Kerk- en Schoolnieuws. UIT HET LEVW 'ester. van (Wordt vervolgd.) skerks, ie Cats sid r~ erseke, Hoede- en der bepleit estuur St. Lau og nif olaatse: men goede neemt ansche >t zeer •en ons its ten 'and ei iskerkt ah aan. md re- dorssele ■arend-- leting; Waard irfsdjjl s leden elinga f, het t den tegen, finan- .ie zoo toeten ng zjj elfden de fee. ,n’ Wa® oude volk uit dien tijd. Wie alleen let op dit in d( ding mde lijke erk- dat 8* prachtigen tempel, en gy zoudt by een 1 Abrahams te mogen herbergen. Mjjne vrouw en onze kinderen weten niet waarmee ze hem dienen zullen. Zelfs is het alsof onze dienstbode veel ijveriger nog dan anders zich inspant, om ook voor Rabbi Samuël alles in orde te brengen. Wij zyn zoo het schijnt nooit uitgepraat. De heerlijke Godsopenbaring in de profetiën de heerlijke vervulling in het Evangelie ge- teekendde hartverheffende psalmen van David de wondervolle opzoekende liefde des Heeren, die Hü dezer dagen aan Rabbi Samuël ver tolkte in één woordJezus en Zijne heils- weldaden, zijn de onderwerpen van ons gesprek. Het is wonderlijk zooals God door Zijnen Geest, dezen beminden nieuweling leert. Heerlijke oogenblikken brengen wij samen door. Somtijds spreken we samen, dat we bijna tot tranen toe beiden bewogen worden. Van daag lazen we ettelijke hoofdstukken uit Jesaja’s profetielater Hebreën 11 en Handelingen 9, 10 en 11. Wy zongen met vreugde Psalm 118 1, 11 en 12. Rabbi Samuël zong mee met tranen in de oogen. Waarlijk, God doet nog wonderen. Hij heeft eiken dag een stapje verder gedaan op het terrein der Christelijke vrijheid. Wij dwingen of dringen hem daartoe echter niet. irkregei wjlt ge wel gelooven, dat wij in dit geval een d0 geheel ander oordeel vellen zouden over dat Ds. ge bied it is heel snst dit den de der iaat te bereiden voor de verlossing, welke God in de volheid des tijds werken zou? Welnu, Jo hannes staat op hunne schouders, overziet met één blik het gansche Oude Testament en ver gelijkt daarmede den toestand van zjjn volk, en zoo komt hy er toe om den eisch van be- keering aan dit volk te richten. Wat haperde dan aan Israel Bij al zijn godsdienstzin en nauwgezette wetsvolbrenging had het het geen inzicht in zijn verderf en zonde. Het schatte naar het scheen de belofte van het verbond, het roemde de voorrechten, waarin het als Abrahams nakroost deelde, maar het begreep niet, dat God hen niet, doch zij God wel noodig hadden, God kon, zoo dachten zij, niet buiten hen, want hoe zouden Zijne beloften in vervulling kunnen gaan, indien zy er niet eens waren. Hun kon nu eenmaal de verlossing niet ontgaan, wijl zij Abrahams’ zaad waren. Opmerkelijk mag het heeten, dat Johannes nergens tot hen zegtGelooft maar altyd, be keert unooit klaagt hij als JesajaWie heeft onze prediking geloofd maar steeds dreigt hij De bijl is alreede aan den wortel gelegd, en elke boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in ’t vuur geworpen. Ofschoon hij over het geloof van Israel weinig spreekt, toch komt het overal in zjjn prediking uit, dat hij het vertrouwen, dat Israel koestert, van geen waarde acht, en als een groote be lemmering voor hunne zaligheid beschouwt. Hij ziet geen redding voor zijne tijdgenooten dagen, maar het ontzettend gericht nadert met rassche schreden. Een geloof als dat van Israel brengt ons nooit tot heil, maar wel tot het verwerpen van den Messias. Bouma. rbeids- voorwaardelijk te buigen. Uit vele verschijn selen hadt ge kunnen opmaken, dat die boeken niet alleen gelezen maar ook gekend werden, en gij zoudt op die wijze tot het besluit zijn gekomen, dat het volk, aan welke zonde het zich vroeger ook schuldig