UIT HET LEVEN.
tijd
is dit
des leven behaald.
De oorzaak van deze beweging van de Boxers,
zoowel als verdere berichten van de gemeente
in Mandsjoerjje moet nog onze aandacht bezig
houden. Kunnen wy niet intussehen van deze
martelaars van Mandsjoerije zeggen, wat de
„Saturday Review,’ een seculair weekblad, aan
merkte, van de door de Boxers in China ge
martelde zendelingen
„Wat de vermoorde Zendelingen betreft
kunnen wy dankbaar zjjn dat ons land man
nen en vrouwen van zulk verhevene toege-
wjjdheid en onverschrokkene dapperheid op
levert.”
De Rbdactib.
De Christenen van Mandsjoerije, welker
de wereld niet waardig was.
Kunnen wy dit zeggen van die menschen
Van die veraf gelegene Christenen, van wier
bestaan de wereld bijna nooit gehoord heeft?
Onze lezers kunnen zelven ’t antwoord op deze
vragen geven als zij iets vernomen zullen heb
ben van hetgeen dat de gemeenten in Mands
joerije hebben moeten ondervinden.
De menschelijke natuur is dezelfde de ge-
heele wereld door, en de invloed van het
Evangelie op den mensch openbaart zich ten
allen tijde meer of min op dezelfde wijze. Heb
ben de Apostelen met groote kracht getuigenis
gegeven van de opstanding van den Heer, en
hebben de eerste Christenen bij hun verstrooi
ing zich toegelegd aan het verkondigen van
het woord, zoo was het een kenmerk van de
bekeerlingen in Mandsjoerije dat, onmiddellijk
na hun doop zy hun nieuw gevonden blijd
schap aan hun vrienden, aan hun naasten,
zelfs in hotels en elders bekend maakten.
Langs dezen weg werd het Evangelie ge
hoord in plaatsen welke de Zendelingen nooit
gezien hadden, in plaatsen waar de Zendelingen
later, op hun bezoeken, een volk vonden be
reid om het Evangelie aan te nemen, om
in den Heiland te gelooven.
In China in het algemeen, zoowel als Mand
sjoerije in het bijzonder, bestonden er geen
scholen voor meisjes. De scholen die er waren
hadden ten doel de zonen van het land zulk
onderwijs te geven als waardoor zjj in staat
gesteld konden worden examens af te leggen
voor posten in den Civielen Dienst. Vroeg
merkten de Zendelingen op, dat zoo er invloed
ten goede over de vrouwen van het land uit
geoefend zou worden, zulks door den arbeid
van vrouwen gedaan moest worden.
Van daar dat, tengevolge het beroep op de
Kerk in Europa gedaan, eenige dames naar
Mukden in 1881 uitgezonden werden om dit
werk te doen. En het duurde niet lang of een
kostschool werd opgericht, met het doel voor
eerst om aan de dochters van bekeerlingen ’n
Christelijke opvoeding te geven, terwijl Bjjbel-
klassen geopend werden voor de opleiding van
vrouwen in ’t algemeen.
In 1892 werd een Instituut begonnen voor
de opleiding van Bybelvrouwen d.i. vrouwen,
die met den Bijbel rondgaan en met vrouwen
in hare huizen over het Woord van God en
de Zaligheid spreken konden. Eenige jaren
later werd een hospitaal voor vrouwen te Liao
Yang geopend. Tegen het einde van den Ja-
paneesch-Chineesehen oorlog namen vier dames
plaats daarin op van wie twee den graad van
dokter in de medicijnen bekomen hadden.
Het was in het jaar 1896 dat de eerste in
boorling leeraar in dat land geordend werd,
en twee jaar later werd een plan beraamd om
leeraars voor de Kerk aldaar op te leiden. En
zoo is een theologisch seminarium opgericht
met de WelEerw. Dr. Ross en Ds. Fulton, als
professoren aan het hoofd. Uit dat seminarium,
waar de studenten 4 jaren moeten studeeren,
zjjn reeds verscheidene leeraars uitgegaan om
het evangelie onder hun landgenooten te ver
kondigen.
