L
I
I
I -
FEUILLETON.
Onder de Turfgravers en Helbewoners.
M.
H.
- B
ten
zege
tran
e
van
Vau tweeën een.
Een belangrijke week,
was het voor de Gemeente (A) te Middelburg
en eene familie die tot haar behoort.
Kinderrechtbanken.
Het boek der I€1 villeren.
II.
i
4
V’.
Dokken worden gemaakt van stroo of
riet, en bijeengebonden, tusschen de dakpan
nen gelegd om voor lekken te bewaren.
maar
er
led<
moi
atb
WO(
voll
dar
gel
gen
ruil
mij
doe
koi
ges
zijr
wa<
dei
spr
lijk
de
kos
zeg
Ho
we
toe
Ds
spi
lev
1
de
err
eei
wa
ge
lai
Ds
gii
ko
G
te l
werj
strjj
deec
mee
zing
maa
tale
de s
vooi
O
en
O
D
bim
gele
Min
aftr
D
noc
het
get<
E
E
en
C
Koi
heei
go
alt
we
no
va
nif
vernieuwing, en nu dacht Douwe, dat hjj van
de enkele honderden guldens, die hij overge
houden had, wel als een mijnheer” kon leven.
Spoedig was hij nu ook getrouwd, maar wijl
zijn vrouw ook al dacht, dat er geld genoeg
voorhanden was, nam zij het niet zoo nauw,
en gevolg van een en ander was, dat de voorraad
weldra verminderde. Toen Douwe dit nu ook
inzag, kocht hy een oud paard en werd vracht
rijder. Doch ook hiertoe was hjj niet vlug
genoeg, zoodat spoedig alles verliep. Tot over
maat van ramp stierf nu ook het oude paard
by een ledige ruif, nadat het eerst nog de
dokken van het dak verslonden had. Nu
kwam Douwe wel met een theekopje vol haver
aandraven, dat hij bjj een buurman geleend
had, maar het was te laat want wat
heeft een dood paard aan haver
Met dit paard was het laatste overblijfsel van
Douwe’s kapitaal verdwenen. Zijn moeder, die
hem van haar karig weduwen-pensioen meer
malen nog bijgesprongen was, en zichzelven
menigmaal in schulden gestoken had, om Dou
we te helpen, was sedert ook gestorven, en
nu zat Douwe aan den grond. Hij bezat juist
nog zooveel, dat hjj een oude kar en een hond
in lang niet zoo armoedig en ook volstrekt
niet onzindelijk.
Bart is ook bly als hjj eens bezoek krjjgt, en
als hy maar weet, dat ge ook „voor de waarheid”
zjjt, begint hy dadelyk U te vertellen dat hy
geen socialist is maar getrouw naar de „groote
kerk” gaat, en als daar geen dienst is, ook
wel eens een enkel maal in „de kleine kerk”
komt. Want die dominé mag hy ook wel
hoorenen ook vertelt hij U dan, dat hjj „tot
zijn trouwen toe” lid geweest is van de Christe
lijke Jongelingsvereeniging.
„Jongenzoo vertelt Bart „dat is
toch zoo nuttig.” Men leert daar zooveel, als
men
kon bekomen, en een bunder heidegrond kon
huren, waarop hy, wjjl hy nog altoos iets van
het timmeren wist, zelf nu een hut van oude
planken en sparren en heideplaggen optrok
en zoo kwam Douwe op de heide terecht.*
Van den godsdienst zjjner ouders bleef bjj
Douwe ook niets over, en in hem wordt, helaas
op zoo droeve wjjze aanschouwd, dat „genade
geen erfgoed is” en het woord van den spreu
kendichter wordt in hem bewaarheid„de
luiheid doet verscheurde kleederen dragen.”
Met een gevoel van weemoed verlaten we
de hut van Douwe, en treden we een derde
hut binnen, die bewoond wordt door Bart Aukes.
Hier ziet alles er gansch anders uit. ’t Is hier
trekken zich terug. Dientengevolge beperkt
ook Juda het krijgsplan. In bond met Simeon
zullen zjj den Kanaaniet aanvallen in het hun
toegewezen gebied. Elk zorge nu voor zich
zelven. Dat is altyd de vloek welke innerlijke
verdeeldheid met zich brengt. Wjj deeimeeren
(vertienen) onze krachten en maken het den
vjjand gemakkeljjk. Tegelijk worden wjj on
trouw aan den Heere, die er nooit verlof toe
geeft, een deel der bezitting den vjjand over
te geven.
