag
Tusschen hare voeten kromde hjj zich
(nogmaals) hjj viel
Waar hjj zich kromde, daar viel hjj, ge
heel ontzield.
Richt. 5 2427.
100
50
25
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
oek
t.
err.
err.
link
ner
fers i
Nu staat de deur van de
Er komt een
oo(j
vas.
imp
?as.
err.
een
r.
err.
>ma
;erg
>len
!der
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
pinnen, waarmee zjj hare tente in de aarde
placht vast te zetten. Wat plan rjjpt nu in
haar vrouwenhart Zie, den hamer der arbeids
lieden, den zwaren hamer, anders slechts door
mannenhand, door den forsch gespierden arm
gehanteerd, vat zjj met de rechterhand. En
eer gjj gelegenheid hebt verder na te denken,
hoort gjj den hamerslag klinken op den nagel
die Sisera’s slapen doorboort. Weldra is zjjn
schedel verbrijzeld, verpletterd zjjn zijne slapen.
’t Is als hoort gij het gekreun van den ellen
dige. Aan de voeten dier vrouwe kromt Sisera
zichzjjn geschonden lichaam toont nog tee-
kenen van leven. Maar het valt, het ligt daar.
De dood laat zjjn sloopende werking gevoelen.
Zieltoogend poogt hij nogmaals zich op te
richten, weer diezelfde kreunende en steunende
worsteling. Maar er is geen ontkomen. Op
dezelfde plaats valt de gevreesde man, na al
dit zieltogen eindelijk geheel ontzield neer. Hjj
is gestorven. Israels vijand viel, viel door de
hand eener vrouw.
Om deze daad nu wordt van haar getuigd
gezegend zij boven de vrouwen, Joel de huisvrouw*
van Heber, den Kemelgezegend zij ze boven de
vrouwen in de tent l Zjj moet dan wel een
en heerl jjk werk verricht hebben
eerst eens uw oog op die trage stam-
in Israel, als Ruben, Gilead, Dan, Aser
Zebulon let vooral op den vloek over Meroz
SCHRIFTBESCHOUWING.
Het boek der Rieliteren.
XXVII.
De dood van den veldheerJael geprezen.
Gezegend boven de vrouwen, zjj Jael,
De huisvrouw van Heber den Keniet,
Boven de vrouwen in de tent gezegend
Om water vraagde hjj, melk gaf zjj,
In een schaal der edelen reikte zjj hem
room.
Haar linkerhand naar den nagel strekte
zjj haar uit;
En hare rechter naar den arbeiders
hand er,
En hamert Sisera, doornagelt zjjn hoofd,
En verplettert en doorboort zjjne slapen.
DE BESLISSING.
En de Heere sloot achter hem toe.
Gen. VII16b.
Nooit laat God varen de werken Zjjner han
den, en daarom gaat Zijne zorg ook over alle
schepselen. Zonder Zjjn wil valt er zelfs geen
muschje van het dak. Hjj is dan ook de
Wachter Israëls, die nimmer slaapt of sluimert.
In bizonderen zin echter waakt zjjn oog in
liefde over hen, die Hem vreezen. Soms komt
dit zeer duidelijk uit, gelijk b.v. in ’t oogen-
blik, waarin de Heere achter Noach toesloot.
De ark was gereed, onder de leiding van ’s
Heeren hand waren de dieren gekomen en de
ark binnengegaan, Noach zelf had zich even
eens met al de zjjnen in de ark begeven. Doch
wie zou de deur sluiten Zelf kon hjj het niet,
daartoe was zjj te groot en te zwaar. Wellicht
kon hjj haar wel naar zich toehalen, maar haar
zoo sluiten, dat er geen water naar binnen
kon dringen, dat was hem onmogelijk. Er op
rekenen, dat zjjne medemensehen het deden,
kon hjj ook niet, want zjj hadden over zijne
handelingen gelachen en dreven met zjjne
voorspelling de spot. Wat ging het hun aan,
wat er van hem terecht kwam. Maar de Heere
kende zjjne nooden, zag dezen toestand en
drukte met zjjne hand de deur dicht. Noach
kon gerust zjjn. Het kan wel zjjn, dat er, toen
de fonteinen des hemels en de sluizen der
aarde geopend werden, allerlei bedenkingen
opgerezen zjjn in zjjn gemoed, want zou de
ark wederstand kunnen bieden aan het geweld
der onstuimige wateren, zou zjj niet geworpen
kunnen worden tegen de bergen, maar de her
innering, dat de Heere zelf de deur gesloten
had gaf een gevoel van zekerheid. God had
daarmede de geheele leiding op zich genomen,
en verklaard, dat zjj voor Zjjne rekening op
de wateren dreef.
