L I I I - FEUILLETON. Onder de Turfgravers en Helbewoners. M. H. - B ten zege tran e van Vau tweeën een. Een belangrijke week, was het voor de Gemeente (A) te Middelburg en eene familie die tot haar behoort. Kinderrechtbanken. Het boek der I€1 villeren. II. i 4 V’. Dokken worden gemaakt van stroo of riet, en bijeengebonden, tusschen de dakpan nen gelegd om voor lekken te bewaren. maar er led< moi atb WO( voll dar gel gen ruil mij doe koi ges zijr wa< dei spr lijk de kos zeg Ho we toe Ds spi lev 1 de err eei wa ge lai Ds gii ko G te l werj strjj deec mee zing maa tale de s vooi O en O D bim gele Min aftr D noc het get< E E en C Koi heei go alt we no va nif vernieuwing, en nu dacht Douwe, dat hjj van de enkele honderden guldens, die hij overge houden had, wel als een mijnheer” kon leven. Spoedig was hij nu ook getrouwd, maar wijl zijn vrouw ook al dacht, dat er geld genoeg voorhanden was, nam zij het niet zoo nauw, en gevolg van een en ander was, dat de voorraad weldra verminderde. Toen Douwe dit nu ook inzag, kocht hy een oud paard en werd vracht rijder. Doch ook hiertoe was hjj niet vlug genoeg, zoodat spoedig alles verliep. Tot over maat van ramp stierf nu ook het oude paard by een ledige ruif, nadat het eerst nog de dokken van het dak verslonden had. Nu kwam Douwe wel met een theekopje vol haver aandraven, dat hij bjj een buurman geleend had, maar het was te laat want wat heeft een dood paard aan haver Met dit paard was het laatste overblijfsel van Douwe’s kapitaal verdwenen. Zijn moeder, die hem van haar karig weduwen-pensioen meer malen nog bijgesprongen was, en zichzelven menigmaal in schulden gestoken had, om Dou we te helpen, was sedert ook gestorven, en nu zat Douwe aan den grond. Hij bezat juist nog zooveel, dat hjj een oude kar en een hond in lang niet zoo armoedig en ook volstrekt niet onzindelijk. Bart is ook bly als hjj eens bezoek krjjgt, en als hy maar weet, dat ge ook „voor de waarheid” zjjt, begint hy dadelyk U te vertellen dat hy geen socialist is maar getrouw naar de „groote kerk” gaat, en als daar geen dienst is, ook wel eens een enkel maal in „de kleine kerk” komt. Want die dominé mag hy ook wel hoorenen ook vertelt hij U dan, dat hjj „tot zijn trouwen toe” lid geweest is van de Christe lijke Jongelingsvereeniging. „Jongenzoo vertelt Bart „dat is toch zoo nuttig.” Men leert daar zooveel, als men kon bekomen, en een bunder heidegrond kon huren, waarop hy, wjjl hy nog altoos iets van het timmeren wist, zelf nu een hut van oude planken en sparren en heideplaggen optrok en zoo kwam Douwe op de heide terecht.* Van den godsdienst zjjner ouders bleef bjj Douwe ook niets over, en in hem wordt, helaas op zoo droeve wjjze aanschouwd, dat „genade geen erfgoed is” en het woord van den spreu kendichter wordt in hem bewaarheid„de luiheid doet verscheurde kleederen dragen.” Met een gevoel van weemoed verlaten we de hut van Douwe, en treden we een derde hut binnen, die bewoond wordt door Bart Aukes. Hier ziet alles er gansch anders uit. ’t Is hier trekken zich terug. Dientengevolge beperkt ook Juda het krijgsplan. In bond met Simeon zullen zjj den Kanaaniet aanvallen in het hun toegewezen gebied. Elk zorge nu voor zich zelven. Dat is altyd de vloek welke innerlijke verdeeldheid met zich brengt. Wjj deeimeeren (vertienen) onze krachten en maken het den vjjand gemakkeljjk. Tegelijk worden wjj on trouw aan den Heere, die er nooit verlof toe geeft, een deel der bezitting den vjjand over te geven. Intusschen Juda en Simeon vereenigen zich en de Heere geeft den Kanaaniet en den Fere- ziet in hunne hand d. i. in hun macht. Zij