gemaakt had, thans de waarheid aankleefde en liefhad. Ook nog iets anders zou u opgevallen zijn. Israel was eeuwen lang bij de heidensche vol keren een voorwerp van verachting geweest. Dit echter was van lieverlede veranderd. Vele heidenen lazen zijn heilige boeken en kwamen op Sabbath ter Synagoge Het aantal van hen, die zich by Israel aansloten, was zelfs niet ge ring. Israel had alzoo zyn licht niet te vergeefs laten schijnen, maar scheen tot een zeer grooten zegen te zijn voor de heidenen, in wier mid den zij woonden. Het behoeft u dus waarlijk niet te verwon deren, dat velen oordeelden, dat de toestand gunstig was. Doch nu verschijnt Johannes de Dooper, den man door God gezonden om den weg voor den Messias te bereiden. Wat blijkt nu Is deze tevreden over den toestand Prjjst hij zijn volk Geenszins. Hij zegt nietde weg, waarop het volk wandelt is goed en leidt tot het gewenschte doel, maar integendeel hy dringt met kracht aan op berouw en bekeering. Hij begint dus met af te keuren, wat het volk heeft, weg te ruimen van wat dit volk hoog acht, en streng te veroordeelen al wat dit volk tot een oorzaak van roem is. Of dit oordeel van Johannes juist is daaraan kunnen wij niet twijfelen, want naar het eigen woord van Jezus is hij de grootste der profeten. Hjj oordeelt derhalve recht, want hy heeft den waren zin van het Oude Testament verstaan. Dit is bovendien duidelijk uit heel zyne pre diking. Is het de bedoeling van Mozes niet om door de wet kennis der zonde te wekken, en hebben al de profeten niet in datzelfde voet spoor gewandeld, om daardoor het volk voor •1. Ini eft itl aar de a het Het Curatorium der Theol. School te Kampen brengt in De Bazuin de kerken in herinnering dat de School op 6 Dec. a. S. haar bOsteil jaardag hoopt te herdenken. Het wekt der kerken op den Heere daarvoor te danken en Hem te bidden haar te blijven gedenken. Voorts beveelt het bjj de Kerken aan de 6-De- cember-collecte, die sinds een 25-tal jaren omstreeks dezen tijd gehouden wordt. Door den kerkeraad der Geref. kerk te Amsterdam is besloten, niet in te gaan op de voorgestelde grensregeling door de Geref. kerk te Sloterdyk. Van een nauwere grensregeling tussehen beide kerken zal dus voorloopig geen sprake zjjn. Naar De Standaard verneemt laat de ge zondheidstoestand van Dr. Kuyper nog steeds te wenschen ever. De ingetreden beterschap heeft zich niet bestendigd. De ongesteldheid gaat gepaard met eene keelaandoening, die tot dusver niet wjjken wilde. Zy er bjj ons volk voor onzen eersten Minister veel gebed, en behage het den Heere ZEx. te herstellen. Verledene week herdacht de Christelijke School te Axel haar 40-jarig bestaan. Het bestuur liet dien dag niet onopgemerkt voor bijgaan, en had in ’t bijzonder de schoolgaande kinderen daartoe een feest bereid. Voor de ouders, die mede uitgenoodigd en opgekomen waren, schetste de voorzitter van het bestuur, ds. Hugenholtz haar 40-jarigen levensweg. Had zy moeilijke tijden gehad, ook menig Elim had zjj op haar afgelegden weg ontmoet, en met vertrouwen op den Heere, die het tot hiertoe welgemaakt had, kan zjj de toekomst te gemoet gaan. Een paar van de nog overgebleven oprichters werden harteljjk toegesproken. In die 40 jaren zjjn er 4 hoofdonderwjjzers werkzaam geweest, waarvan er reeds 3 over leden zjjn, de heeren Van Doorn, Tejjgelaar en Luteyn. Het tegenwoordige hoofd, is al 28 jaren aan de school werkzaam geweest. Werd den 14den November 1864 de school met 50 kinderen geopend, nu is het getal zoo veel geklommen, dat er 2 onderwijzers en 1 onderwijzeres den hoofdonderwjjzer ter zyde staan. De kinderen werden ruim onthaald en keerden