Weekblad
el.
!oes.
voor
I
burg.
de Gereformeerde Kerken
Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA, Ds. H. W. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
in
NTo. 30.
Vrijdag 20 Januari 1905.
2e Jaargang.
UIT HET WOORD.
uren.
rmyn-
0
Drukkeruitgever
A.
schen
Bouma.
SCHRIFTBESCHOUWING
70 cent.
3 cent.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
Pharizeërs.
risping.
a gelde:
toU’/J
i,
1,50) bi
"alstraa
LeerrJ
oerles»
ner Lee
l Heid
0r Leei I
er Leed
Soul
l Elft
GODS ZALIGHEID GEZIEN.
Want mijne oogen hebben Uwe
zaligheid gezien.
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
[j
Littod
d. Kat
>er Lee
K. V#
Sietset
d. Be
The!»
Muli:
zen, dat
het
rdstraat
L, Dam-
Jderlan
1 cent»
NGE i i
Rara
opgave,
ene ax
r/e/O'fc
opgave:
gel. a
enz. em
nette
er
JS.
D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
Het boek der Riehteren.
XXIV.
Richt. 5 15518. De traagheid van hen
die achterbleven en de doodsverachting der wak
kere strijders.
In enkele woorden schetst Debora hier het
deel dat elk der stammen had genomen in den
kr;jg. Ieder ontvangt lof of blaam, dank of
bestraffing naar verdienste. De dichteres
handhaaft in haar lied de eenheid des volks,
waardoor allen verplicht waren aan den oproep
ten strijde gehoor te geven. Zjj zingt daarvan
aldus
Vs. 156. Aan Rubens beken waren groot
de voornemens des harten
16. Waarom bleeft gij zitten tusschen de
veestallen, om te hooren het herdersgefluit?
Aan Rubens beken waren groot de be
raadslagingen des harten,
17. Gilead aan gene zijde des Jordaans
zetelt hij,
oordstr.
»in vooi
paalwerk of omheining afgezet. Tusschen die
omheiningen zat de rustige Rubeniet neer,
peinzend, turend, nadenkend. Het zoet schal
meien van de herdersfluit wiegt hem als in
slaap. De behagelijke rust van het herdersle
ven trekt zoo aan. Veel liever hoort hjj de
herdersluit, dan de krijgsklaroen. Wat groote
plannen des hartenAldus verzaakte Ruben
zijn schuldige plicht.
Hoevele rustliefhebbende christenen zijn den
Rubenieten gelijk en steken daarom geen hand
uit om land en volk te redden van het ver
derf. Zij klagen alleen, en beraadslagen hoe
groot de macht tegen hen wel is. Bespotting
van het ware christendomImmers dit is de
overwinning, die de wereld overwint, namelijk
ons geloof.
Thans een
Luc. n 30.
God had aan zijn volk zaligheid beloofd,
eene zaligheid, waarin zij bevrijd zouden zijn
van alle zonde en schuld, van allen druk en
kommer, van alle ellende en moeite, en waarin
de werkelijkheid geheel beantwoordde aan het
diepst verlangen des harten. Zoo had hjj hun
het uitzicht geopend op een toestand, waarin
niets hen meer kwellen en knellen zou. De
heiligen van den ouden dag hadden hnn oog
op de belofte gevestigd, zy zagen daarop, [zjj
bewaarden haar als een schat, zjj vertroosten
zich daarmede, vooral wanneer de hemel van
hun leven donker werd en op de vleugelen
des verlangens verhieven zy zich boven de
tegenwoordige zwarigheid en snelden den tijd
vooruit naar het oogenblik, waarop deze heer
lijke toezegging in vervulling zou gaan.
Zulk een man was Simeon. Weinig weten
wy van hem, maar genoeg om te kunnen zeg
gen. dat hij diep overtuigd was, dat er geen
verlossing komen zou van de zijde van eenig
schepsel. Hy verwacht het niet van de heu
velen en de bergen, maar uitsluitend van den
God Israëls. Geen machtige uit de menseh-
heid zou bevrjjding brengen, geen wyze uit
ons geslacht zou den weg banen, langs welken
het volk zou kunnen trekken naar het Kanaan
der ruste, maar God zelf zou het heil bewer
ken en er zou niemand uit de volken met Hem
zijn.
