KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
vermoeid zyn en brood is geen brood zoo wij
geen honger hebben. Welnu het spel moet
ontspanning bieden aan den geest en aan het
lichaam. Daarom kan en mag iemand die zyn
tijd met beuzelarijen heeft doorgebracht er
niet naar grijpen. En 't is evenzeer een onge
zond verschijnsel als menschen bijna al hun
tijd er mee doorbrengen. Want vanzelf, niemand
kan uren aan een zich ontspannen. Dan wordt
de ontspanning weer arbeid.
Ieder die dus een oogenblik zich met het
spel wil vermeien, stelle zich telkens de vraag
is die rust, die ontspanning verdiend? Heb
ik mijn levenstaak behartigd met al de inner
lijke kracht mijner ziel Geloof vrij, dat wy
menigmaal bij zulk een vraag van schaamte
zullen blozen en opnieuw de hand aan den
ploeg zullen slaan. Deze hoofdgedachte mag
nooit vergeten worden. Anders wordt het spel
hartstocht en mist zijn doel,.
Denk er maar eens over na. Nooit is men
's avonds in den huiselijken kring vroolijker
dan na een dag van flink arbeiden. Een ge
voel van dankbaarheid vervult ons. We heb
ben toch wat gedaan. De rust is verdiend.
Stel daar nu eens tegenover een dag in le
digheid doorgebracht. Geen vroolijke kout wordt
gehoord. Allen zijn in zichzelven gekeerd. Een
soort wroeging grijpt ons aan. Wij zijn onte
vreden. Wat deden wij toch met den kostba
ren tijdZoo werpt slechte plichtsvervulling
hare schaduwen ook op de uren, die aan het
huiselijk leven en aan ontspanning zijn gewijd.
Hieraan onszelven te gewennen is geen
kleine taak. Ik zou niet gaarne beweren, dat
er in ons land niet gewerkt wordt. Integen
deel wij zijn een arbeidzaam en vlijtig volk.
Vooral wie eigen zaken doet is dikwijls bezig
van den morgen tot den avond. Evenwel wordt
er nog heel wat tijd misbruikt, of slechts half
goed besteed. Als wij in onzen boerenstand
daarop eens de aandacht vestigen, zullen er
zeker vele uren in de stad en op het land
doorgebracht in herinnering komen, die beter
konden besteed zijn. Ons leven is zoo kort.
De tijd is zoo duur. Geene ontspanning of er
moet inspanning geweest zijn.
Ontspanning zegt gij, daar hoor ik tegen
woordig zooveel van, terwijl onze vaderen er
zoo goed buiten konden. Waarvoor is zij ook
noodig Gy hebt gelijk. Vroeger sprak men
daar zoo niet van. Tegenwoordig moet alles
zomers op reis. En wie niet in Zwitserland
aan het meer van Genève, of op den Mont
Blanc geweest is kan niet meepraten. Alles
gaat een poosje uit. En toch is onze tijd, de
tijd van zenuwachtigheid en krankzinnigheid
en idiotisme. Is dat nu het gevolg van al die
genoegens
'k Waag er mij niet aan de diagnose van al
deze kwalen vast te stellen, en van zelf gaat
het dan ook niet voor elk een recept te schrij
ven. Maar wel houd ik er mij van overtuigd,
dat een weinig arbeidzaam leven, een niet
bezig zijn met zijn levenstaak, vele menschen
zoo zenuwachtig en gejaagd maakt. Daarom
leg ik er nadruk op, laat jong en oudiederen
dag zóó zijn taak verrichten, dat er 's avonds
een poosje ontspanning noodig is. Dan krijgen
wfj mannen krachtiger dan tot nu toe, bere
kend voor hunne roeping.
'k Wil het bovenstaande met een verhaal
illustreeren.
Een meisje, eenige dochter van niet onbe
middelde ouders, was al een paar jaren aaneen,
ongesteld. Onderscheidene artsen onderzochten
haar, maar een kwaal constateerden zij niet.