dan ook wel voldaan huiswaarts. De Burgemeester, die ook een der oprichters is, toonde door zjjn tegenwoordigheid zjjn be langstelling in het Christelijk onderwijs. Na afloop van het schoolfeest sprak hjj het bestuur harteljjk toe, welke toespraak door den voor zitter in warme woorden beantwoord werd. Ds. de Jonge van Langerak werd door zjjn vader Ds. de Jonge van Dordrecht tot zyn dienstwerk te Zonnemaire ingeleid met de woorden uit 1 Sam. 2224. ZEw. verbond zich aan zyne gemeente met een leerrede uit 2 Cor. 4 5. De Cand. R. Hamming van de Theol. School te Kampen, die het beroep aannam naar de Geref. Kerk van Schoonebeek, hoopt 14 Dec. aldaar zyn intrede te doen na bevestiging door den vroegeren leeraar Dr. van Gelderen. Ds. v. d. Valk van Scheveningen deed jl. Zondag zyn intrede te Oosterbeek, spre kende uit Ps. 46 5, na bevestigd te zjjn met de woorden uit Hebr. 13 17 door Ds. de Gooyer van Bennekom. De Cand. J. Scholten van de Theol. School te Kampen, werd jl. Zondag bevestigd te Hin- deloopen door Ds. Scholten van Zuidhorn, die tot tekst had 2 Tim. 4:1,2. ZEerw. verbond zich aan zyne nieuwe gemeente met eene leer rede uit 1 Cor. 2 1, 2. Sprekende uit 1 Cor. 2:1,2 verbond Zondagavond Ds. van Dyk van Hollandsche- veld zich aan zyne gemeente te Oudewater, na des morgens bevestigd te zyn door Ds. Dalhuyzen van Nieuwerkerk aan den Ysel, die tot tekst had Hebr. 13 7. TWEETAL. Te Hylaardde Cand. Hey van Reeuwyk en Steffens van Haarlem. BEROEPEN. Te Reeuwyk-Sluipwijkdhr. Steffens, Cand. V. U. Te Hoek (by Terneuzen) dhr. P. H. de Jonge, Cand. Theol. School. Een andere ervaring leert ons deze les, dat het verachten van de ordonnantiën Gods wrange vruchten draagt op ieder levensterrein, en dat de moord vermenigvuldigt, naarmate de dood straf verdwijnt. Door dezen verbroken dam, die Gods recht en genade saam hebben opge worpen, golft een breede bloedstroom. Z.z. L. „Geliefde Broeder, Met Rabbi Samuël gaat het zeer goed. Wy danken God, dat Hjj ons de vreugde bereid heeft, dezen waarljjk wedergeboren zoon denis i den arde, dag i dag >e de n op lerlei één- :h op ond, :eker doch be lt de jeugdige booswicht zich op zyn offer geworpen en het van het leven beroofd, stootend met vaste hand een onheelbare wonde. Men huivert, als men het indenkt. Verwon deren doet het ons in zooverre niet, als we in stemmen met de belijdenis der gemeente, dat we van nature geneigd zjjn God en den naaste te haten, en haat de wortel van den doodslag is. Daaraan denkende, verwondert het ons veeleer, dat we betrekkelyk nog zoo veilig leven en ook zelf niet komen tot een daad, waartoe de neiging leeft in ons hart, en waar onze driften ons heel vaak heen bewegen. Maar wat ons wel verwondert, wat een on verklaarbaar zielkundig raadsel is en blijven zal, is dit, dat iemand op zoo jeugdigen leeftijd reeds in zulke diepten des Satans vervallen kan. In het algemeen kunnen we wel zeggen, dat de algemeene, wederhoudende genade hem losgelaten heeft, dat de Satan hem overweldigd heeft, maar dit verklaart nog niet, wat er mid- delykerwyze in de ziel en in het leven van dien knaap is omgegaan, eer hjj rypte voor zjjn gruwbare daadwelke invloeden op hem hebben ingewerktwelke drjjfveeren hem met zulk een vaart hebben afgedreven langs de helling der zonde. Dat men ter verklaring van dit onverklaar bare aanstonds aan geesteskrankheid en ze nuwlijden denkt, vindt zyn oorzaak in de ont kenning van de realiteit en de macht der zonde. De materialistische levensbeschouwing, blind voor het geestelijk leven, dat boven en in de stoffelijke wereld bestaat, kan ook de misdaad niet anders verklaren dan uit materieele