KERK, BELIJDENIS, ZENDING. UIT HET LEVEN. ind tot het karakter het Tt dit kwaad nog mogelijk Littooij. :hap, rmee hans ti de aren IrooveJ iking.l st oog. revolut beke ordena Italië j joon dg; Ie. 8ii tehad,( deze oi ;oo zou ap tot ld zou vallen is de lijker, is. og te rwaan teren, ebben tiek reeds aantoont, dat het aantal geboorten in onze stad in de laatste jaren met snelheid is gedaald. Het zedelijk vergif, met zoo kwistige hand verspreid, heeft dus zijne schrikkelijke werking niet gemist. Met dank aan God mag nu worden vermeld, dat door zijne genade ook buiten de kringen, waarbinnen de eisch om naar Zijn Woord te leven gehandhaafd wordt, het zedelijk besef, om zulke praktjjken tegen te staan, is ge prikkeld geworden. Moge stuiting van blijken mder. en, en deljjk •rden. s met niet fstad ager, i had hen geen rouw s ThJ ,t plaat teekeni gelede jeopeut treden! plante iiikeljjl g wedt identa; idinnei •dig. hoe 4 nogi rsbeslc eds da rerd 4 de gf 149 w< loch J vas bei' n over ontzag, t Zijne ite aat aamge beves- tor var ink- en over m dea s op t ter be- sologie onder- nu toi onder- r. Dit ren en Woord de nog istelen beden, erheug >k dat k in t rd uit; 3r deh- Ook h aan wijze, nen. J opzit!- e de T' n zm st wa» (Wordt vervolgd.) te vinden, en was er eenigen voorraad sigaren in kistjes aanwezig, doch dit scheen haar te gering toe, om daarmee «veel geld” te ver dienen en om «veel geld” wij weten dit reeds was het haar eigenlijk te doen. Zij liet dan ook duidelijk blijken, dat zij teleur gesteld was, en gaf zelfs ook duidelijk hare vrees te kennen, misleid te zijn. Zoolang echter de heer de Jager nog aanwezig was, zeide zij er niet zooveel van, maar toen deze vertrokken was begon zjj hierover met haren man te spreken. Toen verweet zij hem, dat hy haar had misleid, en sprak tevens ook uit, dat zy nu begon te gelooven, dat wat men te Koudenburg had gefluisterd, nameljjk «dat hy een afvallige wilde worden”, hier wel hardop mocht worden gezegd. H(j daarentegen bleef kalm en sprak: «Alles wat ge mij gevraagd hebt, heb ik naar waarheid beantwoord, en waar ge mij niet naar vraagdet, daarover heb ik nooit gesproken. En wat betreft dat «afvallig worden” ik verzeker U dat ik van het geloof van Abraham en Izaak en Jacob en Mozes niet afvallig geworden ben, en ook nooit hoop afvallig te worden. Doch het is nog niet hetzelfde, wat men onder dat geloof onzer vaderen verstaat. «Daarenboven” zoo ging hjj voort «ge weet hoe laag en gemeen de Joden te Koudenburg zich jegens ons be toonden. Hier heb ik onder de Christenen Diakonale Conferentie. Het is reeds lang geleden, sedert de laatste I Classikale diakonale conferentie te Vlissingen gehouden is. Allerlei oorzaken zijn er geweest, I waarom eerst nu te Serooskerke weer eene der gelijke samenkomst gehouden zal worden. Wij willen slechts eene enkele noemen. Niet om iets ten nadeele van onze diakenen te zeggen. I Wij zijn er van overtuigd, dat zij met ijver en beleid hunne taak behartigen. Wie ook maar eenigermate weet, welk een arbeid zij geheel belangeloos verrichten, zal hun een woord van dank niet onthouden. Nochtans meenen wij, zou de noodzakelijkheid van zulk eene verga- I dering dieper gevoeld worden, als onze diakenen I en al de leden onzer gemeenten meer indach ten de wanverhoudingen, die langs wetteljjken weg moeten verwijderd worden, en de bepaalde nooden, welke voor rekening van diakonale zorg blijven zullen. Dit zou wel geen dade lijke vrucht hebben, maar het zou den gezichts kring verhelderen, en het eigenlijke terrein afbakenen. Het zou ons nopen, om ons meer rekenschap te geven van wat het diakonaatis en wat het eischt, en daardoor zou het met meer vasten tred zijn weg bewandelen. Er