En verbazend is de opgang welke het Evan
gelie in Mandsjoerije gemaakt heeft. De leden
van de reeds gevormde gemeenten zjjn gewillig
zelfs begeerig om van hun middelen te geven
ter verspreiding van Gods Koninkrijk. En niet
te vergeefs.
Dertig jaren geleden was er onder de
25,000.000 van Mandsjoerije geen Protestant-
sche Kerk. In 1890 waren er 1450 bekeerlin
gen, een getal dat in 1898 vermeerderd werd
tot 15,400, waaraan sedert dezen tijd een aan
zienlijk getal toegedaan is. In 1899 waren er
in Mandsjoerije 37 ouderlingen, 414 diakenen,
133 theologische studenten en 246 gemeenten,
terwijl 9000 catechisanten onderwijs ontvingen
om ze voor lidmaatschap voor te bereiden, en
de som welke in dat jaar door de gemeenten
bijeen gebracht werd, was 1345 pond sterling.
Zulke wonderen heeft God gewrocht. Dit is
„Boxers”. Het was onder de vrijwilligers, die
gevormd en gedrild werden onder 't oog van
Ya Hsien, de Mandsjoerjjsche gouverneur van
Shang Tung in China, dat de Boxers ontstaan
zijn. In 1899 werd de aandacht van den Mi
nister van Buitenlandsche Zaken in China be
paald bij het gevaar dat alle vreemdelingen
dreigde van de beweging van deze Boxers.
Doch hiervan werd geen notitie genomen, tot
dat Ds. Brooks, Zendeling van de Engelsche
Kerk, vermoord werd. Toen werd gouverneur
Yu Hsien herroepen, en zijn plaats werd in
genomen door Yuen Shikhai.
De verandering van personeel bracht geen
heil aan de Christenen toe, dewijl men wist
dat de Boxers de sympathie genoten van de
Keizerin van China. De beweging tegen de
Christenen dus, in plaats van af te nemen, nam
hoe langer hoe meer met geweld toe totdat,
gelijk afhellend Alpen-jjsberg, zjj alles waar
mede zij in aanraking kwam, verwoestte. Som
mige plaatsen hebben de Boxers daden van
barbaarschheid gepleegd, welke de pen des
menschen weigert te beschrijven. In verschil
lende streken is het drillen van de Boxers zoo
geestdriftig zoo dweepzuchtig geworden, dat
verscheiden leden van huu benden uitzinnig
geworden zijn, en dat de autoriteiten in de
zulke districten alle drillen van vrijwilligers
gansfeh en al verbieden moesten.
Toen de Boxers te Mukden verschenen zyn,
vaardigde de vice-koning aldaar een procla
matie uit, hen als „rebellen” noemende, waarin
hy alle drillen in Mandsjoerije verbood. Eenige
dagen later echter vaardigde hij ’n tweede
proclamatie uit van een veel zachteren aard.
In dit document werd van de Boxers gespro
ken als „soldaten,” en alhoewel het drillen
nog verboden werd, werd dit gedaan in woor
den zooveel zachter dan die van de eerste pro
clamatie dat iedereen het onderscheid tusschen
de twee proclamaties kon opmerken. Te voren
was deze vice-koning vriendelijk gezind jegens
de zendelingen doch daarna was zijn houding
jegens hen gansch het omgekeerden daar het
goed bekend was dat de verandering aan or
ders van de Keizerin van China toe te schrij
ven was, nam het getal der Boxers bij de dui
zend toe. Het gevaar van de zendelingen was
zoo groot dat de Civiele ambtenaren die jegens
hen vriendelijk gezind waren, hen in het ge
heim ernstiglijk raadden door voor een
naar de naaste zeehavens te vluchten.
