KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Littooij. J. P. Tazelaab. irrechte wjj we thans in Bouma. (Wordt vervolgd.) Ie recht de ant ehen a tkundij zjj zell ti-god: eeuwei ■en pre- ire leer- n zjj, d( anool idereeu aan de zjj van De Geref. Zendingsver. Marcus 16 vs. 15b staande onder toezicht van den Raad der Geref. Kerk A te Axel, hield ook dit jaar eene open bare Vergadering. Woensdagavond trad in het gebouw van Kerk A voor dat doel op Kerk- en Schoolnieuws. TWEETAL te Berlikumcand. Hey (hulpprediker bij ds. van Andel te Gorinchem) en ds. Schweitzer van Buiksloot. waarop en de voorge- aar” - genade feu wat ddeu en rijd, en Ischap.” ing zelf maken, Igenden aanving enoineil de go. en moe- ZÜ niet eidenei iun be- st leven et met r buiten n mate- et als dt róór der ons ge >on ds m, naai ruit, eheilig vatis® n. ’tl Vlug, r of me t eerste riste. ie meet JTOOIJ. haren man geld voor de huishouding had ontvangen, waarvan zjj begreep, dat dit door die vrienden voor hen bijeengebracht was. Want geheel zonder geld hadden zjj Kouden- burg verlaten, en geljjk wjj te voren reeds meedeelde het Israëlitisch Kerkbestuur al daar had zelfs de laatste halve maand tracte- ment niet willen uitbetalen, omdat hjj zoo opeens ontslag had genomen. Daarenboven kwamen dien voormiddag ook eenige bestellin gen voor sigaren inwant Ds. Volzeling had b(j zijne vrienden bekend gemaakt, dat Rabbi Samuël te Ystad gearriveerd was en dat hjj vooreerst door dien handel zou trachten in zijn onderhoud te voorzien. Dit een en ander had haar wel eenigzins in een andere in betere stemming gebracht. Zjj ging zelfs zóóver, dat zij zeide„Die Christen- vrienden hier, zijn beter dan alle Koudenburg- sche Joden.” Intusschen brak de namiddag aan, en Rabbi Samuël zag al ongeduldig op zijn horloge, en tuurde door de ramen of hij Ds. Volzeling nog niet zag aankomen. Eindelijk ja, er werd gescheld, en Ds. Volzeling kwam boven. Door zijne hartelijke vriendelijkheid en zijn innemend uiterlijk wist hij deze vrouw voor zich te winnen en toen hjj hare kinderen, als „Ztew kinderen” aansprak, was daardoor hare Brouwershavin, 14 December 1904. Werd door den WelEerw. ds. Horjus, pred. der Geref. Kerk alhier dezen zomer eenige pogingen gedaan tot het plaatsen van een orgel in de kerk, door het inzamelen van gelden aan huis, thans is Z.WelEerw. werkzaam, sedert een paar weken, als directeur eener zangver- eeniging, hoofdzakelijk tot het bevorderen der kerkzang. Het gaat met flink succes, de Ver- eeniging telt reeds 40 leden. In een kerk te Haarlem wordt een docu ment bewaard, waarin vermeld wordt hoe in den jare 1625 een zekere Hans Zink het hart verheffend baantje bekleedde om een scherp toeziend oog te houden op degenen, die in de kerk sliepen, en hen wakker te schudden. Niet minder dan twintig jaren lang nam Hans zijne betrekking waar. De natuur was evenwel ook bij Hans sterker dan de leereindelijk ging hjj zelf „een uiltje knappen” onder den dienst en werd ontslagen. Zou in onzen tijd dat ambt niet in eere moeten hersteld worden? Is het op sommige plaatsen niet schandelijk? Men moet komen om naarstig het Woord te Imoren, en zijn er niet die zich gemakkelijk neervleien om rustig te slapen Hoe wei nig is voor zulke slapers het Woord Gods eene kracht tot zaligheid 1 Hoe oneerbiedig tegen over den Koning der Kerk Hoe moedbene- mend en geestdoodend voor den Dienaar des Woords m zijne vóór de hun zou id voor- iw zijne >u doen lijkbaar, ins met den van Br huis- er niets Door het gloeiende zand en over scherpe steenen. Hoe