boosheid krijgt de overhand. Daar denken ouders vaak niet aan. Voor goede kleederen en voedsel wordt wel gezorgd, maar geld voor een goed boek besteed, acht men zoo onge veer weggeworpen. Alsof de mensch aan gees telijk voedsel geen behoefte heeft, alsof de vor ming der ziel, de vorming van het karakter zonder eenig middel wel terecht komt Dat is een groote onvoorzichtigheid van Christen ouders. Wie vader is heeft roeping om voor zyn kind niet half maar geheel zorg te dragen. En de moeder mag zich evenmin tevreden stellen met op het stoffelijk belang van haar kroost acht te slaan. De opvoeding eischt zorg voor de geestelijke zjjde van het leven. Daar heeft niemand iets tegen. Alleen maar, meester zorgt er voor op de school en dominé op de catechisatie. Wij, ouders, zien toe dat onze kinderen daar nooit worden gemist. Wat wilt gij nog meer? Wat ik nog meer wil? Ja, dat is in een paar woorden zoo maar niet te zeggen, 'k Begin hiermeegij behoort, zooveel in Uw omstan digheden mogelijk is, zelf Uw kind, 'k zeg nog niet te onderwijzen, maar op te voeden. Om nu dit te kunnen hebt gij middelen noodig. De ouders mogen hun kinderen niet den geheelen avond ledig laten zitten en nog minder is 't goed te keuren, dat zy uit verveling de ouder lijke woning verlaten en op straat of bij aller lei vrienden intrek nemen. Dan toch zyn de kinderen geheel buiten uw bereik en gy weet niet wat zij doen. En als zy dan in huis zijn, wat dan? Wel, daar behoort de hand van den opvoeder er aangelegd. Geef een jongen van 10 of 12 jaren wat te lezen over Michiel Adriaansz. de Ruijter en een meisje over Jacoba van Beijeren, ontsluit op vaste tyden uw Bijbel, verhaal hun aan grijpende gedeelten daarvan, of zoo U dit te moeielyk valt lees ze voor en gij hebt al heel wat gedaan. Maar de boog kan niet altijd gespannen zijn. Het kind moet ook rust, verkwikking voor zyn geest. Slechts zelden is niets doen goed. 't Is zelfs een straf voor de meesten. Geef nu het kind een goed spel. Het oefent de zinnen, het ontwikkelt het verstand en verfrischt den geest. Dit wat het kind aangaat. Evenwel, ook jongelingen en jongedochters hebben afwisse ling noodig. Er is in onzen boerenstand byna geen gezin waar des winters geen tyd is om wat te lezen. En toch hoe zelden gebeurt het. De lust ontbreekt. Er is geen energie, geen weetgierigheid, geen begeerte naar geestelijk noch naar geestesvoedsel. (Ik wil natuurlijk de goede uitzonderingen niet te nakomen.) Wat is daar nu de oorzaak van 't Is waar in geestelijke opgewektheid ligt niet de kracht van onzen tyd. Maar de opvoeding draagt toch ook voor een goed deel de schuld. Als in het gezin niet langzamerhand de geest wordt ge vormd, zal 't noch op de school noch op de catechisatie gelukken, liefde tot onderzoek te wekken. De geest is ongevormd gebleven. Alle goede smaak ontbreekt. Het huisgezin behoort te zijn een kring waar leven en gezelligheid gevonden wordt. En om nu dit in de hand te werken, mag in ver de meeste gezinnen wel eene reformatie plaats hebben. Maar dan in Christelijken geest. Een reformatie, die ten doel heeft onder den zegen des Heeren een krachtiger geestesleven te doen het lijk weggedragen wordt, bijna door niemand een woord wordt gesproken. Toen de tijd gekomen was, dat we met het lijk zouden heengaan, spraken we een ernstig woord over het beslissende van de eeuwigheid, en na gebeden te hebben, gingen we graf waarts Dadelyk achter de lijkwagen een wagen waarmee men denzelfden morgen nog mest ver voerd had, en die de sporen daarvan nog zicht