Onmiddelijk daarop werden de dames en
dnderen van de zendelingen weggezonden. Op
den Zondag daarop sprak de Mandsjoerysche
leeraar een krachtige rede uit, de gemeente
vermanende om standvastig aan hun geloof te
blijven te midden van de storm, die aan het
uitbarsten was. Den volgenden dag op aan
drang van den kerkeraad met dezen leeraar
aan het hoofd, verlieten de drie Europeesche
zendelingen de stad voor een tijd, aangezien
de kerkeraad hun zeide dat dit niet alleen
noodzakelijk was, wilde zy hun leven behouden,
maar ook dat het voor de inboorling Christe
nen beter zou zyn. Den dag van hun vertrek
werd de spoorweg opgerukt, het gebouw van
het Bin. en Buitenl. Bjjbel Genootschap ver
nield. Onmiddellijk daarna werden de Zending
gebouwen d. i. twee hospitalen zynde
een voor vrouwen, onder bestuur van twee
vrouwelyke dokters, zoowel als een huis van
zes zendeling-dames, en vier huizen voor zen
delingen leeraars en dokteren, en een fraai
kerkgebouw, dat 900 menschen kon bevatten
tot asch verbrand. Daarenboven werden een
half dozyn kleine kerken, en verscheidene
schoolgebouwen vernield. Al die gebouwen
waren het eigendom van de Vereenigde Pres-
byteriaansche Kerk van Schotland, die nu door
het House of Lord verklaard wordt voor een
kerk, die niets bezit. In het Westersche deel
van de stad Mukden werd een kerk met ver
scheidene andere gebouwen, aan de lersche
Presbyteriaansche Kerk ook vernield. Eigen
dommen ter waarde van 15000 werden ver
woest, terwijl de inboorling Christenen ook
groot verlies moeten ondervinden. Dit was
lang niet het ergste wat de gemeente aldaar
moest ondergaan. Want de verhalen van
wreedheden op de inboorling Christenen ge
pleegd zyn hartroerend. De leeraar Lin sprong
over den muur van zyn tuin, in het „com
pound* van een anderen Chinees en is dus
ontsnapt. In en om Mukden werden 250 pro
testanten, en 600 Roomschem gedood. De
meerderheid hunner werden onthoofd, alhoewel
sommigen, nadat zy aangedaan waren in klee-
ding welke in olie gedompeld was levend ver
brand werden. Een van hun leeraars werd op
vreeselyke wijze gefolterd. Nadat zyn ooren
Eenzijdigheid.
Indien we elkander bezig wilden houden
met het opgeven van raadseltjes, dan zou het
volgende zeer best kunnen dienen. Wat is,
zoo zou men kunnen vragen, de overeenkomst
tusschen den mensch en een balans
En hierop zou dit een zeer geschikt ant
woord wezenze zyn beide zoo spoedig hun
evenwicht kwyt, en slaan zoo licht naar de
eene of andere zjj de door.
Van den balans behoeft dit geen nader
betoog. Wie in den winkel iets heeft zien
afwegen, weet het, hoe de evenaar by een
kleinigheid overhelt. En wie eenige men-
schenkennis heeft opgedaan, weet evenzeer,
dat ons menschen steeds het gevaar vervolgt
van eenzijdigheid. Wy verstaan zoo weinig
van de Goddelijke kunst allen alles te wezen,
maar wat wy het eene geven, ontnemen wy
vaak aan het andere. We staren ons menig
maal blind op een enkel punt, en vergeten
daardoor onze aandacht te schenken aan het
geen onze opmerkzaamheid toch ook over
waard is.
Het is, dunkt my, haast niet noodig deze
bewering met voorbeelden te staven. Het dage-
lyksch leven geeft ons exempelen by de vleet.
Tegenover de grootste toewyding, die we aan
de eene zaak betoonen, staat soms de schrc-
melykste nalatigheid ten opzichte van wel
honderd andere. Het is zelfs de vraag, welke
zonden in ons leven meer zullen zyn, die vah
bedryf of van nalatigheid, die van verkeerd
doen of niet doen.
Als ik de gelijkenis lees van de dienst
knechten, aan wie de talenten werden gegeven,
da» geloof ik niet, dat vele menschen op dien
dienstknecht zullen gelijken, die tien talenten
ontving en er tien by gewonnen heeft; ook
denk ik niet, dat velen zullen zyn als die luie
dienstknecht, die één talent ontving en er niets
by wonmaar ik oordeel, dat de meeste men
schen een trek van overeenkomst met beiden
zullen vertoonenmet enkele talenten is ge
woekerd en de andere zyn in den zweetdoek
weggelegd.
Enkele voorbeelden uit de vele.