zal die rug er hebben uitgezienHeel de tocht was één lange, bange foltering, één felle pijniging van zichzelven. Zoo kwam hij eindelijk, na vele weken in de heilige stad aan. Uitgeput, bloedende uit vele wonden. Meer dood dan levend. Maar ook deze afgrijselijke kwelling bracht hem geen heil. Ziedaar lezer, de worsteling van een heiden, om vrede te verkrijgen voor zijn onrust gemoed. Als gij deze dingen verneemt, gevoelt gij u dan niet diep beschaamd bij de gedachte aan den heiligen ernst, die het hart van deze arme Hindoe vervulde? Hoe velen onder ons zitten in doodelijke rust neer, of gaan in lauwheid en onverschilligheid voort. En dit niettegen staande door de bazuin des Evangelies voort durend hun wordt toegeroepen„Bekeert u en gelooft het Evangelie Indien het zoo nog is bij u lezer, mocht dan de bange zielsworsteling van dezen heiden zóó machtigen indruk op u maken, dat gij van nu aan eens diep en ernstig over het heil uwer ziele bekommerd wierdt. Wie deze dingen met De Openbare School in het gedrang. Kbijn. Het is een lust om te leven, want er is overal strijd. Naar ik meen heeft Von Hutten dit eens gezegd en het komt mij voor, dat hij, als hij thans leefde, zich in dienzelfden zin zou uitlaten. Louw. Dit kon wel. Voor hen, die van strijd houden, is het een goede tijd. Doch er zijn ook anderen die naar vrede uitzien. Kbijn. Een christen behoort vreedzaam te zjjn, vrede lief te hebben, en zooveel mogelijk vrede te houden met alle menschen. Maar hjj zal eveneens een eerlijken strijd boven een valschen vrede kiezen. Louw. Zou ieder edel mensch dit niet doen Ik geloof het. Doch er zjjn ook nog anderen, voor wie deze tijd moeielijk is. Kbijn. Op wie hebt ge het oog? In een wereld als de onze is strijd nu eenmaal de polsslag van het leven, en daarom is ieder geroepen om er met eerlijke wapens aan deel te nemen. Louw. Dit spreek ik niet tegen. Maar hebt gij in ’t geheel niet te doen met de zwakke karakters, die soms binnen enkele uren van den eenen naar den anderen kant vallen. In Door de Predikanten-Geheel-Onthouders- Vereeniging (voorzitter dr.Slotemaker de Bruine) is aan alle Kerkeraden een circulaire gezonden, waarin de aandacht gevestigd wordt „op een zaak van groot belang voor het kerkelijk, zede lijk en geestelijk leven der gemeenten”, in ver band met „de pas in werking getreden drank wet.” Oorspronkelijk had de regeering voor gesteld om den verkoop van sterken drank in een vergunning-localiteit des Zondags te staken tot 2 ure na den middag. De regeering nam evenwel dit voorstel terug, en liet deze zaak over aan de gemeenteraden, die nu bevoegd zijn (art. 7) voor den Zondag eene bijzondere rege ling te maken. De vereeniging komt nu tot de Kerkeraden met het verzoek om in dezen „wel-uitvoerbare voorstellen” bij hun gemeen teraad in te dienen. Meerdere heiliging van den dag des Heeren, en meerdere beteugeling van eene roepende volkszonde wie durft zeggen dat het niet schreiend noodig is Zul len wij dan niet alles doen, wat ook in dezen onze hand vindt te doen Iedere gelegenheid tot verbetering moeten wij dankbaar aanvaar den helpt het niet dan hebben wij toch onze consciëntie ontlast 1 risteljji n, latei izelven, in daar- e Hen bet spel jricalei le hani eil voor i achten le Hen n Chris- venster- :er zjj di 4 leert en ouii. de Jf Kerk ior. Uit het con- volgen, dat de e IW Vrijdagavond werd in de consistoriekamer der Geref. Kerk te Krabbendjjke eene Jonge- dochters Vor. opgericht, onder den naam Dor cas.” Eene dochter van den emeritus-predikant ds. de Koning