zou eene leidende gedachte zijn, waarnaar elk voor komend geval beoordeeld kon worden. Nu heerscht er nog vaak een zware nevel, waar door wij niet onderscheiden kunnen. Het ter rein der barmhartigheid zal kleiner worden, wanneer het recht meer geeerbiedigd wordt en tot verwezenlijking komt. Nooden zijn er nu, waarin dat mededoogen tracht te voorzien, maar die weggenomen kunnen en moeten worden door het recht. Daarom moeten onze diakenen er naar staan om in te denken, wat deze tyd van hen vraagt. Bovendien is dit noodig met het oog op de nieuwe regeling van armenzorg, welke velen in den lande van de regeering vragen en ver wachten. Gelijk er eenerzijds een drang is naar oplossing van de sociale kwestie, zoo is er anderzijds een toenemende arbeid der philan- tropie. Over het woord wil ik het niet hebben Vreemd is het en blijft het, ook dat men het, voor zulk eene zaak bezigt, want er is geen enkele reden tegen om er goed Nederlandsch voor te bezigen. Doch het is nu eenmaal al gemeen in gebruik en er is weinig kans, dat het weggenomnn wordt. Op zich zelf is het natuurlijk verblijdend, dat de men chlievend- heid hoe langer zoo meer tot eere komt. Zy strekt de reddende hand uit tot dronkaards en landloopers, tot gevallen vrouwen en allerlei ellendigen. Hoevele stichtingen heeft zy niet reeds in ’t leven geroepen en zij blijft daarvoor zorgen. Naarmate zjj echter hare hand al verder uitstrekt, naarmate zy ijveriger werkt, naar die mate wordt het voor onze diakenen ernstiger de roeping om zich helderder bewust te worden van het onderscheid, dat er tusschen de christelijke barmhartigheid, welke de ge meente door hen oefent, en die algemeene menschenliefde bestaat, en daardoor zal de in stelling des te meer waarde verkrijgen. Ik ontken volstrekt het gewicht niet van de vragen, welke op de conferentie te Serooskerke ter tafel komen en ik geloof zelfs, dat het nog niet zoo gemakkelijk is om er een juist ant woord op te geven, en de broederen diakenen, zullen een goed werk verrichten, wanneer zij tot eenstemmige besluiten komen, maar ik hoop, en daarvoor is wel grond, dat ds. Ingwer- zen eens de vragen aan de orde stelt, die de heele werkelijkheid van onze dagen in een helder licht plaatsen. Anders loopt zulk eene vergadering gevaar zich enkel te bepalen tot dingen, waarover reeds zoo menigmaal gere deneerd is, en zonder dat men verder komt. Het resultaat daarvan is, dat het samenzijn niet verheft, en het verlangen naar conferen- tiën afneemt. Gaarne wensch ik, dat de a.s. conferentie een gezegenden dag moge hebben, en dat onze diakenen door onderlinge beraadslaging tot nieuwen ijver mogen ontwaken en met frisschen moed hunnen moeilijken en teederen arbeid kunnen voortzetten. De Hoogepriester onzer belijdenis wone rijkelijk in hun midden. Bouma. is deze School een machtig instrument geweest tot versterking der gemeente. Moge deze ge denkdag door Gods zegen medewerken tot opbouw der School en door haar van de Kerken Spreker heeft 15 Juni een feestrede gehouden en daarin een terugblik geworpen op de ge schiedenis der School.Thans wil hy dit niet herhalen. In aansluiting aan dat feestwoord, zal h(j nu spreken over hetgeen kenmerkend is voor deze School der opleiding, en kiest tot onderwerp het formulier der onderteekening voor de pro fessoren in de theologie, en gaat de aandacht vestigen op den grond slag, het standpunt, het doel en het karakter daardoor aangewezen. Veel is over dit formulier geschreven. Spr. zal echter geen alzijdige bespreking leveren. Hij wil slechts de blijvende beteekenis ervan aantoonen. Voor alle Kerken en Scholen is het van groot belang zich telkens weer opnieuw in te denken in de verbindingsacte der