Alles wendden zij aan, wat wetenschap en
kunst vermocht. Het baatte niet. 't Meisje
werd ontevreden, lusteloos, gemelijk en kon
het nergens meer vinden. Intusschen komt in
hare woonplaats een andere docter. Zy' hoort
van hem. Hij is een jonge man, pas van de
hoogeschool. Wie weet, zal 'them niet ge
lukken hare kwaal te ontdekken. Eerst wil
zij niet. Zij heeft al zooveel geprobeerd. Toch
zfl gaat.
De docter stelt nauwkeurig een onderzoek
in naar hare levenswijze. Hij vraagt naar wat
zfl arbeidt en doet. Ternauwernood geeft zij
antwoord. Onbescheiden vond zy dat vragen,
't Is toch haar eigen zaak, hoe zjj als eenige
dochter van rijke ouders, het leven wil door
brengen. Zoo sprak zij tot zichzelven toen heel,
heel onverwacht, de jonge docter zei„ik kan
wel dadelijk de diagnose vaststellen, juffrouw."
Eer ik U medicijnen voorschrijf ga naar huis
en lees Ex. 20 9, 10.
Boos trok zij de deur achter zich toe. Zoo'n
behandeling zou ze zich niet laten welgeval
len. Ik weet niet hoe 't verder met deze jonge-
dochter afliep, maar wel geloof ik zeker, dat
de ordening des Heeren, aangaande het zes
dagen arbeiden en één dag rusten, niet straf
feloos kan geschonden worden. En de zenuw
achtigheid van ons geslacht heeft gewis voor
een deel haren oorsprong in de Övertreding van
dit gebod. En niet alleen zij zyn overtreders,
die op den rustdag met slaafschen arbeid bezig
zijn, maar ook wie de zes dagen van de week
zonder arbeid doorbrengen.
Voor deze beide soorten van menschen, is
het gebod des Heeren een steen des aanstoots.
De een zoekt in den arbeid alles, de ander
veracht hem. De waarheid ligt in het midden. De
arbeid is een zegen ons van God geschonken.
Hiermee is in hoofdzaak reeds gezegd, hoe
en op welken tijd het spel geoorloofd mag ge
noemd worden. Als afwisseling, om de krach
ten te verfrisschen en te sterken. Om den
geest te oefenen en op te scherpen. Slechts
een gering percent van onzen tijd mag er door
in beslag genomen worden. Niet te vergeefs
heeft God na zes werkdagen een rustdag be
steld. Zy die omdat zy ryk zyn en hun brood
niet behoeven te verdienen, hun tyd met niets
anders dan genoegens doorbrengen, komen
tot geen eigenlijk genoegen meer.
By de keuze der spelen hebben de Geref.
altijd het kansspel verboden. Het nogal bekende
domino-spel is niet geheel vrij van kansspel.
By alle berekening is er altyd iets toevalligs
in. Yeel gevaarlijker en meer afkeurenswaar
dig is het kaartspel, zoo druk gebruikt onder
de Roomschen, in de zoogenaamde vasten
avond. Maar ik ga niet voort ze U te noemen.
Beslis zelf. Zoek het welzijn van uw huisge
zin en breng de genoegens in overeenstem
ming met het karakter der jeugd, met den aard
van den leeftijd. Laat er de ideale kern niet
aan ontbreken. Het worde nooit een dor en
geesteloos tijdverdrijf. Want het woord tijd
verdrijf is een schandeDe tyd moet gebruikt.