behalen de overwinning, ze slaan ze bjj Bézek, een stad in ’t stamgebied van Juda. (Volgens I Sam. 11:8 lag er ook in Gilead een plaats van dien naam.) De vjjanden worden aangeduid als Kanaauie- ten en Ferezieten, de twee volken die reeds in Genesis de gezamenlijke bevolking van het land vertegenwoordigen. De eersten woonden in de laagte aan den Jordaan en aan de Middelland- sche Zee, de Ferezieten zjjn de bergbewoners. Het leger der bondgenooten, 10000 man sterk, weet zich niet staande te houden. Vs. 57. Blijkbaar zjjn de overwinnende stammen niet voldaan voor ook de aanvoerder in hunne handen is. En zjj vonden Adoni-Bézek te Bézek. Vinden onderstelt zoeken. De schrik was op hem gevallen. Hjj vlucht weg, om zich zoo mogeljjk nog te versteken in een spelonk. Het baat niet. Zjj achterhalen den voortvluch tige. En nu wacht hem een gewisse, strenge, rechtvaardige straf. Schynbaar onmeedoogend snjjden zjj den over wonnene de duimen van handen en voeten af. Een schrikkelijke foltering. De krijgsman werd er onbekwaam door om het zwaard te hanteeren de voet anders rap en vaardig in ’t vluchten, weigert nu haren dienst. Maar ’k vergis mjj zeker niet, zoo ik het er voorhoud, dat de gruwelen van Adoni-Bézek aan de overwinnaars reeds bekend waren. En zjj zyn de geeselroede Gods, de uitvoerders van het gericht des Aller- hoogsten. Zelfs deze Kanaanitisehe koning verstaat dit. Immers uit zyn mond hoort gij Zeventig koningen met afgehouwen duimen hunner handen en hunner voeten, waren onder mijne tafel [de kruimels] oplezende geljjk als ik gedaan heb, alzoo heeft God mjj vergolden. De wreedaard Hjj vermaakte .zich in het ver minken der overwonnenen, en om hun ellende te zien, moesten zij dan wat onmogelyk schier was de kruimkens bijeenzoeken, krim pend van pijn. Zjjne consciëntie velt haar oor deel ’t Is de wraak vanden Hoogsten Rechter ’t is vergelding voor zyn wreedheid. Wjj zien hoe diep de gedachte der Goddelijke vergelding ook in der heidenen hart ligt. In Jeruzalem vindt hy zyn smadelijk einde. Alzoo moeten alle vjjanden Gods [omkomen. Adoni-Bézek, d. i. heer van Bezék (zjjn eigen lijke naam wordt niet meegedeeld) is vernederd, onderworpen aan Juda als een slaaf aan zjjn heer. De eerste aanval der verbonden stammen van Juda en Simeon is moedgevend. De Heere streed met hen. Hij was hun banier. H. Van enkele volken in het Oosten wordt verhaald, dat ze beide God en den duivel wil den dienenGod, omdat Hy goed is, den dui vel, omdat hij kwaad is. God aanbaden zij, opdat Hjj hen zegenen zou, den duivel, opdat hy hun geen leed berokkenen zou. Zulke na turen zjjn er ten allen tjjde geweest. Zy wil- len den Heere wel in veel, maar niet in alle» dienen. En al aanbidden ze hu niet recht streeks den vorst der duisternis, toch willen ze godsdienst en werelddienst saamvoegen, Daartegen verzet zich het gansche Woord Gods Er zjjn twee onderscheiden wegen: de breedsi weg, die naar het verderf leidt, en het smalle pad, dat voert tot de eeuwige heerlijkheid. Geen gemeenschap heeft het licht met de duis ternis, de gerechtigheid met de ongerechtig heid, God met Belial. Waar God met oprecht heid gediend wordt, moet Dagon vallen. Want zoo min Dagon en de ark in één tempel konden saamwonen, veel minder God en Satan in één ziel. De Heere eischt het gansche hart en het gansche leven op. Hjj wil alleen gediend zjjn. ’t Is een gruwel in Zjjn ooren, dat het schep sel nu eens de tale Kanaans en dan weer de tale Asdods spreekt. Was het ook niet de valsche moeder, die voor Salomo’s troon het levend kind wilde doorgehouwen en gedeeld zien Zoo ge met de vrouw van Lot het