Aan Noaeh gaf het alzoo een gevoel van
veiligheid, maar ook ter bemoediging van ons
is het opgeteekend. Wie weet, hoe menigmaal
de aartsvader van te voren zjjne ziel gekweld
had met de vraag, wie zal eenmaal de deur
sluiten en is dit zoo, dan zal hjj ook deze zorg
bekend gemaakt hebben aan den Heere. Het
bleek nu, dat Hjj nooit beschaamd laat uit
komen hen, die op Hem hopen, en daarom
moet het ons aansporen om alle onze nooden
den Heere te klagen, die altjjd ter rechter tjjd
redt. Als geen schepsel ons helpen wil, en wjj
zelf ons niet helpen kunnen, dan is Hjj gereed
om ons uit elke verlegenheid te redden. Ge
rust kunnen wjj onzen weg op Hem wentelen,
wjjl Hjj het maken zal. Zjjn oog zal op U
wezen, Hjj zal raad geven, indien gjj waarlijk
het alleen van Hem verwacht.
Geen jjdele zorg doe u derhalve van het
heilspoor dwalen, wjjl gjj de vragen van uw
leven niet behoeft te beantwoorden.
Vooral deze verzen geven ons een onover-
treffeljjke proeve van Oostersche poëzie. Hier
bljjkt zeer duidelijk dat deze regelen uit de pen
eener vrouw zijn gevloeid. De schildering van
Sisera’s dood jaagt ons waarlijk schrik aan,
en vervult ons tegelijk met grooten eerbied
voor zulk eene heldin. Iedere handeling zien
en hooren wjj. Wjj zien haar de linkerhand
uitstrekken naar den nagel en de rechter naar
den zwaren hamer. Ons oor vangt het geluid
op van haar kloppen om Sisera’s schedel te
doorboren. Hoe kromt de veldheer zich aan
hare voeten. En bij de schildering van het
gansche tooneel voelt gjjgeen eigenbelang,
geen particulier gevoelgeen persoonlijk affect
(aandoening) beweegt haar, maar enkel en
alleen de liefde voor Jehovah en zjjn volk. En
wat Debora aangaat het is niet hare triumf,
dien zjj bezingt, maar van haren Koning. En
toch breekt haar lied op de hoogte van haren
jubel uit in eene stemming die ons de vrouw
verraadt. Denk slechts aan wat zjj zingt van
Sisera’s moeder.
En dan hoe schrikkeljjker de tirannie,
hoe feller de vijandschap, des te krachtiger
gloeit hare ziel in dit zegelied. De gloed der
profetische bezieling toont zich door de ironie
heen, waarmede zjj den ijdelen hoogmoed van
de ongeloovige vijanden tegen den Almachtigen
God voorstelt. En dit is niet de ironie van
den haat, die het aangezicht door een hoon
gelach van zijn glans berooft, maar de ironie
van het rustig bewustzijn, dat Gods hand en
kracht over alle helden kan zegevieren.
Op den vloek over Meroz, volgt Jaels zegen.
Meer dan op andere vrouwen zal de gunste
van Jehovah op haar rusten. Ja, als vertegen
woordigster van hare sekse, draagt zjj aller
roem, is zij aller sieraad, glorie en eer. Jael,
de huisvrouw van Heber den Keniet, zoo
wordt zjj genoemd om haar van anderen mis
schien ook Jael geheeten, te onderscheiden
maar vooral ook om haren echtgenoot deel
te schenken aan hare verheffing. Gy, Meroz,
kwaamt niet, zjj, eene vrouwe, onttrok zich
nietgjj waart gerekend tot Israels stammen
zjj behoorde niet tot uw volk, en kon slechts
een Kenitische worden genoemd. (Zie daar
over de verklaring hjj cap. 4 21).
