Oud Goud.
handelend, altjjd in rust. Vergaderende
n die
vreemdelingen op aarde zjjn, en dat onze
Kerk- en Schoolnieuws.
3, toen
hem
ligden,
oering
maar
i wor-
i geen
Igd.)
j door
jnood-
ware;
u een
m dit
teven
mdbf
onzen
oude
Wat zjjt Gij toch, mijn God? Wat, bid ik
U, indien niet de Heere God? Want wie is
Heere, dan de Heere, of wie is God buiten
^inghoeverre ze beter zijn moge straks blijken,
n en
wde
maar dreigen velen nu niet te stranden
i op een andere klip
Het is toch nog niet genoeg, dat men ter
kerk gaat en zich voor Gereformeerd uitgeeft
I en van de partij ismaar overigens zich niet
van de wereld onderscheidt. Een klein weinigje
nauwgezetheid in heel onzen handel en wandel
en ik
j was
hield
st, en
>uden
A W.
laniel,
lieve
t kan
ware
praak
tan te
i men
ideljjk
opdat
i over-
adden
ideren
i huis
ter zij
jen te
ivonds
n.
n, dat
leden
laten
i den
.Tach-
I lijkheid is in hoofdzaak vrijwel verdwenen,
I
of de
n ge-
hun
Wie zal mij geven te rustenjn U
Wie zal mjj geven, dat Gij komt in mijn
hart, en het vervult, opdat ik vergete mijne
ellenden, en ik U omhelze als mijn eenig goed
Wat zjjt Gij voor mij? Erbarm U mijner, dat
ik sprekeWat ben ik voor U, dat Gjj mij
beveelt lief te hebben, en indien ik het niet
doe, vertoornt Gy U over mij en dreigt met
groote ellenden. MynjJ’ellende zelf is toch al
niet klein, indien ik U niet liefheb! Wee mij!
Zeg mij door Uwe ontfermingen, Heere mijn
God, wat Gij zjjt voor mij. Zeg tot mijne ziele
Uw heil ben Ik
Ik zal achter deze stem aanloopen, en ik zal
U aangrijpen. Wil Uw aangezicht niet van
mij verbergen. Ik wil sterven, opdat ik leve
en Uw aangezicht zie. Eng is het huis mijner
ziele. Waar Gij tot haar komt, daar worde het
wijd gemaakt door U. Het is verwoest, herstel
het. Het heeft, wat Uwe oogen beleedigen, ik
belijd en weet het. Maar wie zal het reinigen
Of tot wien anders dan U zal ik roepen?
Reinig mij, Heere, van mijn verborgen zonden
en bewaar Uw knecht voor andere.
Ik geloof, daarom spreek ik, Heere Gjj weet
het. Heb ik niet voor U bekend mijn zonden,
mijn God, en Gij vergaaft de goddeloosheid
mijns harten? Niet in het gericht ga ik met
U, die de waarheid zjjt; en ik wil nietmjjzelf
misleiden, opdat mjjn ongerechtigheid belogen
worde door zichzelf. Derhalve ga ik niet met
U in het gericht, want indien Gij de ongerech
tigheden gadesloegt, Heere Heere, wie zal
bestaan Naar Augustinus.
Laman.
in de
rereld
sonde I
I mag er toch ook wel bjj. Als het waar is, dat
l we vreemdelingen op aarde zjjn, en dat onze
wandel in de hemelen is, dan moet de wereld
mooi f
Ik kel«k
toen maar aaQ
mid-
e, en
heb-
ristus
mei
Gods onderscheiden
e ge-
ehrif-
dienst des Woords aan eene kerkeljjke inrich
ting”.
Te Bussum is eene Chr. Geref. kerk op
gericht de kerkeraadsleden werden reeds door
ds. Jansen van Leiden bevestigd, terwjjl men
binnenkort zal overgaan tot het bouwen van
een kerkgebouw.
en ernstig le
vende kern. Maar we moeten ook nu weer
f de oogen niet dicht doen ge ontmoet toch
I soms menschen, waar ge verwonderd van op
ziet, dat ook zjj behooren tot het volk.
Hun kleeding is haute nouveauté”, hun
conversatie is luchthartigze zien er evenmin
tegenop onder kerktjjd in Gods vrjje natuur
rond te slenteren, als in de week een café
binnen te wippen en daar voor aller oog hun
bittertje te genieten.
Ik wensch niet te overdreven, en daarom
met nadruk herhaal ik, dat dit uitzonderingen
zjjn; maar God behoede ons er voor, dat dit
de eerste symptomen zjjn van een doorbrekende
ziekte.