oor zaken, dan uit gebreken, in het stoffelijk or ganisme van den mensch. Een misdadiger is veeleer een ongelukkige, die beklaagd moet worden, dan een booswicht, dien men straft. Voor de zonde als een zedelyke schuld en als een geestelijke macht heeft men oog noch oor. Men aanvaardt wel de theorie der erfelijkheid in physischen zin, maar niet het feit der erfzonde in ethischen zin. Op dit standpunt is natuurlijk de doodstraf een ongerijmdheid, en zou ze gelyk staan met het afmaken van een gevaarlijk roofdier en niet met een rechterlijk vonnis over een daad, waarvoor men verantwoordelijk is. Wij, die aan de zonde gelooven, roepen bjj het hooren van een gruweldaad, als de onlangs gepleegde, weer te luider om de invoering van de straffe des doods. Een tweede aanleiding om dit onderwerp even aan te roeren gaf mjj een artikel in een van de laatste nummers van bet „Sociaal Week blad”, waarin het oude brevet van onverstand nog weer eens werd uitgereikt aan ons anti revolutionairen, omdat we bij het straffen nog altjjd vasthouden aan de „vergeldingstheorie”, aan het bybelsche „wie des menschen bloed vergiet, diens bloed zal door den mensch ver goten worden.” De schrijver vond deze theorie verschrikkelijk, en hy geloofde heel goedwillig, dat wjj er ons aan vastklemmen met een bloe dend hart. We kunnen dit toestemmen. Ons hart zou zeker bloeden, als daar een mensch werd ter dood gebracht. En we vinden de theorie ver schrikkelijk, want er gloeit ons in tegen de heiligheid des Heeren, die een wreker is van de zonde. Het vragen om den doodstraf is ons geen spelgeen consequentie van ons sys teem. Gods eindoordeel over alle zonden en ongerechtigheid zal eens zeer schrikkelijk we zen, en de doodstraf is daar nu reeds een angst wekkend en verbijsterend voorspel van. Maar al beeft onze ziel er voor en al bloedt ook ons hart er onder, ons mededogen buigt ootmoedig het hoofd voor de gerechtigheid Gods, en verleidt ons niet tot hare verlooche ning. En eindelyk was het een artikel in „Ons Tijdschrift”, dat myn aandacht trok. Jhr. van Swinderen critiseert daarin een brochure van Ds. Jongsma over de doodstraf. Hjj acht het betoog goed bedoeld, maar zwak. En wel zwak vooral hierom, omdat de doodstraf, zoo ze al in het strafrecht werd opgenomen, met vroe gere ervaring voor oogen, toch niet zou worden toegepasten dat het daarom veel beter is geen strafbepaling te hebben, dan een, die wel be staat, maar niet uitgevoerd wordt. Jhr. van Swinderen erkent wel het Goddelijk recht in de doodstraf, maar vindt toch beter haar in voering van het huidig ministerie niet te eischen, gedachtig aan de lessen van het verleden, toen ze afgeschaft is, omdat ze toch niet meer toe gepast werd. Deze bestrijding dunkt ons ook zwak. Zoo komen we nooit tot de handhaving van het recht Gods. Wel kan alle onrecht niet in eens worden hersteld, en mogen we onze leidslieden niet verbijsteren en vermoeien door overdreven eischen en teugelloozen spoed. Maar de instellingen en rechten des Heeren zjjn ons te heilig, dan dat we door welke ervaringen ook ons zouden laten weerhouden om aan te drin gen op hun eerbiediging en herstel. de duizenden, die zich dagelijks verdrongen in de voorhoven en hunne veelvuldige offeranden neerlegden aan de voeten der priesteren. Uit 0; alle oorden van Kanaan, ja uit alle landen, waarhenen de kinderen Jacobs verstrooid wa ren, vloeiden zy samen rondom de altaren des Heeren, en niemand hunner dacht er meer aan de góden der volkeren te huldigen, Het woord van MozesHoor Israel, de Heere uw God, is een eenig Heer,was alzoo levenswaarheid gewor den, en al de stammen dienden met eenparigen