Zjj is gezegend boven de vrouwen in hare
tent, d.i. geniet den zegen voor alle vrouwen
die als zjj en de Kenieten in tenten als no
maden her en der rondtrokken.
En nu wordt ons geschilderd wat zjj deed.
Gjj herinnert u uit het voorgaande hoofdstuk
hoe zjj aan de deur der tent stond en Sisera
noodigde. Binnen in hare tent verschaft zjj
hem eene plaats, zjj dekt hem toe met een
sierljjk, warm kleed. Maar zjjn verhitte lichaam
kon zoo niet rusten, eerst moet de dorst ge-
lescht. Hjj vraagt haar om water, zjj, vriendeljjk
en voorkomend, is al terstond gereedzjj geeft
wat beters, zjj ontsluit hare melkfLesch. Van
alles geeft zjj het beste. En geljjk het bij zulk
een gast betaamt, in een schaal der edelen, in
een pronkschaal, zooals de rjjken en grooten
die plachten te gebruiken, geeft zij hem den
room, het beste van d e melk. Intusschen slaapt
Sisera in. Jael echter waakt, zjj peinst en zint
over wat haar te doen staat. Maar het is nu
geen tijd van talmen of dwalen.
Let er nu op hoe iedere handeling wordt
geteekend met de grootste levendigheid Daar
strekt zjj hare linkerhand uit naar de ijzeren
Er wordt evenwel ook eene vreeseljjke beslis
sing uitgesproken met dat woordde Heere sloot
achter hem dicht. Die gesloten deur is voor
Noach het bewijs zjjner veiligheid, maar tevens
voor de wereld buiten de ark een teeken, dat
de oordeelen nu komen zullen. Naar de predi
king heeft zjj niet willen luisteren, voor de
bedreiging heeft zij niet gebeefd, de naderende
gerichten hebben haar geen vrees aangejaagd.
Zjj bleven aldoor eten en drinken, zjj waren
aldoor bljjde en vrooljjk, zjj lachten met alle
waarschuwing, en meenden, dat er nooit ver
andering komen zou. Een vloed, die de aarde
zou verderven, neen daarover behoefde niemand
zich te bekommeren. Van waar zou al het
water moeten komen? Het was al te dwaas
om er eenig geloof aan te hechten. Misschien
grootsch
Sla nu
men
en
uitgesproken. Zjj in Israel geboren, tot het
heilig erfvolk behoorend, snelden niet ter hulpe,
maar werkten zijdelings mee aan Israels on
dergang.
Daarentegen deze Jael, geen Israëlitische,
geen dochter van Abraham, stelt door hare
daad den vrede met den God van Israel, hooger
dan met den koning der Kanaanieten. In deze
netelige en moeieljjkste tijdsomstandigheid,
omhelst zjj de waarheid dat Jehovah alleen en
waarljjk God is. Zjj stelt er haar leven voor in
gevaar, en is dapperder dan menig krijgsman
op de vlakte des velds. Want het gold hier de
vraag zoo de keuze staat tusschen Jehovah en
de góden der Kanaanieten, wat kiest gjj dan
En door hare daad geeft zjj een ondubbelzinnig
antwoord. Uit oprecht geloof en vast ver
trouwen op den Heere heeft zjj gehandeld, en
dat in een tjjd, waarin zulk een vertrouwen
ontzonken was aan de kinderen des verbonds.
Wjj mogen gerust zeggenvrouwe, groot is
uw geloofbjj velen in Israel werd zulk
een geloof niet gevonden. Barak als aanvoerder
en Jael in hare tent hebben onwetend samen
gewerkt onder Gods aanbiddelijk bestel om
Jabin en zjjne macht te vernietigen. In de
eere der overwinning komt haar eene eerste
plaats toe. Want zjj heeft door het geloof goed
verstaan, dat de strjjd van Israel, de strjjd des
Heeren was. Juist het tegenovergestelde als
bjj Meroz.
En al was het nu haar lot slechts in eene tent
te wonen toch zal haar het welverdiende loon
niet ontgaan. Want met Debora en Barak
bljjft ook hare nagedachtenis in eere.