Een vormeloos Christendom is duizendmaal
erger dan een vormelijk Christendom. Men kan
beter te nauw dan te los leven. Beide is niet
goed, maar het laatste brengt het eerst en het
meest oneere over ’s Heeren naam en verwoes
ting in de gemeente. Beter te vast gebonden
dan bandeloos.
Het schoonst is echter een Christelijk leven
in de rechte vormen, gericht naar ’s Heeren
woord en niet naar ons goeddunken, naar onze
lusten en meeningen.
Staat dan naar de vrjjheid, waarmede Christus
u vrijgemaakt heeft, roept de Apostel ons toe
Weest niet vormelijk, niet wettischmaar
ook niet vormeloos, niet onwettisch. Maar
weest vrjjEn van die vrjjheid wordt het
meest verstaan door hem, die zich vreemdeling
gevoelt, en als vreemdeling leeft hier op aarde,
doordat hjj innerlijk en uiterljjk leeft naar
Gods Woord en niet overeenkomstig de wereld.
Laat dat onze bede zjjn
Laat dat ons ideaal zjjn
Dan zullen we welgevormde Christenen we
zen, niet vormeljjk en niet vormeloos.
Laman.
Ik geloof, dat we het een zoo min'als het
I ander moeten doen'; noch bewierooken, noch
bespotten. We leven thans in andere tijden;
Eén ding is zeker, kaf is er altjjd onder het
I koren geweest, en er waren er ook toen bjj
I wie deze vormen Ran^ook alles warenwier
vroomheid alleen in deze vormelijkheid bestond,
omdat hun hart en"wandel verre van God en
I diensJgeboden afweken enhet hun aan de ware
I vreeze des Heeren ontbrak.
Ook valt fhefiniet te ontkennen, dat vele
I van deze inzettingen geheel willekeurig waren,
I volstrekt niet op GodsWoord gegrond, ja soms
I zelfs innerlijk er mede in strjjd.
En eindelijk verried deze levensopvatting bij
I vele oprechte kinderen Gods een wettische ge-
j stalte, voorkomende uit den geest der dienst-
baarheid wederom tot vreezehet 'raakt niet,
smaakt niet, en roert niet aan. Het kind was
el ten no® vee^ knecht en de knecht was nog te
jhrig. weinig kind. De vrees worstelde met de liefde
en had in vele opzichten vaak de overhand.
lelsde I mo£en verbloemen, ook al
I betreft het personen, die we hoogachten en
i liefhebben als kinderen Gods. De onvolmaakt-
k heden der heiligen zjjn vele en velerlei en
mogen nimmer vergoelijkt.
Toch moeten we niet uit het oog verliezen,
I dat achter deze vreeze en vormelijkheid bjj de
I oprechten de liefde zat. Men wilde zoo gaarne
I als Gods volk leven en zich van de wereld
men bedoelde het goed, al
f faalde men soms in de wijze.
Als men tussehen twee kwaden moest kie-
I zen, dan toch maar liever een Christendom,
dat wat vormeljjk, dan een ’t welk vormeloos
I is. Wanneer ge aan een Christen in het geheel
niet kunt bespeuren, dat hjj het is, dan ziet
I het er al zeer droevig uit. En zou voor dit
ienst euvel geen gevaar bestaan De vorme-
oeger
thans
omen
zijde
BEROEPEN
te Zwartsluisds. Elshove van Breukelen.
AANGENOMEN
naar Kapelle-Biezelingeds. Hummelen van
Langeslag.
BEVESTIGD
te Zwjjndrecht: ds. Hoek van Heinkenszand
door ds. Knoll van Zwjjndrecht
(Rom. 1238). Intreerede
2 Kron. 110.
Ds. C. J. Wessels, die 11 Jan. 1880 als
Candidaat te Dwingeloo in het ambt bevestigd
werd, herdacht j.l. Woensdag zjjne 25jarige
ambtsbediening in de Geref. kerk aldaar.
Ds. Feringa van Zaandam, benoemd tot
geestelijk verzorger aan het Sanatorium te Zeist,
werd door ds. Notten van Velp met een toe
passelijke toespraak tot dit dienstwerk ingeleid.
De Geref. kerk van Kralingen ontving
een gift van f 100die van Zwjjndrecht een
legaat van f 1000, en de chr. School aldaar
insgelijks f1000. De Ver. tot Chr. verzorging
van krankzinnigen in Zeeland ontving een
legaat van f400. Voor de nieuw te bouwen
pastorie der Geref. kerk te Zwartsluis werd
voor ongeveer f 2700 op de lijst geteekend.