trad als presidente op. Men is voornemens het Zuider-Zendings- feest het volgend jaar te doen houden in de maand Juli en wel in het Mastbosch te Gin- neken. Wat een hindoeknaap deed. Karak Sing was een hindoeknaap. Zoon van een dorpshoofd. Slechts éen wensch leefde voor hem in ’t hart zijns vadersdat zijn zoon toch een ernstig, godsdienstig en flink jongeling mocht worden. Helaas, bij menig Christenouder is dit de grootste begeerte huns harten voor hun kinderen niet. Karak ging steeds met zijn vader naar den tempel. Diepe indrukken van zonde pijnigden al vroeg zijn ziel. Voorspoedig groeide hij op en met zijne jaren vermeerderde ook de ernst. Bij menig jongeling en bij menige jongedochter van Christeljjken huize wordt op jammerlijke wijze juist het tegendeel gezien Karak gevoelde zich diep schuldig en wenschte vurig van de zonde te worden verlost. Hij ge voelde zich een zondaar en begeerde een heilige te worden. Heiligen waren volgens het besef der Hin doo’s zij, die door zware boetedoeningen zich zelven de gemeenschap met God verwierven. Al het mogelijke beproefde hij, om van het drukkend gevoel zijner zonde te worden bevrijd. Maar wat hij ook deed, alles stelde hem teleur. Hij bleef dezelfde. De looden last werd van zjjn hart niet afgewenteld. Nog één ding zou hij beproeven. Een voornaam middel, om van de zonden te worden bevrijd, was het bezoeken van een der heilige steden. Karak nam zich nu voor, dit ook te doen. En hjj deed het op gansch bijzondere wijze. Niet te voet, noch te paard. Neen. Hjj legde zich op den rug en schoof zoo, met armen en beenen zich duwend, langzaam voort. In die moeilijke en pijnlijke jjke in- houding heeft hjj den langen weg afgelegd. e Kerk oeest te nd er, zj moederlijke trots niet weinig gestreeld. Dit bezoek van Ds. Volzeling had tengevolge, dat nu ook de vrouw van Rabbi Samuël een bezoek aan mevrouw Volzeling bracht, waar zij vriendelijk werd ontvangen. Door dit een en ander scheen het wel, dat hare vijandschap gebroken was, en zelfs werd de stille hoop gekoesterd, dat zij weldra uit volle overtuiging ook het Jodendom zou verlaten. Maar helaas, deze toenadering bleek slechts gehuicheld te zijn. Wie kent ten volle de arglistigheid en de boosheid van het menschelijk hartEn vooral, wie kent de arglistigheid van het hart der Joden, althans wanneer het er op aankomt den Christus te belijden Wij kunnen niet van eiken dag de gesprekken beschrijven, die tusschen Rabbi Samuël en zjjne vrouw gevoerd werden. Evenmin kunnen en willen we ook al de woordenwisselingen weer geven, die tengevolge van zjjn vrijmoedig belijden van zijn geloof in den Messias ont stonden. Wij achten dit ook minder noodig. Alleen eenige bizonderheden daaromtrent deelen we mee. den waan van allen te behagen maken zij hun eigen gebreken openbaar. Kbijn. Ofschoon ik weet, dat wjj medelijden moeten hebben met zwakken,'toch bezorgen deze soort lieden mjj ook wel eens stof om te lachen. Ik gun hun echter niets kwaads, en ik mag lijden, dat zij hunne zwakte te boven komen. Louw. Ik help het u wenschen, want het is beklagenswaard, wanneer een man vreest, dat hij zich aan koud water zal branden. Doch ik ben denkelijk door mijne opmerking de oorzaak geweest, dat ge nog niet gezegd hebt, wat u op de tong brandde. Kbijn. Het kan wel, en daarom zal ik het nu maar ineens doen. Ik heb tegenwoordig zooveel schik, omdat er zoovele vergaderingen gehouden worden, waarin men het goed recht van de openbare school bepleit. Louw. Hoe is ’t mogelijk Daar meent ge natuurlijk niets van. Ik