Intusschen Juda en Simeon vereenigen zich
en de Heere geeft den Kanaaniet en den Fere-
ziet in hunne hand d. i. in hun macht. Zij
behalen de overwinning, ze slaan ze bjj Bézek,
een stad in ’t stamgebied van Juda. (Volgens
I Sam. 11:8 lag er ook in Gilead een plaats
van dien naam.)
De vjjanden worden aangeduid als Kanaauie-
ten en Ferezieten, de twee volken die reeds in
Genesis de gezamenlijke bevolking van het land
vertegenwoordigen. De eersten woonden in de
laagte aan den Jordaan en aan de Middelland-
sche Zee, de Ferezieten zjjn de bergbewoners.
Het leger der bondgenooten, 10000 man sterk,
weet zich niet staande te houden.
Vs. 57. Blijkbaar zjjn de overwinnende
stammen niet voldaan voor ook de aanvoerder
in hunne handen is. En zjj vonden Adoni-Bézek
te Bézek. Vinden onderstelt zoeken. De schrik
was op hem gevallen. Hjj vlucht weg, om zich
zoo mogeljjk nog te versteken in een spelonk.
Het baat niet. Zjj achterhalen den voortvluch
tige. En nu wacht hem een gewisse, strenge,
rechtvaardige straf.
Schynbaar onmeedoogend snjjden zjj den over
wonnene de duimen van handen en voeten af.
Een schrikkelijke foltering. De krijgsman werd
er onbekwaam door om het zwaard te hanteeren
de voet anders rap en vaardig in ’t vluchten,
weigert nu haren dienst. Maar ’k vergis mjj
zeker niet, zoo ik het er voorhoud, dat de
gruwelen van Adoni-Bézek aan de overwinnaars
reeds bekend waren. En zjj zyn de geeselroede
Gods, de uitvoerders van het gericht des Aller-
hoogsten. Zelfs deze Kanaanitisehe koning
verstaat dit. Immers uit zyn mond hoort gij
Zeventig koningen met afgehouwen duimen
hunner handen en hunner voeten, waren onder
mijne tafel [de kruimels] oplezende geljjk als
ik gedaan heb, alzoo heeft God mjj vergolden.
De wreedaard Hjj vermaakte .zich in het ver
minken der overwonnenen, en om hun ellende
te zien, moesten zij dan wat onmogelyk
schier was de kruimkens bijeenzoeken, krim
pend van pijn. Zjjne consciëntie velt haar oor
deel ’t Is de wraak vanden Hoogsten Rechter
’t is vergelding voor zyn wreedheid. Wjj zien
hoe diep de gedachte der Goddelijke vergelding
ook in der heidenen hart ligt.
In Jeruzalem vindt hy zyn smadelijk einde.
Alzoo moeten alle vjjanden Gods [omkomen.
Adoni-Bézek, d. i. heer van Bezék (zjjn eigen
lijke naam wordt niet meegedeeld) is vernederd,
onderworpen aan Juda als een slaaf aan zjjn
heer. De eerste aanval der verbonden stammen
van Juda en Simeon is moedgevend. De Heere
streed met hen. Hij was hun banier.
H.
Van enkele volken in het Oosten wordt
verhaald, dat ze beide God en den duivel wil
den dienenGod, omdat Hy goed is, den dui
vel, omdat hij kwaad is. God aanbaden zij,
opdat Hjj hen zegenen zou, den duivel, opdat
hy hun geen leed berokkenen zou. Zulke na
turen zjjn er ten allen tjjde geweest. Zy wil-
len den Heere wel in veel, maar niet in alle»
dienen. En al aanbidden ze hu niet recht
streeks den vorst der duisternis, toch willen
ze godsdienst en werelddienst saamvoegen,
Daartegen verzet zich het gansche Woord Gods
Er zjjn twee onderscheiden wegen: de breedsi
weg, die naar het verderf leidt, en het smalle
pad, dat voert tot de eeuwige heerlijkheid.
Geen gemeenschap heeft het licht met de duis
ternis, de gerechtigheid met de ongerechtig
heid, God met Belial. Waar God met oprecht
heid gediend wordt, moet Dagon vallen.
Want zoo min Dagon en de ark in één
tempel konden saamwonen, veel minder God
en Satan in één ziel. De Heere eischt het
gansche hart en het gansche leven op. Hjj wil
alleen gediend zjjn.