lichaam uit Sodom brengt, maar het hart achterlaat, het is niet recht. Zoo ge met Ana nias en Saffira slechts den halven prjjs van der apostelen voe- Gods heilige oogen juist nog tijd gehad om naar een buurvrouw te gaan, en heeft daar twee stoelen gehaald, waarop wjj, als wjj er tenminste lust in heb ben, ons kunnen - neerzetten. De bewoner, Douwe Martens is juist thuis. Dat gebeurt anders niet veel, want dag uit, dag in, is hjj van ’s morgens tot ’s avonds laat de deur uit, wijl hij met een hondenkar met kruidenierswaren de streek langs gaat om nog zoo wat aan den kost te komen. Douwe is een klein mager manneke, en in zjjne hut is het al even armoedig als bjj Oepke, doch als er een wedijver in onzindelijkheid moest plaats hebben, dan zou zeker Douwe’s echtge- noote nog wel met de palm gaan strjjken. Dit is hier eehter nog te erger, omdat Douwe een kind is van „van goeden huize.” Hij is schrik niet, lezerhjj is een zoon van een onzer eerste godzalige „afgescheiden” predi kanten en toen voor ruim veertig jaren zjjn vader stierf, terwjjl Douwe nog zeer jong was, werd hjj door zjjn moeder bedorven. In zjjn jeugd heeft hjj tamelyk wel geleerd, en is dus niet geheel onontwikkeld. Als jongeling heeft hij nog iets van het timmeren geleerd, doch omdat hjj niet van de vlugsten was, kon einde lijk geen enkelen baas hem meer gebruiken. Als twintigjarig jongeling trad Douwe als plaatsvervanger in militairen dienst, en, naar wjj meenen, vjjf jaar later nog eens weer bjj aan een, ik geloof, ongeneeseljjke men hier in ’t Noorden „luiheid” smeekend, gelijk het formulier des Doops ons dat leert en van ons eischt, dan zullen onze kinderen, die, zonder het te weten in zonde ontvangen en geboren, ja, des verdoemenis onderworpen zjjn, tegen ons getuigen, en de eeuwigheid zal het openbaren hoe velen er, ook om onze zonden, zijn verloreu gegaan. Het geloof lost de moeielijkhedeu op en neemt ze weg. Daarom is het„Gelooft alleen- Ijjk.” Het geloof doet ons bidden, erkennen, beljjden en danken zooals het behoort. Littooij. (Wordt vervolgd.) de na he rai all he „b he lie va ik sp gi ik ik ze pl ee ten minste maar wat leeren wil en een Jozua, Israëls leidsman is verzameld tot zijne vaderen. De draad der geschiedenis wordt weer opgevat, waar het boek Jozua dien vallen liet Kort voor zjjn verscheiden had Jozua den oudsten en hoofden des volks, de uitroeiing der Kanaan- ieten geboden. (Joz 23.) ’t Is hun opgelegd van Gods wege. Wie nalatig is, uit welke oorzaak ook, begaat zonde. Toch sch jjnt al spoedig traagheid den stammen Israëls overvallen te zjjn. Ze staan althans niet allen gelijk gereed, om gemeen schappelijk den vjjand te vernietigen, maar zjj vragen den Heere „Wie zal onder ons het eerst optrekken naai de Kanaanieten om tegen hen te krijgen Zjj zjjn dan toch het gebod niet geheel vergeten. Op welke wjjze vraagde men den Heere Wanneer een antwoord te vinden was in de reeds gesproken woorden Gods, moest Israël daarmede tevreden zjjn. Maar in dat geval was niet voorzien. Er bleef nu niet anders over dan dat de Priester voor ’t aange zicht des Heeren zich stelde om raad te vragen „naar de wjjze van Urim”. (Zie Num. 27 :21). Zoo toch kan de Heere den Israëlieten zjjn wil bekend maken. Op welke wijze dit geschiedde, is niet volkomen zeker. Uit vele plaatsen blijkt dat het antwoord niet enkel toestemming of ontkenning gaf, maar soms een vrjj breede toe lichting. (Zie Richt. 