heb tot dusver ten minste nog nooit iets in je ontdekt, dat my deed vermoeden, dat er in joh eenige liefde tot de openbare school was. Kbijn. Ge zoudt ook lang by me moeten zoeken, eer ge zoo iets vondt. Gaarne k«m ik er voor uit, dat zjj niet al te hoog by me aan geschreven staat. Zelfs is het my bezwaarlijk te gelooven, dat er velen zjjn, die haar oprecht liefhebben. Louw. Wat ge nu zegt, bevreemdt my niet. Daarvoor meende ik je te kennen. Doch des te benieuwd hebt ge my gemaakt om te verne men, wat de oorzaak van uwe vrooljjkheid mag zyn. Kbijn. Begrijpt ge dat niet Het is anders zoo klaar als water. Jaren lang is er van onze zyde op aangedrongen, dat men eene plaats zou aanwyzen, waar de bijzondere school zou kunnen groeien en bloeien, maar men had daar geen ooren voor. Louw. Dat was ook natuurlijk. Jullui hebt ook zulke aparte begrippen. Waarom mochten de kinderen niet alle zitten op de banken van een en dezelfde school. Hoe schoon zou dit geweest zyn. Maar dat ideaal stond voor be krompen geesten te hoog. Kbijn. Het valt me tegen. Ik dacht heusch, dat ge wel iets geleerd zoudt hebben, maar gij redeneert, alsof ge minstens twintig jaar uitlandig zyt geweest. Doch ik ben op dit oogenblik niet gestemd om de jammerklachten over onze onnoozelheid aan te hooren. Ik wil :e eens vertellen, warrom ik my over die ver gadering verblijd. Louw. Nou, dat wil ik je niet beletten, maar je moet niet denken, dat ik my stil houd, als ge u veroorlooft iets ten nadeele van de open bare school te zeggen. Kbijn. Nog altjjd diezelfde hoogheid. Doch ik ben niet van plan je te prikkelen. Vindt ge het ook niet vermakelyk, dat men nu zoo veel leven maakt, terwijl die school naar men beweert zoo deugdelijk is en de liefde van het volk heeft. Louw. Ge moogt er mee spotten, maar gij weet toch ook wel, wat de toeleg is. Dit mi nisterie wil de bijzondere school sterk maken en de openbare verzwakken. Kbijn. Misschien bedoelt ge het wel goed, maar ge zegt het niet zoo duidelijk Daar zyn twee soorten van scholen, en nu heeft de over heid tot dusver de bizondere zeer stiefmoeder lijk behandelt, en de andere uit ruime beurs onderhouden. Thans echter wil de regeering de eerste wel nog niet volkomen maar toch meer op voet van gelijkheid behandelen. Louw. Daardoor toch zal de bizondere veel sterker worden en de openbare zwakker. Kbijn. Ik zal het niet ontkennen, miar in dien dit waar is, dan schijnt de liefde tot die school niet zoo heel groot te zyn. Als zij het verliest by eerlyke concurrentie, dan weet ik, wat ik oordeelen moet over al die groote woorden. Louw. Dat is uwe zaak. Maar instede van te lachen om den ijver, welke de voorstanders van de school aan den dag leggen, moest gjj *hen pryzen, want het is toch goed, als iemand strijdt voor wat hjj liefheeft, Kbijn. Natuurlijk. Daarover zal ik hen ook niet laken. Maar kwalyk nemen moet ge het niet, wanneer ik er sehik in heb, dat zy op hunne beurt nu ook eens de handen uit de mouw moeten steken, en daarbij denk ik nog hunne school komt in ’t gedrang. En ik zou onwaar zyn, als ik zeide, dat dit my speet. Louw. Ik had zin om je eens geducht te kapittelen, maar dit zou te lang duren, en ik heb maar weinig tjjd. Kbijn. Ge moogt anders hoorDoch ge zoudt er de openbare school geen dienst mede bewijzen. sche revolutionairen volgt. Hoe meer dus de Bronsveldianenl deze; partij, direct of indirect, helpen, hoe eer zy met ondank op geduchte wyze zal worden beloond; ja, hoe eer zy hare vele privilegiën zal moeten missen en zal moeten leeren dat zal het goede