Heel ons leven moet zyn een arbeiden voor
God. Ook het kinderleven, het leven van onze
jongelieden. Want straks komt de Heere om
te zien, wat wy met onze talenten hebben ge
daan. Hoe goed zal het dan zijn te hooren
„wel gij goede en getrouwe dienstknecht, over
weinig zy't gij getrouw geweest, over veel zal
ik U zetten ga in in de vreugde uws Heeren"
H. H.
Gisterenavond werd in de Hofpleinkerk door
de Gemeente, die daar wekelijks vergadert, het
te Dordrecht aangekochte orgel in gebruik ge
nomen. De opkomst was, het jaargetijde in
aanmerking genomen, goed, ja boven verwach
ting. Yoor het laatst werd eerst nog het oude
orgel gebruikt en Ds. Bouma begon met het
voor het oudje op te nemen. Immers het had zoo
veel diensten bewezen, het was van de oude naar
de nieuwe kerk met de Gemeente verhuisd,
had, door de bekwaamheid van den Organist
heerlijke toonen doen hooren, en den zang goed
begeleid.
Doch dit alles nam niet weg, dat de ijver
door vrouwen en daarna door mannen aan
den dag gelegd, om een nieuw en krachtiger
te verkrijgen op zeer hoogen pry's gesteld en
daarvoor den dank werd gebracht.
Toen dit geschied was, zongen wij Ps. 150
1 en 2 en hoorden wij, wjjl het toen in ge
bruik genomen werd, de liefelijke sehoone en
krachtige toonen van hetzelve.
Ds. Bouma besprak op boeiende en leerzame
wyze, na ook gebeden te hebben, denl50sten
der psalmen.
Tenslotte werd de Leverancier erkend in
zyne accuratesse en hem den zegen des Heeren
toegebeden. Nog eenige stukken werden ge
speeld, en nogmaals een psalm gezongen en
gedankt. Littooij.
Hedenmiddag kwam in het „Tehuis voor
Militairen" te Middelburg de Yereeniging tot
Christelijke Verzorging van Krankzinnigen in
Zeeland samen.
De voorzitter van het voorloopi gcomité, Ds.
J. H. Donner van Nieuwdorp, opende na het
lezen van een gedeelte uit Gods Woord en ge
bed de samenkomst, en stelde, na een korte
welkomstgroet, allereerst aan de orde de be
handeling der Concept-Statuten, die byna ge
heel onveranderd werden aangenomen.
Hierna werd het voorloopig comité met al-
gemeene stemmen tot een definitief bestuur
gekozen.
Het Bestuur bestaat nu uit de heeren J. H.
Blum, Ds. J. Hulsebos en Ds. Voorhoeve van
Ylissingen, Ds. de Ligt, Ds. Littooy, Dr. Wa
genaar, P. J. de Kruyter en D. Wisboom
Verstegen van Middelburg, Ds. J. H. Donner
van Nieuwdorp, Mulder, Burgemeester van
's Heer-Abtskerke, Mr. Engelberts en D. Ocht-
man van Zierikzee, Ds. de Looyze van Oud-
Vosmeer, M. Noordyke van Colynsplaat, Ds.
van Dis van Zaamslag, Wttewael van Stoet
wegen van Oostburg, Dr. Offringa en P. Dreg-
mans van Axel, terwijl het Bestuur het recht
is gegeven zich een 20ste lid te assumeeren.
De pastorale conferentie.
Krijn. Ben je ook op de pastorale conferentie
geweest
Louw. Hoe krijg je het in 't hoofd Daar
behooren geen gewone menschen.
Krijn. Wat zeg je Moeten daar dan onge
wone of buitengewone menschen heen.
Louw. Ge moet denken, dat ik nooit onder
wijs in talen gehad heb, en dus als ge met me
praten wilt, moet ge niet dadelijk over een woord
struikelen.
Krijn. Dat ben ik ook niet van plan. Maar
de uitdrukking „daar behooren geen gewone
menschen" klonk my een weinig vreemd in
de ooren.
Louw. Ik kan het begrijpen. Maar ge maakt
me niet wys, dat ge haar niet verstondt en ge
hadt derhalve je aanmerking gerust kunnen
sparen.
Krijn. Laat me je tevredenstellen. Het was
mijn doel niet om je iets onaangenaams te
zeggen, doch ik wilde tegen die voorstelling
opkomen. Op die wyze maakt ge de menschen
bang om naar zulk eene vergadering te gaan.
Louw. Ik maak er niemand bang voor. Dat
doen de predikanten, die zulk eene samenkomst
beleggen.