die naren van Kerk en School. Vooral voor onze Kerken is dit van belang. In 1896 is door de Synode een commissie benoemd om te onder zoeken, of dit formulier ook door de theolo gische professoren der Vrije Univ. moet worden geteekend. In de acta van de Synode van 1899 is het rapport over deze vraag opgenomen, maar noch toen, noch in 1902 is de zaak be sproken. Ook dat is een der oorzaken, waarom we nog twee opleidingen hebben. Alle ver schillen moeten worden gekend. Dan kan uit de eenheid getracht worden om de verschillen weg te nemen. Voor één opleiding «s absoluut noodig dat de Scholen op denzelfden grondslag staan en arbeiden en daarom dezelfde verbindings acte aanvaarden. Door dit formulier namen en nemen de Geref. Kerken positie tegenover alle Kerken en Scholen, waarin bij- en ongeloof den toon aangeven. Mede door de bevestiging van dit formulier heeft de Theol. School haar vastheid mogen bewaren. Zullen we nu dit pand be waren of vervangen door een nndere verbin dingsacte? Voor het behoud ervan wil spr. pleiten. Over den oorsprong van dit formulier slechts enkele woorden. Toen in 1575 een Geref. Hoo- geschool te Leiden was opgerieht, hebben de Kerken dankbaar de opleiding aan haar toe vertrouwd. De Hoogeschool genoot zulk een vertrouwen, dat de Synode van Dordrecht in in 1578 bepaalde, dat de eandidaten, die hun opleiding te Leiden ontvangen hadden, niet opnieuw in de leer zouden worden geëxami neerd. Maar reeds in 1579 dringen de Kerken op zeggingschap aan. De onrust, veroorzaakt door het optreden van Arminius, ontnuchterde de Kerken geheel. De afwijkende professoren en predikanten werden door de overheid be schermd. De Kerken hadden niets te zeggen. Eindelijk verwierp de nationale Synode van 1618/19 de Remonstantsche dwalingen en achtte het noodig een verbindingsacte op te stellen voor de professoren en ook een voor de predikan ten. De predikanten zouden bij verschil in de leer worden gesuspendeerd, de professoren gecensureerd. Dit laatste kwam juist, omdat de Kerken geen zeggenschap over de opleiding hadden. De Hoogleeraren nu, die de acte on- derteekenen, staan le onder de Belijdenis, 2e onder het gezag der Kerken. De Overheid wilde ook wel de professoren aan de belijdenis onderworpen zien, maar wilde zelf souverein blijven in de opleiding. vrienden gevonden, die het in elk opzicht wèl met ons meenen, en wier vriendschap ik daarom op hoogen prijs stel, en die we ons geheele vertrouwen kunnen schenken. Doch ik heb ook nog iets anders. De God van Abraham is de eenige en volkomene en onwankelbare grond van myn vertrouwon. Hij zal ons niet begeven of verlaten, en ons nimmer verlegen laten, wanneer ons oog op Hem gericht is, en wy ons aan Hem geheel overgeven en toever trouwen «Maar zoo hebt ge toch vroeger nooit ge sproken”, hernam zij«my dunkt, dat uwe woorden thans zeer dubbelzinnig zijn. Jfoetik nu niet gelooven, dat ge een afvallige zjjt van onzen godsdienst?” «Een afvallige van den Joodsehen godsdienst zooals die thans is, en indien ge dit ook „gods dienst” noemt nu ja, dat ben ikmaar een afvallige van den «godsdienst der vaderen” neen, dat ben ik niet, en nogmaals verzeker ik U, dat ik dat ook nooit hoop te worden. Maar ons volk is van den godsdienst der vaderen afgeweken. Dwaze menschelyke inzettingen zyn het, waaraan ons*volk zich vasthoudt, en juist door het langdurig onderzoek van de Joodsche geschriften in verband met de Schrif ten van Mozes en de profeten is my die dwaas heid duideljjk geworden. Ik wil dan ook geen enkel middel onbeproefd laten om u de dwaas heid van den tegenwoordigen Joodsehen gods dienst duidelijk te maken, en (Wordt vervolgd.) Met instemming nemen wij dit uit de Am- sterdamsche