FEUILLETON.
de beloften Gods
Littooij.
V A K I A.
Wat leest gij
in.
Het vertrek van Koudenburg.
Wij ontmoetten Rabbi Samuel in het vorige
hoofdstuk in zeer opgewekte stemming ten
huize van Ds. Gelderman.
RABBI NAMI EL.
Eene geschiedenis uit het laatst der vorige eeuw
P E K A H.
Zekerheid der zaligheid.
Niet om nog nader uiteen te zetten wat de
verledene week door mj) over de kinderen, als
een erfdeel des Heeren is geschreven, maar
omdat ik naar aanleiding van dat schrijven
„Volledige voldoening.”
Volledige voldoening eischen de Engelsehei
voor het ongehoorde schieten op de visschers
vloot en het dooden van eenige harer mannen
De Russen willen die voldoening geven
Kunnen zij het dus eens worden over hetgeei
ter volledige voldoening moet gegeven worden
dan is dit droeve zaakje uit de wereld.
Maar dan zullen de weduwen die hare echt
genooten en de weezen, die hunnen vader vooi
altoos missen en met dat bange gevoel vai
gemis en dat smartelijke gevoel van rouwe ii,
het harte zeggen„volledige voldoening" is ge-
ëischt en beloofd, doch is ons niet gegeven
en kan ons niet gegeven worden. Een jaar
geld, hoe hoog ook, geeft ons weduwen ei
weezen, die voldoening niet.
onder
die h(
len ho
i een d
alle C
gewicl
kinder
tot de
ben t
God;
Heere
rentm
belieft
eischt
ouden
van d
Chr
met o
dat p;
getroi
niet t
zaad
dend
zuller
lighei
Gij h
woorc
met
laat
eenm
Da
ken
zien
ontee
vorm
gesle
tijd,
tuur-
tot h
Rijp
kust
end
aldoc
van
lof v
gen
der
voor
toegf
voed:
lot e
die a
slage
kind
dat
den
ons
even
en 1
vaar'
enge
schei
scho
hanc
gesti
aden
schü
waai
eet.
is te
püle
verd
pen
strij
met
dat
zijn
Zr
ders
voor
dat
’t Is
die,
er i
en 1
Ijjde
zorgsmaatregelen goed genomen worden, en
vooral nu moest men zorgen, dat het geheim
goed bewaard bleef.
En dat hij nu weer op reis ging, kon ook
geen verwondering wekken, omdat men daaruit
eenvoudig opmaakte, dat hjj voor zijn aan
staand vertrek alles in orde ging brengen.
Toch zou alles niet geheel verborgen blijven
maar we loopen de geschiedenis niet vooruit.
Opmerkelijk moet het heeten dat alles zoo
wonderlijk geschikt werd, en dat in alle op
zichten de leiding der Goddelijke Voorzienig
heid zoo duidelijk voor Rabbi Samuel zichtbaar
was.
Toch bleef hjj waakzaam en zeer voorzichtig,
want hij begreep maar al te goed, dat zelfs
een weinigje onvoorzichtigheid alles voor hem
kon bederven.
Tot op dat oogenblik werd in zjjne geschie
denis duidelijk bewaarheid het Woord der
Heilige Schrift: „Tndien iemands wegen den
Heere behagen, dan zal Hij ook zijne vijanden
met hem bevredigen."
Lezer! behagen uwe wegen ook denHeere?
op ’t gebed Zijner verlosten geeft, mogen wj
aanschouwen, en, als wij er oogen voor hebben, I
er ons in verheugen. Doch tot de hoogst onaau-l
gename dingen onzer dagen behoort, datmenA
wanneer men niet onvoorwaardelijk met den
stroom meegaat maar zich een weinig zelfstan
dig betoont, alle kans beloopt, buiten gezet
te worden.
Die dwingende macht, van welken kant ooi
aangewend, kan geen goede vruchten dragen:
daarop zal de Heere niet zjjn zegen geven.
Ik durf daarvoor te waarschuwen, van welkt
zijde zij ook wordt aangewend.
De stroom van ons anders gezegend kerkel jjk
leven wordt op deze wjjze niet in ééne kerke-
Ijjke bedding geleidmen graaft er op deze
wjjze twee. Ik durf er voor te waarschuwen,
omdat vermindering van verantwoordelijkheid
en van arbeid door mjj zelf gezocht en begeerd
wordt, met het oog op mijn leeftijd.