’t Is een gruwel in Zjjn ooren, dat het schep
sel nu eens de tale Kanaans en dan weer de
tale Asdods spreekt. Was het ook niet de
valsche moeder, die voor Salomo’s troon het
levend kind wilde doorgehouwen en gedeeld
zien Zoo ge met de vrouw van Lot het
lichaam uit Sodom brengt, maar het hart
achterlaat, het is niet recht. Zoo ge met Ana
nias en Saffira slechts den halven prjjs van
der apostelen voe-
Gods heilige oogen
juist nog tijd gehad om naar een buurvrouw
te gaan, en heeft daar twee stoelen gehaald,
waarop wjj, als wjj er tenminste lust in heb
ben, ons kunnen - neerzetten.
De bewoner, Douwe Martens is juist thuis.
Dat gebeurt anders niet veel, want dag uit,
dag in, is hjj van ’s morgens tot ’s avonds
laat de deur uit, wijl hij met een hondenkar
met kruidenierswaren de streek langs gaat om
nog zoo wat aan den kost te komen.
Douwe is een klein mager manneke, en in
zjjne hut is het al even armoedig als bjj Oepke,
doch als er een wedijver in onzindelijkheid moest
plaats hebben, dan zou zeker Douwe’s echtge-
noote nog wel met de palm gaan strjjken.
Dit is hier eehter nog te erger, omdat Douwe
een kind is van „van goeden huize.” Hij is
schrik niet, lezerhjj is een zoon van een
onzer eerste godzalige „afgescheiden” predi
kanten en toen voor ruim veertig jaren zjjn
vader stierf, terwjjl Douwe nog zeer jong was,
werd hjj door zjjn moeder bedorven. In zjjn
jeugd heeft hjj tamelyk wel geleerd, en is dus
niet geheel onontwikkeld. Als jongeling heeft
hij nog iets van het timmeren geleerd, doch
omdat hjj niet van de vlugsten was, kon einde
lijk geen enkelen baas hem meer gebruiken.
Als twintigjarig jongeling trad Douwe als
plaatsvervanger in militairen dienst, en, naar
wjj meenen, vjjf jaar later nog eens weer bjj
aan een, ik geloof, ongeneeseljjke
men hier in ’t Noorden „luiheid”
smeekend, gelijk het formulier des Doops ons
dat leert en van ons eischt, dan zullen onze
kinderen, die, zonder het te weten in zonde
ontvangen en geboren, ja, des verdoemenis
onderworpen zjjn, tegen ons getuigen, en de
eeuwigheid zal het openbaren hoe velen er,
ook om onze zonden, zijn verloreu gegaan.
Het geloof lost de moeielijkhedeu op en
neemt ze weg. Daarom is het„Gelooft alleen-
Ijjk.” Het geloof doet ons bidden, erkennen,
beljjden en danken zooals het behoort.
Littooij.
(Wordt vervolgd.)
de
na
he
rai
all
he
„b
he
lie
va
ik
sp
gi
ik
ik
ze
pl
ee
ten minste maar wat leeren wil en een
Jozua, Israëls leidsman is verzameld tot zijne
vaderen. De draad der geschiedenis wordt weer
opgevat, waar het boek Jozua dien vallen liet
Kort voor zjjn verscheiden had Jozua den oudsten
en hoofden des volks, de uitroeiing der Kanaan-
ieten geboden. (Joz 23.) ’t Is hun opgelegd van
Gods wege. Wie nalatig is, uit welke oorzaak ook,
begaat zonde. Toch sch jjnt al spoedig traagheid
den stammen Israëls overvallen te zjjn. Ze staan
althans niet allen gelijk gereed, om gemeen
schappelijk den vjjand te vernietigen, maar zjj
vragen den Heere „Wie zal onder ons het
eerst optrekken naai de Kanaanieten om tegen
hen te krijgen Zjj zjjn dan toch het gebod
niet geheel vergeten. Op welke wjjze vraagde
men den Heere Wanneer een antwoord te
vinden was in de reeds gesproken woorden Gods,
moest Israël daarmede tevreden zjjn. Maar in
dat geval was niet voorzien. Er bleef nu niet
anders over dan dat de Priester voor ’t aange
zicht des Heeren zich stelde om raad te vragen
„naar de wjjze van Urim”. (Zie Num. 27 :21).
Zoo toch kan de Heere den Israëlieten zjjn wil
bekend maken. Op welke wijze dit geschiedde,
is niet volkomen zeker. Uit vele plaatsen blijkt
dat het antwoord niet enkel toestemming of
ontkenning gaf, maar soms een vrjj breede toe
lichting. (Zie Richt. 20 23, 27. I Sam. 10 22,
22 10, 23 2.)