Kerkbode over «Eere wien eere toekomten dus ook eere aan den hoofdredacteur van het Handdsblad, die den stoot gegeven heeft tot eene actie, die ons van harte verblijdt. De Nieuw-Malthusiaansche Bond is, gelijk wel algemeen bekend zal zijn, eene vereeniging, welke zich ten doel stelt het bevorderen van kleine gezinnen door de beperking van ge boorten. Men meent daarmede het geluk en de wel vaart der natie te bevorderen. Dat averechtsche wijsheid daarachter schuilt, is voor ons, die gelooven aan de waarheid van Gods Woord, geen vraagstuk. Kinderen zijn naar dat Woord een zegen van den Heere. Dat met dien zegen zorgen gepaard gaan, weten wij eveneens; maar dat vele van de zorgen, waarover geklaagd wordt, een gevolg zijn van de zorgeloosheid en de onverstandige opvoeding aan de kinderen gegeven, staat evenzeer vast. Ontkoming aan die' bezwaren wordt nu ge zocht in den weg van het kweeken van kleine gezinnen. Dat dit mis is, heeft de ervaring in Frankrijk opgedaan reeds geleerd op zóó duidelijke manier, dat zelfs zij, die met het Woord niet meer rekenen, daarover ontrust worden. Doch dat belet de voorstanders van deze vereeniging niet in ons land propaganda voor deze dingen te maken en deze te drijven met groote kracht. Boekskens, waarin dat stelsel wordt aanbe volen en hulpmiddelen worden aan de hand gedaan, worden met ijver verspreid. Zich noemende deskundige raadgevers heb ben zich in niet geringen getale opgemaakt, om de helpende hand te bieden. Schrikkelijke gruwelen zijn daarvan de ge volgen van menigeen is het leven verwoest en de gezondheid geknakt; en in stilte wordt door niet weinigen de ure betreurd, waarin met dezulken aanraking is gezocht en gevonden. Het is zóó erg, dat de geneeskundigen de stem hebben verheven nevens degenen, die zich aan de bevordering der zedelijkheid gelegen laten liggen, om te waarschuwen en de regee ring te verzoeken, maatregelen te nemen tot wering en bestraffing der gruwelen, die voor vallen op dit terrein. Een weg, waardoor de propaganda voor deze dingen werd bevorderd, was vooral het plaatsen van advertentiën in de dagbladen. Onder allerlei schoon schijnende leuzen wer den de adressen bekend gemaakt, waar men hulp kon vinden tot het bedrijven van de schrikkelijke zonden, die met dit streven samen hangen. In onze bladen kwamen die niet voordaaruit werden zjj steeds geweerd. Maar een artikel in het Handélsblad onder het opschrift Kindermoord heeft ook in andere kringen de oogen geopend en den stoot gegeven tot eene actie, om dergeljjke aankondigingen niet meer op te nemen. Deze roepstem heeft reeds invloed gehad. Enkele bladen, waaronder er zijn, die bijzonder gewillig dergelijke advertenties opnamen, heb ben nu beloofd, zich voortaan daarvan te zullen onthoudenhet is te hopen, dat meerderen, liefst allen zullen volgen. Het wordt tijd, daar de maandelyksche statis- Opvoeding. Onder het genot van de lezing in het nieuwste werk van professor Bavinek over Paedagogische beginselen*, bekruipt my de lust om over dit onderwerp een enkel woord in het midden te brengen. Genoemde hoogleeraar verrast ons tegen woordig haast om het kwartaal met de geboorte van een welgeschapen papieren kind, gezond van hart en schoon van gedaante. De «Christelijke wetenschap* en de «Chris telijke wereldbeschouwing* zyn nog ternau wernood aan alle kennissen gepresenteerd en door alle vrienden bewonderd, of daar komen weer de «Paedagogische beginselen* ter wereld. En wie zal ons zeggen, ’t is misschien wel wat heel begeerig, doch wjj kunnen het niet helpen, dat de appelen naar meer smaken wie zal ons zeggen, wat moois ons nog wacht, zoo het Gode behaagt dit ryk begaafde leven nog jaren te verlengen. Een goede boom