Littooij. I
De plannen waren gemaakt, om daags w
dat bezoek Koudenburg te verlaten en nasi
Ystad te gaan, ten einde in overleg met Ds
Volzeling eenige zaken te regelen, al voren;
hij er zich metterwoon vestigen zou.
Bovenal was het hem er echter om te doen
geen Sabbath meer te Koudenburg door te
brengen, om in geenerlei verzoeking te kow,
en bij de Joden aldaar geen achterdocht^
wekken door zijn wegblijven uit de Synagoge, uitn
Toch zon is.
dit zal wor
wjj het aflo<
kwam Levi al vroeg bij Rabbi Samuel aai
huis, en verlangde hem even te mogen spreken
(Wordt vervolgd.)
werk van den Richter Ehud, dit is zijne groot
heid: voor het recht zjjns Gods wil hij het
zwaard aangorden, opdat Israel behouden
blijve en Moab, de vertegenwoordiger der anti'
goddelijke macht, verga.
Vs. 2830. Sommige Duitsehe schriftver
klaarders durven slechts ter nauwernood Ehuds
daad goedkeuren. Zij wijzen er op hoe er in
dit verband geen enkel woord gevonden wordt
om Ehuds lof te melden. Bovendien staat van
dezen man zelfs niet geschreven hij richtte
Israel; en ook niet als bjj Othniëlde Gees"
des Heeren was op Hem.
Men zwijgt dan voorts over wat dezen richter
deed, of merkt ’t aan als uiting van het zoo
genaamd Oud Test, beginsel, oog om oog en
tand om tand.
Alleen maar ik moet terstond opkomen
tegen zulk eene tegenstelling tusschen Oud
en Nieuw Testament. Ook onder de oude
bedeeling gold reeds het gebod van de naasten
liefde. Zie Lev. 19:18 en Spreuken 2521.
Er bestaat zulk eene scheiding niet. Toen en
nu gold eene en dezelfde zedewet.
Ehud is juist na het volbrengen van deze
daad vol blijdschap en goeden moed. Er is
niets dat naar gevoel van schaamte gelijkt.
Integendeel hoort gij hem zeggenvolgt mij
na, want de Heere heeft de Moabieten in ulieder
hand gegeven. Nu een van beide zulk een taal
dient als een ijdele phrase om een schandelijke
daad te vergoelijken, of zjj is openlijke erken
tenis wat ik deed, deed Jehovah, of ik was
volvoerder van Zijnen wil. Ik aarzel geen
oogenblik om het laatste te aanvaarden. God
kon rechtvaardig zulk een oordeel bestellen
over Moab. En als de dienstknecht Gods, dan
aangegrepen wordt door het recht van Jehovah
en hij ’t eens wordt met wat zjjn Heere wil,
dan kan hij ook ’t zwaard aan de heup gorden,
om den Moabiet te dooden. Zoo alleen kunnen
wij Ehuds blijdschap verstaan. Zoo togen zij af
en namen de veren de plaatsen voor den
overtocht van den Jordaan in naar Moab en
lieten niemand overgaan. Moab woonde aan
gene zijde van den Jordaan. Nu de koning is
gevallen, vluchten zijn onderdanen weer naar
hun haardstede en bakermat terug. Dit kan
alleen verhinderd worden, indien de overtocht
bij den Jordaan wordt ontnomen aan Moab.
Zoo geschiedt. Zjj laten niemand overgaan.
Vs. 29. En zij sloegen de Moabieten te dien
tijd, omtrent tien duizend man, allen vette en
allen strijdbare mannen, dat er niet één ontkwam.
Groot is de nederlaag. Niet één keert in zjjn
vaderland terug. De forschgebouwde, corprulente
Moabieten, weltoegerust met kracht tot den
strijd, vallen door het zwaard van Ehud en
zijne mannen, Israel is weer gesterkt door
hulpe van boven. Alzoo werd Moab te dien
dage ten onder gebracht en het land was stil
tachtig jaren. Van Ehud vernemen wjj niets
meer. Hjj treedt af. Waarschijnlijk keert hij
tot zijn vorig bedrijf weer, om daarin God te
dienen onder het van Moabieten bevrijde Israel.
Elk van Gods knechten heeft een eigen werk
waarvoor de toebereiding geschiedt door Gods
hand, dikwijls zonder dat zij het weten. De
Heere zorgt voor een weltoegerust volk.