Optrekken om te strijden is hier niet anders
dan een krjjgstocht ondernemen. Zjj weten
dus wat zjj willen. Het doel staat té voren
vast. De hand aan den ploeg om den vjjand
uit te roeien. Het gaat tegen de Kanaanieten,
en in dat eene woord worden, geljjk weldra
bljjkt, de onderscheidene heidensche bewoners
van Kanaan samengevat.
Wie zal onder ons het eerst optrekken 1 De
oude Vertalingen (Sept, en Vuig.) vatten dit
op in den zin van aanvoerder zjj n of het com
mando voeren. Beter is het deze woorden te
verstaan van het openen en aanvangen van
den krjjg. In cap. 10 18 wordt immers het
beginnen van den oorlog uitdrukkeljjk onder
scheiden van het hoofd of aanvoerder zjjn.
Bovendien een geheele stam kon toch moeieljjk
het commando op zich nemen. Eén persoon
dient daartoe aangewezen.
vs. 2. ’s Heeren antwoord wjjst Juda aan.
Waarom juist Juda? De belofte van vader
Jacob teekent Juda als moedig en krachtig,
als den voorstrjjder. „Uwe hand zal zjjn op
den nek uwer vijanden voor u zullen zich uws
vaders zonen nederbuigen” (Gen. 49 8). Er
ligt zeker eene aanwyzing in hoe de stam van
Juda ook in. de groote worsteling der eeuwen
altjjd den strjjd zal openen, tot eindeljjk de
Leeuw uit Juda’s stam volkomen zal triumfeeren.
Eene belofte gaat met het antwoord ge
paard zie, ik heb dat land in zijne hand ge
geven. ’t Is eene herinnering aan wat de Heere
reeds te voren had gezegd (Joz. 6 2. 8 1).
Het land is niet slechts het voor Juda be
stemde deel, maar Kanaan voor zoover het nog
in der Kanaanieten macht is. Straks toch
neemt Juda ook Jeruzalem in, welke stad aan
den stam Benjamin was toebedeeld. (Joz. 18
28). God zal medestrijden en zoo het volk
gehoorzaamt, de booze inwoners des lands voor
hun aangezicht verdrijven.
Vs. 3 en 4. Juda roept de hulp in van zjjn
broederstam Simeon. Deze stammen waren het
nauwst met elkander verbonden. Simeons erf
deel lag in het gebied van Juda. De innerlijke
verdeeldheid van Israël komt reeds aan het
licht. Nu Juda is aangewezen, vormen de
andere stammen niet de achterhoede, maar
wjj kunnen niet al onzen tjjd bij
Oepke doorbrengen, en daarom verlaten wjj
zjjne hut, en treden een andere binnen. We
geven maar geen beschrijving van het inwen
dige, wjjl dit tamenlyk gelijk is, aan wat we
in de hut van Oepke zagen. Wjj treffen het
echter, dat men ons in de verte heeft zien
aankomen. Want daarom heeft de vrouw nu
Onze broeder W. de Rjjcketoch die 50 jaren
de Gemeente als lid van den Kerkeraad met
veel toewjjding diende, werd aan den avond
van den eersten dag der week van ons en uit
zjjn familiekring weggenomen. (Hjj telde zijne
nakomelingen tot in het derde geslacht.) Onze
broeder, die door beroerten getroffen, onbe
wust doch zacht en kalm henenging, was hier
maatschappelijk en geestelijk door den Heere
gezegend. Jaren leefde hjj in een toevlucht-
nemend geloof; doch vóór ongeveer 20 jaren
mocht de Gemeente eene geesteljjke opwekking
van den Heere ontvangen vrouwelijke en man
nelijke lidmaten deelden daarindeze werden
rjjk en zalig bevestigd in het geloof. De over-
ledenene, broeder v. Kluiven en verscheidene
anderen deelden daarin.
Gewis hjj is nu verlost, verlost van alles wat
niet uit God was, en ingegaan in de vreugde
des Heeren.
Deze week was belangrijk. Gisteren toch kwam
het bericht dat de groote Paul Kruger ook
door eene beroerte werd getroffen en aan hart
verlamming stierf.
Deze groote doode is in de geheele wereld
bekend en beroemd geworden. Wat meer zegt:
hjj, de eenvoudige, kinderljjk geloovige man,
was groot ook voor God.