Eéne opmerking moeten wjj hier nog maken,
opdat niemand meene, dat ooit het doel de
middelen heiligen zou. Als wij zoo Jaels daad
in beginsel toejuichen en prjjzen, gelijk de
Heilige Schrift ook doet, nemen wjj daarmede
niet alle bijzonderheden voor onze rekening.
Ook ligt er niet in dat wjj ieder uur van den
dag zoo mogen handelen, ’t Is niet onmogeljjk
dat een minder edele bijgedachte in ’t hart der
vrouwe is geweest, dat ’t haar heeft gestreeld
als vrouwe een veldheer te overwinnen de
voorgewende vriendelijkheid moge den schjjn
van misleiding en oneerlijkheid niet geheel
kunnen misgaan bedenk dan, dat het oorlogs
tijd wasbedenk dat al onze geloofsdaden met
zonden zijn bevlektbedenk dat zelfs uw gebed
zyn er wel enkelen geweest, die een oogenblik
kwamen onder den machtigen indruk van
Noachs ernstige prediking, die bij zich zelf
dachteno als het eens werkelijk gebeurde,
wat dan, maar nauwelijks hoorden zy de spot
taal van anderen, of zjj stelden zich weer ge
rust, en namen aan, dat Noach het niet wist.
Zoo waren de jaren heengegaan, en nu was
de ure gekomen, waarin de Heere zelf de ark
sloot. De rijkdom van Gods verdraagzaamheid
had niemand hunner tot bekeering geleid, en
nu was het einde der lankmoedigheid gekomen.
De Heere zelf was opgestaan en Hjj zou op
het woord en werk van zyn knecht de kroon
zetten. Niemand zou ook ditmaal Zjjne hand
kunnen afslaan of tot Hem zeggen wat doet
gjj Nog weerklonden de vreugdeliederen, nog
waren alle dingen, zooals zij altijd geweest waren,
nog vroegen de lieden waar is de belofte Zy'ner
toekomst, nog heerschte een volslagen zorge
loosheid, maar voor den laatsten maal was de
zon boven hen verrezen, maar nog eenige oo-
genblikken en de hardnekkigste zou met een
somberen blik naar ds dikke wolken zien, die
het lieht der zon verduisterden. Welk een
oogenblik. De Heere sloot achter hem dicht.
Nu is er geen uitzicht meer, nu komt niemand
meer in de ark, nu baten geen tranen en
klachten, nu is de deur gesloten.
Zonder bet te zeggen hebt gjj reeds gedacht
aan eene andere ure, welke eenmaal aanbre
ken zal. Geen water zal de aarde meer ver
derven, maar het vuur zal eens nog grootere
verwoestingen aanrichten. Het woord der pro
fetie wjjst daarop. Hoevelen echter zjjn er, die
geen waarde aan deze bedreiging hechten, en
hen als zwakken beschouwen, die er geloof
aanslaan. Diezelfde geest van zorgeloosheid
heeft zich van de volken, die onder het Evan
gelie leven meester gemaakt, en daarom ver
achten zoovelen de verdraagzaamheid Gods.
Gij bevindt u toch niet onder hen, gjj laat u
toch niet door den geest der eeuw meeslepen.
Neen, zegt ge, ik geloof, dat God eens met
vlammend vuur wrake zal doen over allen, die
Hem ongeheorzaam zjjn en het Evangelie van
den Christus verwerpen. Gjj wilt dus niet
gaarne vallen in de handen van den levenden
God.- Ik geloof het. Maar hebt gij ook reeds
de zekerheid, dat gjj niets behoeft te vreezen,
dat gjj reeds behouden zjjt. Kunt gjj zeggen,
dat gjj even zeker van uwe zaligheid zjjt, als
Noach van zijne redding? Dit is noodig, want
anders brengt dit geloof u geen vertroosting,
geen sterkte. Bjj de gedachte aan die geduchte
oordeelen siddert gjj dan, en gij vindt geen
rust. Bedenk daarom wat tot uwen eeuwigen
vrede dienen kan.
arke des behouds nog open,
oogenblik, waarin zjj onherroepelijk gesloten
zal zjjn. Wie dan niet binnen is, zal eeuwig
buiten moeten bljjven.
I
3
Zeeuwsch Kerkblad
de Gereformeerde Kerken in Zeeland.