Ds. O. Casemier, sinds 1901 pred. te 01-
dekerk (Gren.) heeft eervol ontslag aangevraagd
en gekregen.
Cand. J. D. Wielenga, ber. pred. te De
Leek, is, na peremptoir examen door de classis
Enumatil, toegelaten tot den dienst des Woords
en der Sacramenten in de Geref. kerken.
Heden avond hoopt ds. Bos van Dokkum
in de Bagjjnenkerk te Utrecht eene rede uit
te spreken in het belang der Theol. School.
Het zal „eene pleitrede” zjjn „voor de weten
schappelijke en practische [opleiding van den
onzen God? De hoogste, de beste, de mach
tigste, de almachtigste, de barmhartigste en
rechtvaardigste, de meest verborgene en meest
tegenwoordige, de schoonste en sterkste, stand
vastig en onbegrijpelijk, onveranderljjk en alles
veranderend. Nooit nieuw, nooit oud. Vernieu
wend alles, en aan de veroudering prijsgevend
de hoovaardigen, en zjj weten het niet, altijd
handelend, altjjd in rust. Vergaderende en
niets behoevend. Dragend en vervullend en
beschermend. Scheppend en onderhoudend en
volmakend. Zoekend, terwjjl U niets ontbreekt
Gjj hebt lief en brandt niet. Gjj ijvert en Gij
zjjt kalm. Het berouwt U en Gjj treurt niet.
Gij toornt en Gjj zjjt rustig. Gjj verandert Uw
werken en Gjj verandert niet Uw raad. Gij
neemt op, wat Gjj vindt, en toch hebt Ge nooit
verloren. Gij zyt niet behoeftig, en Gjj ver
heugt U in gewin. Gij zjjt nooit gierig en toch
eischt Gij woeker. Men geeft U overvloediger,
opdat Gjj verplichtingen krijgt, en wie heeft
iets, dat niet het Uwe is? Gjj geeft het ver
schuldigde terug, terwjjl Ge niets schuldig zjjt.
Gjj geeft het verschuldigde en verliest niets.
En wat hebben wjj nu gezegd, mjjn God,
mjjn leven, mjjn heilige vreugde Of wat zegt
men, als men over U spreekt En toch, wee
die genen, die van U zwjjgen, dewijl de stom
men rederjjk zjjn over U.
hoe meer het tijdstip nadert, waarvan de Schrift
ons zegt, dat satan zal wanen God te zijn en
in den tempel te zitten. Maar hoe ontzettend
de strjjd moge worden, de eindeljjke en vol-
komene zegepraal zal zjjn voor de belijders
Gods naar de Schriften. Moedig dan het vaan
del des Evangelies omhoog geheven. Tegen
over de revolutie het Evangelie. Als één man
de wacht betrokken bjj de bewaring van de
zuiverheid der aloude beginselen. Wjj moeten
ons opmaken om op die beproefde beginselen te
bljjven voortbouwen. God van den hemel alleen
kan het ons doen gelukken. Daarom, biddend
gestreden, en niet versaagd. De kiem heeft
zich ontwikkeldhet stekje had groeikracht
en is een boom gewordende boom heeft heer
lijke vruchten gedragen. Of was het niet
reeds bjj de planting van het stekje (dus in
de „geboorteacte") uitgesproken, dat, waar
onderwerping aan het Woord en de wet van
God gemist wordt, alles uitloopt op wanorde en
willekeur, op revolutie en reactie?
Vruchten.
Een van de schoonste vruchten is voorzeker,
dat wjj thans leven onder een christelijk mini
sterie. Mannen, die behooren tot het niet den
kend deel der natie, moeten nu de Kroon van
raad dienen. Zjj, die door velen veracht wor
den, omdat zjj gelooven in de waarheid en de
kracht van het eeuwigbljjvend Woord, zjjn
door God tot eer en aanzien gebracht. Man
nen, die de knie buigen voor den Koningder
Koningen, staan nu aan de rechterhand van
onze geliefde VorstinnQAls een andere Da
vid zjjn zjj klein en zwak van zichzelven, maar
staande in de wapenrusting' Gods zjjn zjj sterk,
wanneer zij ten strijde trekken tegen degenen,
die de slagorden des levenden Gods hoonen.
Voor de eere des Heeren Sebaöth komen zjj
op. Zjj schamen zich Zjjns niet in het gestoelte
der eere. En zy zjjn voor hunne zwaar
wichtige taak berekend. Met heldengestalten
moeten zjj het zwaard kruisen. De vjjanden
hebben hunne Goliaths ten strjjde uitgezonden.