H. H.
Lang kon hjj nu echter ook bij Ds. Gelder
man niet blijven om geen achterdocht bij zijne
vrouw te wekkendoch hij beloofde den vol
genden avond nog eens weer terug te £omen.
Dit deed hij dan ook, en toen sprak hij lang
met hem over de goedertierenheden des Heeren,
wiens zorg ieder oogenblik zoo duidelijk zicht
baar was. Zijne vrouw sprak zoo vertelde
hjj aan Ds. Gelderman nergens anders meer
over, dan over het vooruitzicht spoedig meer
geld in handen te krijgen, als zjj maar eenmaal
te Ystad zich gevestigd hadden. Wel een be
wijs, dat de dingen van dit leven geheel haar
hart vervulden, en dat aan hoogere en gees
telijke dingen door haar niet werd gedacht.
In haar werd bevestigd de waarheid van de
bewering dat het leven der Joden zich beweegt
tusschen geld, mooie kleeren en pret maken.
Hy deelde vervolgens ook aan Ds. Gelderman
mee, dat zijn vertrek naar Ystad nog eene
week moest uitgesteld worden, vanwege de on
gesteldheid van een paar zijner kinderen. Doch
hij zou dan toch naar Ystad gaan en er ruim
een week blijven om den eerstvolgenden Sab
bath niet te Koudenburg door te brengen.
Want wanneer hjj dan thuis was, en weer niet
in de Synagoge kwam, de achterdocht der Joden
allicht kon worden gewekt, wijl zjj hem kenden
als zeer religieus.
Daarom moesten dan ook alle mogelijke voor-
Littooij.
Mevrouw Pos.
De Eehtgenoote van onzen kranken broeder
Ds. Pos werd te Mololo 24 Mei j.l. ernstig ziel
en den 29 Augustus ontsliep zij. Des avonds
moest zij reeds begraven worden. Wat een
opeenstapeling van wederwaardigheden en dief
smartelijke gebeurtenissen
Hoe menigmaal gaan hier de wegen Gods
door de dieptenDriewerf gelukkig is het te
mogen inzien, dat niets bijgeval, maar alles
van Zijne Vaderhand ons toekomt. De Heen
geven onzen geliefden, zwakken broeder dat
groote voorrecht
Zjjne nu overledene Eehtgenoote was ds
kleindochter van onzen weleer welbekenden
en algemeen geëerden ouderling C. v. d. Putte
Zjj groeide hier te Middelburg op. Was ja
ren aaneen éen mijner trouwe catechisanten
Steeds onderscheidde zjj zich.
Ook toen zjj, naar ik dikwerf vernam, ii
Noord-Holland woonde.
Vóór br. Pos naar Soemba ging, werd z,
zjjn verloofde en vóór zij Nederland verlieten
genoot ik het voorrecht hun huwelijk kerke
lijk te mogen inzegenen in de Gasthuiskerl
alhier.
Dit had plaats 5 Juni 1889 en door mjj wen
vóór de huwelijksbevestiging gesproken ove
1 Cor. 9 5. Littooij. s
1
Dit is eene vraag die in dezen tjjd, voora
in onze Christelijke kringen, wel eens ernstii
nog over een en ander daarmee in verband
staande by vernieuwing nadacht, schrijf ik
thans deze regelen. Ik dacht na over het heb
ben van beloften en over het zich bewust zjjn,
het genieten van de geloofszekerheid en den
troost dier beloften in het hart. Wjj zyn ons
niet altoos bewust, wij missen vaak de ge
loofszekerheid en den troost van de beloften
die de Heere ons, ook in betrekking tot onze
kinderen, gegeven heeft.
Het deelgenootschap aan
en aan haren altoos rijken inhoud gaat aan ge
loofszekerheid, het bljjde bewustzijn van dat
deelgenootschap, alsmede aan de vreugde en
den troost, waarmee ze ons verryken, vooraf.
Het deelgenootschap aan Hem en aan Zijne
beloften gaat aan dat bewustzijn vooraf; ten
eerste, omdat Hy niet omredenen in ons, maar
in Zich gelegen, m. a. w.,vrijwillig en eeuwig ons
liefheeftten anderen, omdat Hy uit kracht dier
eeuwige, vrijwillige liefde ons door den Hei
ligen Geest Christus inljjft en alzoo deel aan
Hem en de beloften, die in Hem ja en amen
zyn, geeft, dus vóór er van geloofs zekerheid
onzerzijds sprake zijn kan.