er in zyn op eigen beenen te s!aan en te gaan. Hetgeen deze Hervormdenvan dr. Kuy- per vreezen, zullen zjj van en door die bond- genooten-in-de-verte krjjgen. Naarmate zij ze helpen en mee zagen aan den boom waarin zij zitten, wordt die tyd ver haast. Zou het Fransche, waarschuwende voor beeld hen ook ontnuchteren te Biezelingeds. Hummelen van Langeslag en ds. Heersink van Baambrugge. BEROEPEN te Opeinde-Njjegadhr. van Hulsteyn, cand. Theol. Seh. te Groningen (A): ds. Buurman van Amstelveen, te Delfzylds. Wisse van Leiden. telBerlikum ds. Schweitzer van Buiksloot. AANGENOMEN naar Hijlaarddhr. Steffens, cand. V. U. BEDANKT: voor MoordrechtOosterzeeNieuwveen en Reeuwyk c. a.Cand. Steffens. Ds. Rispens van Suawoude werd jl. Zondag tot zyn dienstwerk te Enter ingeleid door ds. Bax van Holten, die tot tekst had Ef. 4 11, 12. Ds. R. verbond zich aan zjjne nieuwe ge meente met de woorden uit Hand. 8 35. Het uit andere bladen overgenomen be richt als zou ds. Hessels van Zwolle van plan zjjn eervol emeritaat aan te vragen, wordt thans weer tegengesproken. Ds. E. J. de Groot, rustend predikant te Apeldoorn, is bereid desgevraagd op te treden in den dienst des Woords. Te Oudendijk (’t Bildt) wordt reeds sedert negen maanden te vergeefs naar het verkrjjgen van een onderwijzer aan de Chr. school uit gezien. De berichtgever slaakt de klacht„Zoo schaarseh is, helaashet personeel.” ernst verneemt, zal niet alleen diep beschaamd zjjn, maar ook tot ootmoedige dankerkentenis zich gedrongen gevoelen. Voor velen heeft het Christendom de fletse verouderde kleur der gewoonte gekregen. Een tooneel als ons in de kwelling en pijniging van Karak voor oogen staat, kan onder den zegen des Heeren een verwakkerenden invloed hebben op ons hart. Geen beter middel, om weer tot helder besef te komen, van wat God ons schonk in zjjn woord en in de bediening van de middelen der genade, dan nu en dan eens in aanraking te worden gebracht met de heidenwereld in haar schrei en den nood en diepe ellende. Ziedaar dien Hindoe, worstelend met den angst en de vreeze van zjjn hart; overal zoekende naar vrede, maar dien nergens vindend. Want hjj kent den lieflijken naam niet van Hem, die ot zjjn benauwde jongeren sprak„Vrede zjj ulieden.” Die naam is ons reeds lang bekend gemaakt. Het heil des Heeren is ons nabij gebracht. Maar helaas, veler hart is van het heil in Christus zeer verre. Eindeljjk, wie deze dingen met ernst ver neemt, gevoelt zich krachtig tot bidden opge wekt. Hjj zal ootmoedig smeeken, of de Heere toch den arbeid der Zending door rijke zege ningen Zjjner genade voorspoedig maken mocht. Zjj het met steeds meerderen aandrang de bede van ons hart, dat het licht des Heils in den duisteren nacht des Heidendoms helder mocht stralen, opdat de afgoden vallen mogen voor de macht van ’s Heeren Woord en voor de kracht van Zjjnen Geest. Dat zjj in stukken vallen mochten tegen den grond, geljjk Dagon viel in zjjn tempel voor de arke des Heeren, des Gods van Israël. Opdat velen, die tot nu toe in den dienst der afgoden jammerljjk be drogen en misleid werden, tot erkentenis mogen komen van den onnaspeurljjken rjjkdom der genade Gods in Jezus Christus. Opdat vele arme worstelaars, tot nu toe vergeefs naar vrede zoekende, mochten komen tot Golgotha’s kruis, waar de last van de zonde en schuld wordt afgewenteld, en een verloren zondaar met God en met zichzelven verzoend wordt door het dierbaar bloed ven Christus, dat van alle zonden reinigt.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1904 | | pagina 3