Het kan wel zjjn, dat zjjn lichamelijk oog
reeds [verdonkerd was, als wy hem ontmoeten
in den tempel, doch het oog zjjns geloofs, is
bizonder helder gebleven, want als hjj het
Kindeke in zjjne armen heeft, juicht hymjjne
oogen hebben uwe zaligheid gezien. Hy ziet
in dien zuigeling de zaligheid Gods. Opmer
kelijk. Wat is zwakker, teederder en broozer
dan een kind. Iets hulpeloozer is er schier
niet. Geen handje kan het uitstrekken ter
eigen verzorging, geen vingertje verroeren tot
eigen hulp. Het kind Jezus was aan alle kin
deren in alles geljjk geworden, uitgenomen de
zonde. Uiterlijk was het even zwak als elk
ander. Niemand zag er dan ook iets bizon-
ders in. Geen priester gaf er acht opgeen
Leviet bleef er bjj stilstaan, geen burger uit
Jeruzalem heeft er iets van bemerkt. Ieder
bemoeide zich met zyn eigen zaken. Alleen
Simeon nam het in zyne armen, hij richtte er
zyn oog op, hij kon het er niet van afhouden,
hy gaf er zyn geheele hart aan, hy werd niet
moe om er naar te zien, en al wat in hem was
prees de zaligheid, welke God in dit kind aan
al zyn volk gegeven had.
Ofschoon wy gaarne erkennen, dat Simeon
groote voorrechten ontvangen heeft, en aller
minst voorbyzien willen de zeldzame genade,
welke hem verleend is. Toch moeten wy niet
meenen, dat wy bij hem vergeleken onderminder
gunstige omstandigheden verkeeren, wjjl wy dan
zouden miskennen de uitnemende gelegenheid,
welke ons verleend is. Zyn voorrecht bestond
niet hierin, dat hy het Kindeke met zyne
lichamelijke oogen heeft mogen zien hoevelen
zullen op dienzelfden morgen het niet aan
schouwd hebben en welke vrucht hebben zjj
daarvan genoten Welk voordeel heett het
die lieden gebracht? Niet een enkel. Voor
hen was Jezus als elk ander kind. Zonder
den Heere te danken voor zyne onuitspreke
lijke gave zyn zjj hniswaarts gegaan en wan
neer zy al gehoord hebben, wat de grjjze
Simeon getuigde, wellicht hebben zy gedacht
die oude man weet ook niet meer, wat hy
zegt. Ook hierin was het niet gelegen, dat
hy het kind in zyne armen heeft genomen
En Dan waarvoor toefde hy op de sche
pen
Asez woont aan de zeeoever,
En aan hare bochten zet hij zich vast.
18. Zebulon een volk dat zyne ziel ver
acht tot den dood,
En Naftali op de hoogten des velds.
By het lezen dezer verzen vallen twee din
gen terstond in het oog, nl. ten eerste, dat
niet alle stammen worden genoemdten tweede
dat Debora aanvangt met de tragen te berispen.
Wat het eerste aangaat, Juda, Simeon, Efraim,
Benjamin en Gad worden noch onder degenen
die toesnelden, noch onder hen die berisping
verdienden genoemd. Wat mag hiervan de
oorzaak zyn Tweeërlei is mogelyk. Debora
kan een cirkel rondom zich trekken en alleen
de naby wonenden noemen of er bestonden
voor deze stammen wettige redenen om achter
te blyven. Het laat zich b. v. zeer goed ver
klaren dat Juda en Simeon geheel niet door
Barak zijn opgeroepen, öf omdat zij al te zeer
in den kryg gewikkeld waren met de Filistij
nen, öf wyl de vervreemding tusschen de
Noordelijke en Zuidelijke stammen reeds zoo
groot was, dat men op elkanders hulp niet
meer rekende.
My dunkt de stammen hier niet genoemd
hadden te dier tijd genoeg öm de rust en orde
te handhaven in hun eigen gebied.
Weinig toelichting behoeft het dat Debora
eerst berispt, daarna prijst. Immers zoo alleen
kan ook in dit deel van haar lied een climax
(opklimming) komen, die aangrijpend mag hee-
ten. De schaduw op de schilderij, doet Let
licht des te krachtiger effecteeren (uitwerken).