Ik breng u binnen in gindsehe woning. De
moeder des huizes is een juweel van een huis
vrouw. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds
laat is ze in de weer. Ze gunt de spin geen
gelege«heid om haar web te weven in een
verborgen hoekje. Reinheid en frischheid maken
haar huis tot een aangenaam verblyf. Over
alles ligt een glans. De kinderen kunt ge
door een ringetje halen. Men behoeft het
waarlyk niet te zeggen, dat hier een vrouw
is, die arbeidt en een moeder, die zorgt.
Valt dit te laken Integendeel, de vlytige
huisvrouw verdient lof, en zelfs de Schrift ont
houdt haar dien niet. Maar wat is zoo jammer
in deze nijvere moeder Haar huiselijke bezig
heden zijn haar een en al. Zy gaat er in op.
Hoofd en hart en handen zyn reeds vol werk,
werk, werk! Van daag, morgen, overmorgen
van de eene week in de anderejaren aaneen.
Als een Martha van het hoofd tot de voetjn
slooft en zwoegt zemaar ze vergeet, wat
Maria deed, ook eens rustig neer te zitten
aan de voeten van Jezus en te doen alsof er
geen huiselijke zorgen en bezigheden bestonden.
Zindelijkheid is haar afgod, en aan dien afgod
wordt de Godzaligheid ten offer gebracht.
Is dit geen jammerlijke een zedigheid Wat
zal ons de lof van netheid baten, indien de
lof der Godzaligheid ons ontbreekt Een vrouw,
die den Heere vreest, die zal geprezen worden.
Properheid brengt roem by de menschen
teweeg, maar vroomheid en netheid maken
ons aangenaam ook in het oog van God.
Huismoeders, die dit leest, wat wordt by u
gevonden? Netheid zonder vroomheid, öf
vroomheid zonder netheid, öf vroomheid en
netheid te zaam
Ik breng u in een ander huisgezin. Hier is
Gaarne hebben wy gehoor gegeven aan het
verzoek om onderstaande te plaatsen, wyl het
ons een blik gunt op de landstreek, waar thans
twee machtige legers gereed staan om elkan
der te bestryden en ons verhaalt, dat het
Evangelie aldaar ook een kracht Gods blykt
te wezen voor een iegelijk die gelooft. Uit
het slot zal ieder wel begrepen hebben, dat
het bericht gekomen is uit Amerika.
De Heere ontferme zich over die zoo zwaar
beproefde oorden en geve, dat die bevolking
aldaar meer kome onder den invloed van de
blymare des heils.
krygt rimpels van den zorg, die het kost
kinderen groot te brengen met eere. Ze moeten
eten, ze moeten knap voor den dag komen, ze
moeten wat leeren om wat te kunnen worden.
En mogen er al ouders zyn, die met de
opvoeding hunner kinderen de hand lichten,
hen verwaarloozen, hen overgeven aan de gril
lige luimen van het loter zyn er, gelukkig,
toch ook, die zichzelven opofferen voor hun
kroost. Het lichamelijk, stoffelijk, tydelyk
welzyn hunner zonen en dochteren is hun
loon en hun vreugd. Menig vader zegt met
voldoening „Myn kinderen hebben het goed
Wie zal het in hem misprijzen? De arme
moeder, die tot half in den nacht bezig is
om voor haar kleinen zorg te dragen, staat
oneindig veel hooger dan de aanzienlijke dame,
die uren noodig heeft om zich te klee-
den, en haar kinderen toevertrouwt aan een
vreemde, voor veel geld gehuurd.
Maar zyn ze daarom vry te pleiten van
groote en verregaande eenzijdigheid, deze zelfde
zorgdragende, trouwe ouders, die met al hun
slooven en zwoegen hebben vergeten, dat hun
kind een ziel heeft, dat hun kroost voor iets
anders geboren is dan om „het goed in de
wereld te hebben?’
Duizend en nog eens duizend ouders, die
zich geen rust gunnen voor ze hun kinderen
goed bezorgd zien, zou men met recht kunnen
toeroepenStaat eens stil en denkt eens na,
of ge niet iets vergeetHebt ge wel aan
alles gedacht Goede voeding, goede kleeding,
goed onderwijs anders niet? Men staat
stil en rekent eens na. Goede voeding, dat is
een goede kleeding, dat is twee goed onder
wijs, dat is drie Ik weet niet, dat ik
iets vergeet. Goede o ja, ik weet nog
wateen goede positie, een goed stuk
brood. Meer weet ik toch heusch niet.