Krijn. Moeten de dominé's er al weer van
hebben? Het komt me voor, dat zulk een
verwyt onverdiend is, wyl zij zeker er opgesteld
zyn, dat er velen komen.
Louw. Het kan zyn. Doch in dit geval leggen
zij het zeer onverstandig aan. Ik heb b.v. het
agendum gelezen en daar stond op, dat ds.
Meulink spreken zou over Assyriologie en
Egyptologie, en nu kan ieder toch begrijpen,
dat zulk een onderwerp zeer geschikt is om
iemand eene rilling over zyne leden te jagen.
Krijn. Uit je woorden blijkt me opnieuw,
dat wy in een zeer zenuwachtigen tyd leven;
het is ten minste wel wat kinderachtig om
aan te nemen, dat Zeeuwen voor twee woorden
zulk een schrik hebben.
Louw. Ge kunt er wat my betreft mee
spotten. Doch ik houd vol wat ik gezegd heb.
Het kostte me verbazend veel moeite om ze
uit te spreken en ik ben nog niet eens zeker
of ik het wel goed gedaan heb.
Krijn. Het was ook niet noodig. Er werd
toch niet gevergd, dat gy ze zoudt toelichten.
Me duukt, ge hadt moeten zeggennou daar
vat ik niet veel van, ik wil toch eens gaan
hooren, wat zy daarvan zullen vertellen.
Louw. Ach, man, zwyg er van. Ik had er
dadelijk genoeg van, en ik heb maar niet eens
verder gelezen, wat er nog meer behandeld
zou worden.
Krijn. Of dat wel zoo verstandig was, zal
ik niet zeggen. Ge hadt moeten komenhet
zou je niet gespeten hebben.
Louw. Je bent er toch ook niet geweest, wel
Krijn. Zeker, en het is er me best bevallen.
Louw. Kondt ge er iets van begrijpen?
Hebt ge er nog wat van meegedragen
Krijn. Op het eerste zeg ik ja. Alles was
me niet even duidelijk, doch ik snapte er toch
wel wat van.
Louw. Nou, dat valt me mêe. Ge zy't ook
niet zooveel snuggerder dan ik. Waarover liep
het dan?
Krijn. Zie, nu zoudt ge willen dat ik eens
verslag deed. Maar dat gaat niet zoo gemak
kelijk. Ik heb wel een en ander gehoord, dat
ik begreep, doch om het weer te geven, daar
ben ik de man niet voor.
Louw. Zoo komt ge er niet af, of anders
denk ik, dat ge ook wel hadt knnnen thuis
blijven.
Krijn. Meent ge waarlijk, dat ik me daaraan
storen zou? Ik wil echter iets ervan mede-
deelen. Ge weet, dat velen tegenwoordigmeenen,
dat het een zich uit het ander ontwikkelt,
uit het lagere het hoogere.
Louw. Hoe zou ik daar niet van gehoord
hebben In woord en beeld hebben ze ons dit
al zoovele jaren voorgehouden, dat ieder daar
van iets vernomen heeft.
Krijn Dit geldt zeggen ze van alle dingen,
zoowel van de geestelijke als van de stoffelijke
zijde, en dientengevolge ook van den godsdienst.
Louw. Hoe bedoelen zy dat? Ik heb altyd
gemeend, dat het met den godsdienst omge
keerd is geweest. Eerst kenden de menschen
den eenigen, waren God, die den hemel en de
aarde geschapen heeft, doch van lieverlede
kwamen zy tot het aanbidden van hout en steen.
Krijn. Ge hebt gelyk. Doch de wyzen en
verstandigen konden zich in die voorstelling
niet meer vinden, en dachten, dat zy het veel
beter wisten. Zy spraken uit: ook hier hebben
wy met ontwikkeling te doen. Eerst stonden
de menschen zeer laag, nog lager dan de Soem-
baneezen b.v., zoo laag, dat er haast geen ver
schil was tusschen dier en mensch.