Ruben treedt in de rjj vooraan. Hij heeft
geen deelgenomeu aan den strjjd. Wel is de
noodiging, de krachtige roep tot hem doorge
drongen. Maar Ruben bleef aan zyne beken
rustig zitten. Het woord door beken vertaald,
in de Stat. Vert. afdeelingen wordt ook gevonden
Job 20 17 en is dan ook door de Stat. Vert.
aldus omgezet. En waar Rubens gebied rijk
aan beken was, en er aan het woord in het
oorspronkelijke ook andere klinkers moeten
gegeven worden om van afdeelingen te kunnen
spreken, houden wy ons overtuigd, dat hier
de beken bedoeld zyn.
Zoo rustig gezeten aan de volle stroomen
hoort Ruben van den strjjd tegen Sisera. Wat
doet deze stam? Trekken zy terstond op om
hulp te bieden Neen, groot waren de in
beeldingen des harten, of duidelijkergroot
waren de voornemens des harten, maar
tot handelen kwam het niet. Zjj peinzen en
zinnen, overleggen en beraadslagen, zy be
spreken de noodzakelijkheid van hun optrek
ken, de kans om verslagen te worden, de mo
gelijkheid van overwinning. En dat alles
zoolang tot de strjjd beslist is en er van het
volbrengen hunner roeping, niets meer kan
komen. Het woord tot Ruben gesproken is
dus ironie. Groote plannen niets doen.
Laten wij het in ons leven niet vergeten. Ze
ker, deugdelijk beraad en ernstig overleg zyn
goud waard. Maar er zjjn tyden waarin ter
stond hulp geboden wordt. Als een huis in
brand staat, hebt gjj niets aan een man, die
heel ernstig gaat zitten nadenken over de con
structie van het gebouw. En zoo ook op het
terrein van uw godsdienstig leven. Soms be-
raadslaan wjj Gereformeerden, vooral op onze
kerkelyke vergaderingen zóó lang, tot de zaak
hare beteekenis verloren heeft. Met deze ironie
zou ook van menig man en van menige ver
gadering gezegd kunnen worden groote plan
nen, weinig werk.
De profetes vraagt rekenschap met de woor
den waarom bleeft gy zitten tusschen de vee
stallen, om te hooren het herdersgeflud?
De kudden waren des nachts in stallingen,
niet overdekt als by ons, maar door een soort
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
PRIJS DER ADYER T E N T IE N
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
enkel woord over Gilead, eene
aanduiding slechts. Met Gilead zyn bedoeld
de stammen van het over Jordaanland, voor
namelijk Gad en half Manasse, wyl Ruben
alreede genoemd is. Zjj namen ganscheljjk
geen deel aan den strijd. Reeds de traagheid
van Ruben verdient groote afkeuring. En toch
Gilead staat nog by Ruben aehter. Want
Ruben peinsde nog, maar Gilead ontkende
eenvoudig dat Baraks daad hem aanging.
Immers hy woonde over den JordaanWat
kan hem dien strjjd daar in Efraim deeren
Het is immers geheel buiten hem. By Ruben
traagheid, bjj Gile»d ongevoeligheid, iets van
Kaïns woordben ik mijns broeders hoeder.
Meestal wordt traagheid door onverschilligheid
gevolgd. Op Gilead volgt Dan. Ook zyn ge
drag geeft aanleiding tot eene berisping.
Wat hier van Dan gezegd wordt, bevestigt
ons in de overtuiging, dat de verhuizing der
Danisten in Gap. 18 verhaald, reeds vóór De-
bora’s tjjd heeft plaats gehad. Hoe zou zy
toch Dan in het Zuiden noemen, terwijl zy
van Juda en Simeon zwijgt. Bovendien in
zjjn Zuidelijke woonplaats had Dan weinig of
niets van de kust bezeten en miste ook een
haven voor den handel. Maar in het Noorden
stond dit anders. Dan wierp zich, evenals
Zebulon, op de zeevaart en den handel met de
Zoo verstaat gjj ook de korte be-
Waarom bleett gjj toeven op de
schepen? Waarom dacht gjj enkel en alleen
aan den handel
’t Was ook bjj Israëls stammen reeds, als
bij de genoodigden in de gelijkenis. De een
had een akker gekocht, de ander eene vrouw
getrouwd, en allen eindigdenik bid U houd
my voor verontschuldigd. De zorgvuldigheden
van den handel deden Dan den strjjd voor het
erfdeel der vaderen vergeten.