Meer weet ik toch heusch nieto Blinde
eenzijdigheidMen ziet maar op de stof, en
men vergeet den geestmen denkt maar aan
den tijd en verliest de eeuwigheid uit het oog
men wapent het kind alleen voor den stryd
om het bestaan en oefent het niet tot den
goeden stryd des geloofs.
Is dit niet roekeloos eenzijdig Zal dit voor
vele overigens trouwe ouders niet de oorzaak
zyn van een eeuwig verwijt
Nog één voorb?eld.
Men hoort wel eens spreken van ouderwet-
sche vromen. Een teeken, dat er ook nieuwer-
wetsche zyn. Nu, als beiden maar waarlijk
vroom zyn, dan is die onderscheiding zoo
kwaad niet. Met dat al, een verschil is er dan
toch.
Die ouderwetsche vromen hadden de gebre
ken van hun deugden, zoo zegt men, en waren
wel wat eenzijdig. Ze leefden heel nauw en
heel innig, konden met veel genot spreken
over de liefde van God en van de hoop, die
in hen was en over hetgeen de Heere aan hun
ziel gedaan hadmaar ze zetten hun
licht te veel in een hoekje en onder een
koornmaat. Er ging in het publieke leven
geen kracht van uit; ze streden den goeden
stryd meer van binnen dan van buiten. Ze
meden de wereld, maar vielen haar niet aan.
Men genoot in de preekging liever drie
maal ter kerk dan eens; en oefende in har-
teljjke liefde gemeenschap met het vrome volk
van God. Doch overigens maakte men zich
zoo druk niet met school en zending, politieke
en sociale belangen, barmhartigheid en wat
niet al meer.
Er is hier veel waarheid in, zoowel in het
een als in het ander. Ze leefden innig, maar
wel wat eenzydig.
Met de „nieuwerwetsche” vromen
anders.
Er is in de laatste tientallen van jaren een
groote verandering gekomen in de tint van
ons godsdienstig en kerkelyk leven. Er wordt
kracht naar buiten ontwikkeld. De practische
vraagstukken van het dagelykseh leven boeien
de aandacht en de oplossing wordt gezocht by
het licht van Gods Woord.
Zullen we het betreuren? Dat zy verre. We
betreuren het, dat het niet eer en niet meer
is geschied. Doch alweer, maar wat we
aan forschheid gewonnen, verloren we min of
meer aan innigheid en teerheid.
Het vorige geslacht liep liever tienmaal naar
de kerk dan éénmaal naar een lezingnu zyn
er velen, die ge op iedere vergadering aantreft,
maar in de kerk zeer dikwijls mistdie met
open mond luisteren naar een uiteenzetting
van den klassenstrijd, en die de oogen niet
kunnen openhouden onder een preek over den
stryd tusschen vleesch en geest. Ook dit is
schromelijk eenzijdignog eenzijdiger dan het-
een vader en een moeder; ook zyn er kinde
ren. Die kinderen zyn een zegen, maar ook
een zorg. Er is heel wat noodig om al die
monden open te houden, en het kost heel wat
hoofdbrekens om eiken gulden op het aller-
voordeeligst te besteden. De rug van den vader
wordt krom en het voorhoofd van de moeder
onzeKomt luistert toe gij Godgezinden.
Gy die den Heer van harte vreest
Hoort wat my God deed ondervinden.
Zw. H.
van den Heer geschiedt, en het is wonderlijk
in onze oogen.
Doch de kerk in Mandsjoerije, gelyk de
eerste Christelijke Kerk, en die van Madagas
car en andere landen, moest door lyden ge
louterd worden en dit is geschied door middel
uitgesneden waren, werd hem de vraag gedaan:
„Gelooft gij nog in Jezus?’ „Ja, ik geloof nog
in Jezus,’ was zyn antwoord. Daarop werden
zyn lippen afgesneden, terwyl men tegen hem
zeide: „Dat zal u stoppen.’ Eindelijk werd hy
langzaam aan stukken geslagen. Langs dezen
weg heeft deze, vroeger een heiden, de kroon