20 23, 27. I Sam. 10 22, 22 10, 23 2.) Optrekken om te strijden is hier niet anders dan een krjjgstocht ondernemen. Zjj weten dus wat zjj willen. Het doel staat té voren vast. De hand aan den ploeg om den vjjand uit te roeien. Het gaat tegen de Kanaanieten, en in dat eene woord worden, geljjk weldra bljjkt, de onderscheidene heidensche bewoners van Kanaan samengevat. Wie zal onder ons het eerst optrekken 1 De oude Vertalingen (Sept, en Vuig.) vatten dit op in den zin van aanvoerder zjj n of het com mando voeren. Beter is het deze woorden te verstaan van het openen en aanvangen van den krjjg. In cap. 10 18 wordt immers het beginnen van den oorlog uitdrukkeljjk onder scheiden van het hoofd of aanvoerder zjjn. Bovendien een geheele stam kon toch moeieljjk het commando op zich nemen. Eén persoon dient daartoe aangewezen. vs. 2. ’s Heeren antwoord wjjst Juda aan. Waarom juist Juda? De belofte van vader Jacob teekent Juda als moedig en krachtig, als den voorstrjjder. „Uwe hand zal zjjn op den nek uwer vijanden voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen” (Gen. 49 8). Er ligt zeker eene aanwyzing in hoe de stam van Juda ook in. de groote worsteling der eeuwen altjjd den strjjd zal openen, tot eindeljjk de Leeuw uit Juda’s stam volkomen zal triumfeeren. Eene belofte gaat met het antwoord ge paard zie, ik heb dat land in zijne hand ge geven. ’t Is eene herinnering aan wat de Heere reeds te voren had gezegd (Joz. 6 2. 8 1). Het land is niet slechts het voor Juda be stemde deel, maar Kanaan voor zoover het nog in der Kanaanieten macht is. Straks toch neemt Juda ook Jeruzalem in, welke stad aan den stam Benjamin was toebedeeld. (Joz. 18 28). God zal medestrijden en zoo het volk gehoorzaamt, de booze inwoners des lands voor hun aangezicht verdrijven. Vs. 3 en 4. Juda roept de hulp in van zjjn broederstam Simeon. Deze stammen waren het nauwst met elkander verbonden. Simeons erf deel lag in het gebied van Juda. De innerlijke verdeeldheid van Israël komt reeds aan het licht. Nu Juda is aangewezen, vormen de andere stammen niet de achterhoede, maar wjj kunnen niet al onzen tjjd bij Oepke doorbrengen, en daarom verlaten wjj zjjne hut, en treden een andere binnen. We geven maar geen beschrijving van het inwen dige, wjjl dit tamenlyk gelijk is, aan wat we in de hut van Oepke zagen. Wjj treffen het echter, dat men ons in de verte heeft zien aankomen. Want daarom heeft de vrouw nu Onze broeder W. de Rjjcketoch die 50 jaren de Gemeente als lid van den Kerkeraad met veel toewjjding diende, werd aan den avond van den eersten dag der week van ons en uit zjjn familiekring weggenomen. (Hjj telde zijne nakomelingen tot in het derde geslacht.) Onze broeder, die door beroerten getroffen, onbe wust doch zacht en kalm henenging, was hier maatschappelijk en geestelijk door den Heere gezegend. Jaren leefde hjj in een toevlucht- nemend geloof; doch vóór ongeveer 20 jaren mocht de Gemeente eene geesteljjke opwekking van den Heere ontvangen vrouwelijke en man nelijke lidmaten deelden daarindeze werden rjjk en zalig bevestigd in het geloof. De over- ledenene, broeder v. Kluiven en verscheidene anderen deelden daarin. Gewis hjj is nu verlost, verlost van alles wat niet uit God was, en ingegaan in de vreugde des Heeren. Deze week was belangrijk. Gisteren toch kwam het bericht dat de groote Paul Kruger ook door eene beroerte werd getroffen en aan hart verlamming stierf. Deze groote doode is in de geheele wereld bekend en beroemd geworden. Wat meer zegt: hjj, de eenvoudige, kinderljjk geloovige man, was groot ook voor God. In sommige Staten van Amerika bestaan „Juvenile Courts” of kinderrechtbanken. De misdrijven, grootere en kleinere, door kinderen bedreven, worden door die rechtbanken be handeld. De rechter (kinderrechter) is een speciale