Ook Aser woont aan den zeeoever, en aan
hare bochten, vooral aan de havens heeft hjj
zich vastgezet. En nu kunt gij het overige
wel denken Zjj zorgden voor zichzelf alleen,
en gevoelden zeer weinig van den ouderlingen
band der gemeenschap. Hy moet de kust tegen
den vijand veilig houden en kan zjjne haven
plaatsen niet verlaten.
Met blijdschap kan Debora van iets beters
gewagen ten aanzien van Zebulon en Naftali,
’t Is niet slechts buiten allen twjjfel, dat zy ge
streden hebben. Maar zjj streden met doods
verachting. Indien de Heere het eischte gaven
zjj gaarne hun leven als een offerande. Het
was hun een eere te lyden en te sterven voor
Jehovah’s land en volk. Op de hoogten des
velds, in de vlakte van Megiddo, daar veree-
nigden zich de tienduizend tegen Sisera’s
heirkraeht. Hun komt een woord van lof en
dank toe. Want toen zoovelen weifelden, en
in traagheid achterbleven, snelden zjj toe. De
Heere vergelde hun naar hunne werken.
Deze opsomming geeft ons een vrjj duidelyk
beeld van Israëls geestelijke en nationale ge
steldheid. Het gevoel van roeping om de er
fenis Gods te handhaven was zwak, en de band
wie weet, hoe velen het eveneens op hun ar
men hebben gedragen, maar zonder dat zjj zelf
eenigen zegen deelachtig zjjn geworden. Doch
en dit was het uitnemend voorrecht
Simeon zag by het licht van ’s Heeren woord
in dit kind Gods zaligheid, hy zag het Kind
zooals God zelf het zag. Dat is juis het won
dere vermogen des geloofs. Het laat zich niet
misleiden door uiterljjke vormen. Anders zou
de grijsaard zeker tot zich zelf gezegd hebben
het is onmogeljjk, dat een hulpeloos kind de
zaligheid zou zjjn. Maar nu aanvaardt hy,
wat God geeft en zooals Hy het geeft. Hjj
vraagt niet: zou het wel kunnen, wjjl hy weet,
dat hjj al de vragen, welke oprjjzen, niet be
hoeft te beantwoordenhy kan dit gerust
overlaten aan Hem, by Wien een rjjkdom der
kennis er der wjjsheid is. Het komt er dus
op aan of wy in ’t bezit van het oog des ge
loofs zjjn. Wij weten veel meer van de zalig
heid, dan Simeon toen, wy zien in den spiegel
des Evangelies den ganschen weg van de krib
af tot aan Golgotha, ja tot op den Olijfberg,
langs welken Hy gegaan is, van Wien het
gansche volk getuigde, dat Hjj een groot Pro
feet was, machtig in woorden en daden wij
beljjden, dat Hjj zich zelf ontledigd en in de
gestalte eens dienstknechts onder ons gewan
deld heeft, maar zien wy waarlijk in Hem den
eenigen Verlosser, strekken wy de handen
naar Hem uit, en hebben wjj Hem in de ar
men van ons geloof genomen.
Wat baat het ons anders, dat wjj bjj het
licht van ’s Heeren getuigenis wandelen, het
zal zelfs in den dag des oordeels tegen ons
getuigen. Het ontbreekt ons zoo vaak aan de
ware blijdschap, en dat komt, omdat het ge
loof nog niet helder is en ziet op Hem, in
wien alle schatten verborgen zjjn. Moet ge
er ook niet over klagen, dat ge zoo menigmaal
daar heen gaat zonder dat er eene vurige be
geerte is naar de gemeenschap met den Chris
tus, tengevolge waarvan ge geen lust gevoelt
Gods daden te roemen en Zijne deugden te
vertellen Ge nadert het eind uwer dagen,
de afstand tusschen u en den dood vermin
dert, en er is geen verlangen om ontbonden
te worden. Zou het niet beter zjjn, dat ge
in de stemming verkeerdet, welke Simeon
deed zeggen
Nu laat Gy, Heer uw knecht,
Naar ’t woord hem toegezegd
Thans henengaan in vrede.
Maar dit kan alleen, indien gjj ook zeggen
kunt met hem
Nu hjj uwe zaligheid
Zoolang door hem verbeid
Gezien heeft op zyn bede.
Zeeuwse