schouder den Schepper des hemels en der aarde. Waart gy Jeruzalem uitgegaan, en hadt ge uwe schreden gericht naar de steden, vlekken en dorpen, waar Israëlieten woonden, gy zoudt de synagogen hebben gezien, en hoe zy eiken Sabbath vergaderden om de voorlezing en de no’ verklaring van Mozes en de profeten te hooren. In aller hart scheen eerbied te wonen voorde H. Schriften, die met nauwkeurigheid bijeen gebracht waren, en waarvoor men beleed on- De doodstraf. Een niet zeer smakelijk en bovendien een veelbesproken onderwerp, zal men zeggen. Waartoe er weer op ingegaan Er zijn op het oogenblik zooveel andere dingen, die de aan dacht vragen en belangstelling wekken en waarover het laatste woord nog lang niet ge sproken is. Waarom nu geheel noodeloos ge wezen op een huiveringwekkend en naar veler oordeel onbereikbaar ideaal, als de wederin voering van de doodstraf is Ik zou hierop kunnen antwoorden, dat men niet mag zwijgen, zoolang een waarschuwend onrecht niet hersteld is, een ordonnantie des Heeren Heeren willekeurig en moedwillig ver waarloosd en als onredelyk en onzedelyk af- keurd wordt. Doch het is mijn doel niet een pleidooi te houden voor een instelling Gods, die ten on rechte afgeschaft is. Een drievoudige aanleiding gaf er mij een enkel woord, als in het voorbijgaan, voor in de pen, en leidde onwillekeurig myn gedachten er henen. Daar is ten eerste het drama, enkele dagen geleden in de Scheveningsche bosehjes afge speeld. Een opgeschoten jongen vermoordt daar in koelen bloede, naar het sehynt enkel uit moordlust, een hem onbekende vrouw, die in goed vertrouwen hem naar den weg vraagt. Niet in een onbewaakt oogenblik, door het plotseling opvlammen van smeulenden wrok niet in woedenden hartstocht, door terging ge prikkeld, maar als een roofdier, dat op een prooi heeft geloerd, en nu aangrijpt den eer sten den besten, die argeloos binnen het be reik zyner klauwen zich waagt, zoo heeft de nze j. 'aderinj r zjjndi •verzien eele p in waai zegd hebben 'acht df elinget misatie telandt gy uwe 00gen hadt kunnen laten gaan over horloge’s en dergelyke verkochter wordt onderling gepraat en gelachen alsof men zich op de markt bevindt, en de vermaningen tot stilte en orde helpen niets, maar worden met nog meer luidruchtig lachen beantwoord. Van daar was het Rabbi Samuël zoo in het oog gevallen, dat onder de Christelijke godsdienst oefening zooveel stilte en eerbied gevonden werd. Ook des avonds was Rabbi Samuël onder het gehoor van Ds. Volzeling te vinden, en de Catechismusprediking werd door hem met den meesten aandacht gevolgd. Deze prediking gaf hem aanleiding tot de opmerking: „Het is geen wonder dat de Christenen zooveel beter dan de Joden hun godsdienst kunnen verde digen. Wanneer zy op dergelyke wyze on derwezen worden, en dat week aan week hooren, dat moeten zjj wel nauwkeurig met alles be kend worden.” Om duidelyk te maken w eiken indruk Rabbi Samuël op Ds. Volzeling maakte, meenen we niet beter te kunnen doen, dan een brief af te schrijven welke Ds. Volzeling in die week aan Ds. Van Koeverden schreef. Die brief is woordelyk van den volgenden inhoud volk na de babylonische wegvoering, zou allicht denken dat het met hen zeer goed stond in godsdienstigen en zedelijken zin. Wanneer ge eens in dien tijd waart gekomen op een der hooge feesten te Jeruzalem, dan zoudt ge u allereerst zeker verwonderd hebben over den 'ju zelf ge- volk, dat zooveel over heeft voor den eeredienst van Jehovah, moet wel vroom van hart en van leven zyn. In die mee- ning zoudt gij versterkt zijn geworden, wanneer

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1904 | | pagina 3