Meer dan ooit te voren zjjn het thans de
„kopstukken", die aan de spits van het vjjan-
deljjke leger zjjn getreden. Met belangstelling
slaat het volk den strjjd van zulke zwaar ge
harnaste ridders gade. En als dan in ’s lands
Raadzaal, in kloeke en gespierde taal, eene
bezielende verdediging van onze beproefde be
ginselen gehoord wordt, dan klopt ons het
harte van dankbare vreugde. Daaraan zjjn
wjj ontwend Het Liberalisme, dat jarenlang
in ons vaderland den toon aangaf, wil op
de publieke erve niet van doen hebben met
dat Woord, dat wjj (ook op staatkundig ge
bied) erkennen, als een lamp voor den voet
en een licht op het pad. In het beste geval,
zooals door den psalmeerden Prof. v. d. Vlugt,
wordt het naar de binnenkamer verdrongen.
En het Socialisme Siddering grjjpt ons aan,
als wjj denken aan den tjjd der werkstaking,
toen zijne gewaande machtige arm het gansche
raderwerk der menscheljjke samenleving wilde
doen stilstaan. Zjjne lasterlijke taal van „des
lederen handschoen" ligt ons nog versch in
het geheugen. Zjjne grove spotternij, toen de
Christenen hun Paaschfeest vierdenAl zingt
men honderdmaal dat iemand, die dood is,
waarljjk is opgestaan, toch gebeurt zoo iets
nooit en is nooit gebeurd", vervult ons met
diepen weerzin. En eene advertentie, waarin
een echtpaar zjjn „welgemeenden Nieuwjaars
groet bjj den aanvang van 1905“ brengt „aan
allen, die trachten het zonder God Almachtig
hier op aarde naar behooren te vinden", mag
niet aan de vergetelheid worden prijsgegeven.
Neen, de leugen als zouden Christendom en
Socialisme best kunnen samengaan, als zouden
godsdienstige arbeiders zeer goed socialist kun
nen zjjn, mag geen wortel schieten. Wrange
vruchten zouden van dien boom geplukt wor
den. Ziende op die droeve en onrustbarende
verschijnselen, danken wjj er onzen God voor,
dat Hjj ons juist in dezen tjjd zoovele mannen
gaf, die ons volk voorlichten met het licht van
Zjjn Woord, dat Hjj ons geharnaste ridders
schonk, die, bezield met heldenmoed, in onze
Volksvertegenwoordiging onverschrokken op
komen voor de eere van des Heeren Naam. De
Heere gaf ons in dezen genade, en Hjj voegde
er eere aan toe. Groote dingen heeft aan ons
gedaan, Hjj die machtig is, en heilig is zjjn
naam. Het stekje werd een vruchtdragende boom!
Dat wjj het waardeeren en op prjjs stellen
Dat wjj er God voor danken, en niet ophouden
Hem te bidden om zjjnen vermenigvuldigen
zegen op al den arbeid, die ons, inzonderheid
dit jaar, op politiek gebied wachtGeve God,
dat er in den zomer van 1905 heerlijke vruch
ten geplukt worden van den verkiezingsarbeid,
en het Christelijke Ministerie aanbljjve, opdat
ook in het volgende vierjarige tjjdperk moge
voortgebouwd worden op den grondslag der
aloude, beproefde beginselen, wier kiem ge
legd werd in 1858
Axel.
Geboorte.
De Nederlander heeft inzage gekregen van
eene circulaire uit den jare 1852, die de kiem
gelegd heeft van de antirevolutionaire (Chris-
telyk-historische) partij, en waarin hare begin
selen op zoo kernachtige wijze worden aange
duid. Bedoelde circulaire - door De AM „eene
eboorteacte" genoemd bevat eene oproe
ping, onderteekend door de heeren F. van
I °£eud°rP, G. Groen van Prinsterer en JE.