In sommige Staten van Amerika bestaan
„Juvenile Courts” of kinderrechtbanken. De
misdrijven, grootere en kleinere, door kinderen
bedreven, worden door die rechtbanken be
handeld. De rechter (kinderrechter) is een
speciale ambtenaar, die zich alleen met deze
zaak bezighoudt. Zulk een rechter kan van
het gebied, waarop hjj zich beweegt, geheel
op de hoogte zjjn, ook door zijn uitgebreid
hulppersoneel. De procesvorm is hoogst een
voudig, praktisch en loopt spoedig af. Eindeljjk
staan dezen „kinderrechter” een stel maatrege
len ten dienste, die in groote verscheidenheid
toegepast, in vele gevallen hunne uitwerking
niet kunnen missen.
Het is van belang hiervan kennis te nemen,
nu ook in ons land weldra de kinderwetten”
zullen worden ingevoerd. De handhaving van
de „kinderwet voor jeugdige beklaagden” zal
ten onzent aan den gewonen rechter worden
opgedragen. Het ware wel te wenschen, dat
bjj de gevallen, die zich zullen voordoen, de
gewone plechtstatige en langgerekte proces
vorm kon worden verwisseld voor eenen, die
eenvoudiger of sneller werktof, dat werd
overwogen, of het ook voor ons land niet beter
wareafzonderljjke kinderrechtbanken, althans
jn de grootere centra onzer bevolking, in te
stellen. De proeven in Amerika genomen be
vallen uitnemend. Het aantal jeugdige veroor
deelden in de gevangenissen is er reeds zeer
door verminderd. Hulsebos.
Ontleend aanTvjdschr. voor
Armenz. en Kinderbesch.
En het geschiedde na den dood van Jozua,
dat de kinderen Israëls den Heere vraag
den, zeggende„Wie zal onder ons het
eerst optrekken naar de Kanaanieten,
om tegen hen te krijgen
En de Heere zeide Juda zal optrekken ziet,
Ik heb dat land in zijne hand gegeven.
Toen zeide Juda tot zijnen broeder Simeon
Trek met mij op in mjin lot, en laat ons
tegen de Kanaanieten krijgen, zoo zal ik
ook met u optrekken in uw lot. Alzoo
toog Simeon met hem.
En Juda toog op, en de Heere gaf de Ka
naanieten en de Ferezieten in hunne
hand en zij sloegen hen bjj Bézek, tien
duizend man.
En zij vonden Adóni-Bézek te Bézek, en
streden tegen hemen zij sloegen de
Kanaanieten en de Ferezieten.
Doch Adóni-Bézek vluchtte, en zij jaagden
hem na, en zjj grepen hem, en hieuwen
de duimen zijner handen en zijner
voeten af.
Toen zeide Adóni-Bézek Zeventig koningen
met afgehouwen duimen van hunne
handen en van hunne voeten, waren
onder mijne tafel, de kruimen oplezende,
gelijk als ik gedaan heb, alzoo heeft mij
God vergolden 1 En zy brachten hem te
Jeruzalem, en hjj stierf aldaar.
Richt. I 1—7.
Schetsen uit den Zuidoosthoek van Friesland.
door PEKAH.
III.
Een bezoek op de Heide.
De ware oorzaak zal wel zjjn, omdat de
Hervormde Diaconie zich aan Oepke onttrekt.
Vroeger, toen zjjne kinderen nog klein waren,
werden zjj beter „bedeeld” doch nu hield dit
op. Want Oepke is wel arm, doodarm zelfs,
maar dit behoefde niet zoo te zjjn. Zjjne zoons
konden wel werken, en zjjne dochter, een ge
zonde meid van 18 a 20 jaar kon wel dienen.
Doch daar hebben zjj eenvoudig geen zin aan.
Allen Ijjden
kwaal, die
noemt.
Doch
Saffira slechts den halven prjjs
den verkochten akker voor
ten legt, het kan voor
niet bestaan.
Zoo gesmet Elia’s zonen de offeranden Gods
schendt, en het beste deel voor u zelf behoudt,
uw werk is niet volkomen voor God. Daarom
geef u geheel aan God over. Want maar één I
kroon der zaligheid is ons voorgesteld, er is
één Heere in den hemel die ze belooft,
is maar één Zaligmaker, die ze verworven
heeft, er is maar één weg, die er toe leidt.
Kiest u, wien ge dienen zult. Is Baai uw God,
volg hem na, is de Heere uw God, dient Hem.
Geeft u aan God over en Hjj zal zich geven
aan u. Wat grooter heerlijkheid kan u toege-
Jiracht worden, wat grooter bljjdschap kan uw
ziel vertikken, dan te weten, dat gij God en
dat God u toebehoort?
M.