geeft steeds meer en edeler vrucht, hoe ouder hy wordt. Wie veel geeft, is zelf de oorzaak, dat men veel van hem blijft vragen, En het is toch ook veel verkieselijker, dat de lezers begeerig uitzien naar den schrijver, dan dat deze om lezers verlegen moet zyn. Het eerste moge mis schien eenigszins vermoeiend wezen, het laatste moet bepaald doodend zyn. Nu is het myn doel niet, althans op dit oogenblik niet, iets over dit schoone boek te zeggen, want vooreerst heb ik het nog niet ten halve gelezen, en daarenboven, wanneer er een stem van den hoogen Olympus gehoord wordt, dan zyn de dalbewoners wel wat vrees achtig den mond open te doen. Maar dit durf ik toch zeggen, dat er blijd schap is in het land over de verschijning van dit boek, blijdschap bij allen, die den hoogen ernst van het heerlijke, maar zware werk der opvoeding gevoelen. Misschien zyn er onder de lezers van dit blad, die niet begrijpen, wat «paedagogische beginselen* zyn, en dus ook niet vatten, waar over dit boek toch eigenlijk handelt. Paedagogische beginselen zyn beginselen, die de opvoedkunde raken, en wat opvoed kunde is, weet iedereen. Al wie tot opvoeden geroepen wordt, moet toch weten hoe hy dit werk heeft te volbrengen Dat mag maar niet geschieden op goed geluk, al geschiedt het helaas, maar al te vaak aldus. I Opvoeden is een ‘>J°LVunst vereischt kunde. Opvoeden is een roeping, geen spel, en al wat roeping is brengt verantwoording I mee. Iedere opvoeder zal eenmaal rekenschap moeten geven hoe hy zyn taak heeft volbracht waarom hy haar zóó en niet anders heeft ver- richtwat de dryfveeren geweest zyn, waarom hy op deze of gene wjjze gehandeld heeft. Luther, die nog al eens sterke uitdrukkin gen kon bezigen, heeft in zijn geschriften her- haaldelyk gezegd«een ouder kan aan zyn kind de hel of den hemel verdienen En goed opgevat, is dit ook volkomen waar. Als men ziet hoe sommige ouders hun kin deren groot brengen, hoe slordig, ruw, los bandig, hoe spelenderwijs, hoe gedachteloos, naar invallen en grillen, dan huivert men, wanneer men aan den dag der verantwoor ding denkt. Wel breekt men zich het hoofd, en rekent, en overlegt, hoe men de kinderen zal voeden, kleeden, door de wereld zal helpenmaar over de geestelijke en zedelyke ontwikkeling van zyn kroost, over de vorming van verstand en hart denkt men niet na, maar handelt men naar gewoonte en vorm en naar de opwelling van het oogenblik. Gebeurt het niet vaak, dat een ouder den eenen dag in drift opstuift over dezelfde zonde van zyn kind, waarover hy den vorigen dag heeft gelachen, enkel omdat het nu kwalyk viel, en gisteren niet. ’t Is maar één voorbeeld uit vele. Men ver langt naar kinderen, en heeft men ze, dan speelt men er mee, gelyk een kind met zyn pop, en men vergeet den ontzaggelijken ernst van het feit, dat ons een schepsel is toever trouwd, dat middelykerwys door ons toedoen voor eeuwig gelukkig of rampzalig kan zyn. Daarby komt nog dit. De opvoeder staat bewust of onbewust bloot aan den invloed van wat men noemt den geest des tyds. Van alle zyden vangt hy klanken op, ontvangt hy wen ken, verneemt hy denkbeelden, die hem dik wijls ongemerkt ook in zyn opvoedingswerk beheerschen, en hem maken een kind van zyn tyd. De een zegt hem, ge moet uw kinderen aldus behandelenelders leest hy, ge moet deze wenken vooral niet vergeten. En zonder te vragen, of de bron wel zuiver is, waaruit deze raadgevingen voortvloeien, past men op de arme slachtoffers van kinderen al deze experimenten zonder nadenken toe. Vandaag zegt iemand, ge moet uw kind voor dit of dat kwaad eens flink met de roede kastijden, en het kind krijgt klappen TTOOD,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1904 | | pagina 3