Alackay, teneinde ook in ’s Gravenhage te
omen tot het oprichten eener Kiesvereeni-
ging, wier beginselen in nevensgaande arti
kelen zyn uitgedrukt
Dat de leer der Volkssouvereiniteit in strjjd
is met het gezag van Gods Woord, met het
getuigenis der Geschiedenis, en met alle ge-
I zonde begrippen van regt;
Dat de Souvereiniteit van het Huis van
ranje (gevolg der naauwe en innige verwant-
I schap tussehen het behoud van dat stamhuis
I en de vrjjheid en welvaart van ons volk) door
de Grondwet onder welke wjj leven, als met
der daad en van regtswege bestaande, in den
I Nederlandschen Staat gevonden, en voor het
vervolg aangenomen en bevestigd is
Dat Evangelie en Hervorming, waaraan van
oudsher Europa en vooral ook Nederland vrij
heid, bloei en welvaart dank weet, by de over
weging der belangen van land, gewest, of stad
met mag vergeten of ter zjjde worden gesteld
Dot waar onderwerping aan Gods Woord’
en Wet gemist wordt, alle belofte omtrent
naleving en ontwikkeling van de Grondwet,
zoowel als omtrent behoud en vooruitgang, in
wanorde of willekeur, in Revolutie of Reactie,
te niet gaat
Dat dien ten gevolge by de keuze behoort
te worden gelet, eensdeels, zonder uitsluiting
van eenige Godsdienstige gezindheid, op goeden
naam, kunde en ondervinding, bekendheid met
de zedeljjke en stoffelijke aangelegenheden
des lands, der provincie of der stad anderdeels,
op bovengemelde panden en waarborgen van
I Nederlandsch nationaal behoud.
Aan deze beginselen „is die partij getrouw
gebleven tot op den huidigen dag."
Groeikracht.
I Door vast te houden aan deze beginselen,
I bezat die partij groeikracht. De kiem heeft
I zich heerljjk ontwikkeld. Het stekje is lang
zamerhand tot een boom geworden. Een boom
die van lieverlede zjjne takken wjjd en zyd
ging uitspreiden, en aldoor grootere en rijpere
1 vruchten voortbracht. En op de vraagVan
waar die groeikracht is er slechts één ant
woord mogelijk. Waarlijk, het kwam niet door
I de onderlinge liefde en eensgezindheid van de
partjjgenooten. Niet door de macht van het
geld, of de gaven van verstand. Niet doordat
het stekje in zijn opgroeien van schuddingen
en woelingen, van stormen en orkanen is be
vrijd gebleven. Neen,, het kwam eenig en al
leen daardoor, dat deze boom, die party, ge
plant was in den vruchtbaren bodem van Gods
Woord. Uit dit Woord zjjne levenssappen op
trekkend, moest die boom wel welig groeien
en heerlijke vruchten voortbrengen. Geplant
in zulk een vruchtbaren bodem kan hy wèl
hevig geschud, maar niet ontworteld worden.
De stormen hebben niet anders uitgewerkt,
dan een dieper inslaan van de wortelen. Na’
den storm hief hjj weer fier den kruin om
hoog want, wat ook wisselde of bezweek, welke
stelsels, ook op- en ondergingen alleen het
Woord van God kan de stormen trotseeren het
bleef, en het zal bljjven tot in eeuwigheid.
1852 tot 1905! Van hoevele veranderingen
is die halve eeuw de stille getuige geweest!
Hoeveel zag zy worden en verdwijnenMaar
wat zjj ook zag veranderen, niet het Woord
des Heeren. Door geen stelsels, van welken
aard ook, liet het zich verdringen. Ten spijt
van de machtige vijandelijke heirscharen, trad
het telkens zegevierend uit den kamp te voor
schijn. „De religieuse macht blijft bestaan, en
zal telkens terugkeeren. De christelijke reli
gie, hoe dikwjjls ook ondergedompeld zóó, dat
men meende, dat zy machteloos en krachte
loos was geworden, verhief zich telkens weer
met al de oude kracht," zoo verklaarde onlangs
onze minister in de Tweede Kamer. Niet op
wat zij gedaan hebben en doen, maar op dat
verschijnsel was en is dan ook de hoop der
Christen Staatslieden gebouwd. De macht der
vjjanden wies in den loop der jaren. Hun
woede werd steeds heftiger, hun woelen zelfs
„misdadig." Duidelijk bleek, dat de strijdleuze
werd, voor of tegen den Christus. En in steeds
klnnmender mate zal dat aanschouwd worden,
dit toch niet alleen kunnen zien aan het ker
en politiek kleed, dat we ons omhangen,
al onze manieren en gedragingen.
Onlangs maakte een ongeloovig, doch ernstig
man de opmerking, dat de Gereformeerden
van nu en een vjjftig jaar terug zooveel ver
schillen. Er kan nu zooveel by door, wat vroe
ger er niet door kon.
In deze klacht was groote overdry ving. Gode
zjj dank, is er onder ons Christenvolk een
J degelijke, Godvreezende, vroom
ndags
kerke
ichtig
voord
zalig-
r.
i?
2 aai
1 niet
ichen,
aldus f
vrees