Als wy nog zondaren, als wy dood zyn door.,
de zonden en de misdaden worden wy levend,
gemaakt in en met Hem. Menigmaal geschiedt
dit in ons nog heelemaal onbewust leven.
En onder hen, die gelooven, is de graad dier
zekerheid en mitsdien van dat bewustzijn en
dien troost zeer uitloopend.
Sommigen ontvangen naar Gods vrijmach
tig bestel, als Paulus, reeds eenige dagen na
hunne bekeering tot God de geloofszekerheid
van hun aandeel aan en gemeenschap met
Christus, terwyl anderen, gelyk Thomas, reeds
ettelijke jaren met Hem verkeeren en deel aan
Hem hebben voor zjj het: „Mijn Heere en
mijn God" in verrukking der ziele kunnen uit
galmen. Ja er zyn er die eerst na vele jaren,
ook wel eerst aan het einde van hun leven de
volkome, zalige zekerheid van hun deel aan
Christus verkrijgen.
De objectieve zekerheid, d.i. de zekerheid die
wij hebben in en uit en door het Woord is
eene volkomene en onveranderljjke, maar de
subjectieve of onderwerpeljjke is niet dienover
eenkomstig. Zjj is onvolkomen en niet zelden
afwisselend. Maar al is er zekerheid in betrek
king tot onzen staat en onze zaligheid kan
toch de dadelijke geloofszekerheid nog wel ge
mist worden dat alle dingen goed en wjjs en
heilig zyn en ten goede moeten en zullen
medewerken, en dat de Vader ons met den
Zoon alle dingen zal schenken. In zeer bangV
en donkere wegen kan het ons nu ook nog
wel gaan, als het Jezus discipelen ging, toen
Hjj zeide, dat Hjj sterven moest en sterven zou.
M.a.w., al zjjn wy van de vergeving onzer zon
den en van onze zaligheid zeker, kunnen wjj
nog weleens geen licht hebben dat het be
roofd worden van de onzen en het onze wjjs-
beleid, heilig en goed is.
Ook kunnen wy dan wel, al zyn ze in de
heerlijkheid opgenomen, het geloof missen, dat
dit is geschied.
Van onze geloofszekerheid hangt niet hun
opgenomen worden in den hemel en alzoo
hunne zaligheid af. Sommigen stellen zich
weleens aan en laten zich weleens uit, alsof
de zaligheid hunner gestorvenen afhankelijk
was gemaakt, van hunne geloofswerkzaamhe
den immers hoort men hen wel zeggen„ik
heb er niets voor”, of ook wel„ik heb er niets
voor gehad”, en men gevoelt dan als uit hunne
woorden en ziet dan aan hunne houding dat
zjj dientengevolge twyfelen aan hunne zalig-
Wjj schreven toen echter ook
alles niet verborgen blijven”en
den lezers duidelijk worden, wanneer
volgende mededeelen. tot
Toen Rabbi Samuel ’s Maandagsavonds de het
pastorie van Ds. Gelderman verliet, was hj lijke
opgemerkt door den koopman Levi, die met wiei
den laatsten trein aangekomen, juist aan de de
overzjjde voorbijging toen de deur geopend bljjl
werd, en Rabbi Samuel door het licht uit dei O
gang werd beschenen. uit
Levi, die zooals onze lezers reeds weten, een niet
warme vriend was van Rabbi Samuel begon is i
hierover na te denken, en bracht dit bezoek ond
bjj Ds. Gelderman in den laten avond, it moe
verband met de ontslagaanvrage van Rabb. jon;
Samuel als voorganger der Synagoge. Om hef tooi
late uur echter kon toen geen onderzoek meel tegt
ingesteld worden, doch den volgenden morgei mei
woi
woi
te
En
Handboek.
Mjjne plicht acht ik het mede te deelen aan
hen die my vragen doen, opmerkingen maken
of iets zenden ten behoeve van het „Handboek
ten dienste der Gereformeerde Kerken”, dat
door mij vóór eenige weken heelemaal onge
dacht (want er viel niemendal voor met mjjn
mederedacteur noch met den uitgever) een
sehrjjven werd ontvangen waarbij de Uitgever,
de heer le Cointre, my bericht dat hjj gemeend
heeft de redactie van het Handboek voor 1905
alleen „aan Ds. Feringa te moeten opdragen.”
Zoo nu aan den djjk te worden gezet, is
waarljjk niet pleizierig. Het deed mij denken
aan het Duitsehe gezegde Der Mohr enz.