ambtenaar, die zich alleen met deze zaak bezighoudt. Zulk een rechter kan van het gebied, waarop hjj zich beweegt, geheel op de hoogte zjjn, ook door zijn uitgebreid hulppersoneel. De procesvorm is hoogst een voudig, praktisch en loopt spoedig af. Eindeljjk staan dezen „kinderrechter” een stel maatrege len ten dienste, die in groote verscheidenheid toegepast, in vele gevallen hunne uitwerking niet kunnen missen. Het is van belang hiervan kennis te nemen, nu ook in ons land weldra de kinderwetten” zullen worden ingevoerd. De handhaving van de „kinderwet voor jeugdige beklaagden” zal ten onzent aan den gewonen rechter worden opgedragen. Het ware wel te wenschen, dat bjj de gevallen, die zich zullen voordoen, de gewone plechtstatige en langgerekte proces vorm kon worden verwisseld voor eenen, die eenvoudiger of sneller werktof, dat werd overwogen, of het ook voor ons land niet beter wareafzonderljjke kinderrechtbanken, althans jn de grootere centra onzer bevolking, in te stellen. De proeven in Amerika genomen be vallen uitnemend. Het aantal jeugdige veroor deelden in de gevangenissen is er reeds zeer door verminderd. Hulsebos. Ontleend aanTvjdschr. voor Armenz. en Kinderbesch. En het geschiedde na den dood van Jozua, dat de kinderen Israëls den Heere vraag den, zeggende„Wie zal onder ons het eerst optrekken naar de Kanaanieten, om tegen hen te krijgen En de Heere zeide Juda zal optrekken ziet, Ik heb dat land in zijne hand gegeven. Toen zeide Juda tot zijnen broeder Simeon Trek met mij op in mjin lot, en laat ons tegen de Kanaanieten krijgen, zoo zal ik ook met u optrekken in uw lot. Alzoo toog Simeon met hem. En Juda toog op, en de Heere gaf de Ka naanieten en de Ferezieten in hunne hand en zij sloegen hen bjj Bézek, tien duizend man. En zij vonden Adóni-Bézek te Bézek, en streden tegen hemen zij sloegen de Kanaanieten en de Ferezieten. Doch Adóni-Bézek vluchtte, en zij jaagden hem na, en zjj grepen hem, en hieuwen de duimen zijner handen en zijner voeten af. Toen zeide Adóni-Bézek Zeventig koningen met afgehouwen duimen van hunne handen en van hunne voeten, waren onder mijne tafel, de kruimen oplezende, gelijk als ik gedaan heb, alzoo heeft mij God vergolden 1 En zy brachten hem te Jeruzalem, en hjj stierf aldaar. Richt. I 1—7. Schetsen uit den Zuidoosthoek van Friesland. door PEKAH. III. Een bezoek op de Heide. De ware oorzaak zal wel zjjn, omdat de Hervormde Diaconie zich aan Oepke onttrekt. Vroeger, toen zjjne kinderen nog klein waren, werden zjj beter „bedeeld” doch nu hield dit op. Want Oepke is wel arm, doodarm zelfs, maar dit behoefde niet zoo te zjjn. Zjjne zoons konden wel werken, en zjjne dochter, een ge zonde meid van 18 a 20 jaar kon wel dienen. Doch daar hebben zjj eenvoudig geen zin aan. Allen Ijjden kwaal, die noemt. Doch Saffira slechts den halven prjjs den verkochten akker voor ten legt, het kan voor niet bestaan. Zoo gesmet Elia’s zonen de offeranden Gods schendt, en het beste deel voor u zelf behoudt, uw werk is niet volkomen voor God. Daarom geef u geheel aan God over. Want maar één I kroon der zaligheid is ons voorgesteld, er is één Heere in den hemel die ze belooft, is maar één Zaligmaker, die ze verworven heeft, er is maar één weg, die er toe leidt. Kiest u, wien ge dienen zult. Is Baai uw God, volg hem na, is de Heere uw God, dient Hem. Geeft u aan God over en Hjj zal zich geven aan u. Wat grooter heerlijkheid kan u toege- Jiracht worden, wat grooter bljjdschap kan uw ziel vertikken, dan te weten, dat gij God en dat God u toebehoort? M.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1904 | | pagina 2