Na de vereeniging der Kerken toch verzoch
ten mij de Uitgever en Ds. Feringa aan de
uitgave van het Handboek mijn naam te leenen
door als mederedacteur op te treden. Sympa-
thiseerende met het doel, ook op dit terrein
eenheid te verkrijgen, nam ik het aan, onder
voorwaarde dat eerst aan den heer v. d. Sluis
zou gevraagd worden, om één Handboek van
de twee uitgaven te maken, voor gemeenschap
pelijke rekening van de Uitgevers. Deze voor
waarde werd geaccepteerd en mitsdien aan den
heer v. d. Sluis gesch|fcmi en voorgesteld.
Eerst toen deze meende^it niet te moeten
doen, trad ik als mederedacteur op.
Maar ’t is of nu de uitwerking van dit
mee optreden als afgeloopen kan worden be
schouwd, en ik kan heengaan.
Toen een paar uitgevers vóór eenige jaren
soortgelijke demissie gaven aan redacteuren
kwamen Dr. A. Kuyper Sr. en anderen daar
tegen op en schreven er over. Blijkbaar ge
voelden ook zy dat alzoo behandeld te worden
alleronaangenaamst aandoet.
Onze tijd is eene in vele opzichten blijde en
heerlijke immers groote dingen, die de Heere
heid. Maar, gelukkig, ligt de zaligheid der
onzen niet vast in onze werkzaamheden. De
christenen, die, om de even genoemde reden
twijfelen, hebben nog niet het gewensehte in
zicht in het woord des HeerenIk doe het
niet om uwentwil, maar om mijns heiligen
Naams wille. De eerste en vaste grond van
de zaligheid onzer vroeg gestorvenen, d.i. van
den grond der hope ons geopenbaard in het
Woord, ligt niet in onze geloofswerkzaam
heden, maar in het verbond Gods en de be
loften van hetzelve. Doch onze geloofswerk
zaamheden behoeven daarom niet buiten reke
ning gelaten te worden, ze zyn van hoog be
lang en groot gewicht. Een afgeleiden grond
van hope kunnen wij ze, m. i., wel noemen.
De zekerheid ons door het Woord en het ver
bond van God gegeven, doet ze zekerheid in
ens hart en bewustzyn worden.
Door logisch-Bjjbelsche redeneering, wel eens
bloote beschouwing geheeten, verkrygt men
de zaligheid en den blijden troost van het
verbond en Zjjne beloften niet. Door het ge
loof moeten wjj ons leeren toeëigenen, voor ons
zelven en onze jeugdig gestorvenen, hetgeen
de Heere in het verbond en de beloften toe
gezegd heeft. Gebeds- en geloofsgenade zjjn
daarvoor onmisbaar. Er moet in den regel met
God geworsteld worden, om tot die zekerheid
te komen. Dat is niet het echte, uit en bij
het Woord te leven, wanneer, bij slechts bloote
beschouwing en redeneering, uit de hier be
doelde zekerheid gesproken wordt. Het werk
des Heiligen Geestes in ons mag evenmin ter
zjj de gesteld worden als het werk van Chris
tus voor ons.
Op reis.
Voorzichtigheidshalve liet Rabbi Samuel zich
niet in het dorp zien, en moest Ds. Gelderman
dus wachten tot Zondagavond, eer hjj iets te
weten kwam.
Het was reeds na negen ure en dus geheel
donker en het grootste gedeelte der bevolking
van Koudenburg was reeds ter ruste, toen hjj
Ds. Gelderman bezocht, en hem alles meedeelde
wat wjj reeds weten, en vooral met een zekere
opgewondenheid vertelde hoe gemakkeljjk hjj
er toe gekomen was ontslag te nemen, zelfs op
aandrang zjjner vrouw, en deze er zeer op ge
steld was, zoo spoedig mogeljjk Koudenburg
te verlaten.
Toen Ds. Gelderman heel deze geschiedenis
had vernomen, sprak hy ernstig terwjjl hjj zjjne
hand op Rabbi Samuel’s schouder legde De
Heere heeft ons tot hiertoe wonderbaar gehol
pen en alles bestuurd. Hem zjj de eere
Ook Rabbi Samuel moest de wonderljjke lei
dingen Gods, tot hiertoe met hem gehouden,
erkennen.
DOOB
-«=sa=sssjxn>-
I
*1
L