baar, en ook nog op een andere manier ver toonde, gingen wij met den bedroefden ouden man, gevolgd door de overige familie, mannen en vrouwen, ongeveer twintig in getal. Snikkende liep de oude man naast ons, zóó zelfs dat we meermalen hem moesten onder steunen, en vreesden, dat hij van droefheid ineen zou storten. Wij trachtten hem wat te troosten en tot bedaren te brengenen dit gelukte ook eindelijk. Aan 'tgraf gekomen, spraken we weder een kort woord, doch sommigen van de familie, waaronder ook een der zonen, begaven zich naar een hoek van het kerkhof, zoover mogelijk van het graf verwijderd, opdat zij van alles Het gebeurt ook wel dat meer dan 50 mannen en vrouwen een lijk volgen. Naarmate de familie grooter en aanzienlijker is, is ook het getal lijkgangers grooter. ontwaken. Wordt deze stroom in goede bed- ding geleid, dan zal er uit voortkomen een ernstiger en bezielder geestelyk leven. Man nen en vrouwen, kinderen en knapen, jonge lingen en jongedochters zullen zich allen weer beyveren om een ieder op zyne wyze den Heere te dienen. Want onder alle verschijnse len, waar tegen waarschuwend ons woord uit gaat, is zeker de geest der Laodicensen niet de minst gevaarlijke. De bedreiging is aangrij pend: „och of gij koud waart of heet! Zoo dan omdat gij lauw zyt, en noch koud noch heet, ik zal U uit mijnen mond spuwen." Christelijke vrijheid is te verkiezen, boven de slavernij van gebod op gebod. Maar dan ernstig voor God, dan zoekend in alles zyn eere. Dankend Hem, die ons kocht met zyn bloed en door wiens genade wy roemenwant wy hebben niet ontvangen den geest der vreesachtigheid, maar derkraeht en der liefde en der gematigdheid. H. H. Feestgave jubileum Theologische School. Daar ondergeteekende door verschillende omstandigheden is verhinderd, alle voorgeno men bezoeken ter aanbieding van de lyst voor deze feestgave tijdig te doen, zoo is zyn vriendelijk verzoek, dat allen, die voor deze zaak nog eene kleinere of grootere gave willen afzonderen deze by hem in den loop der volgende week bezorgen. Ds. J. Hulsebos. Koningsweg, L 140, Ylissingen. Wy kunnen onzen lezers mededeelen, dat de Provinciale Zendingsdag dit jaar D. V. te Ter Neuzen in de Geref. Kerk zal worden gehou den en wel op Donderdag 23 Juni a.s. Nadere bijzonderheden zullen spoedig worden bekend gemaakt. REIS KAMPEN. Het aantal personen voor een Gezelschaps- kaart naar Kampen is nog niet voldoende. De lezers weten, dat het voordeel hiervan bedraagt f 3.25 per persoon. Tot en met Maandag a.s. kan men zich nog opgeven bij ondergeteekende. A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. KERK,BÈLIJDENI8,ZENDINC~ Het aanstaand jubilé der Theol. School. B. Nu moeten wij nog eens praten over het laatste gedeelte en daarmede zijn wy dan van deze zaak af. A. Ge moet dit zoo maar niet zeggen, want het zal nog wel even duren vóór wy er af zyn. B. Als ge over elk woord struikelen wilt, zullen wij zeker nog lang kunnen wachten. Ge begreept toch wel, dat ik alleen dacht aan ons gesprek. A. Ik ben je dankbaar voor de nadere ver klaring, wyl er anders een uitgehaald kon worden, wat ge er niet ingelegd had. B. Men kan ook al te voorzichtig zyn, en daardoor evenveel bederven als met roekeloos heid. A. Laat ons daarover nu niet redeneeren. Sta mij toe dat ik dadelyk maar zeg, wat wy nog behandelen zouden. B. Het is gemakkelijk om mijne goedkeu wat er gesproken werd, toch maar niets zouden hooren. Aan het sterfhuis teruggekomen, lazen we een gedeelte van Gods Woord, doch intusschen zaten allen heel gewoon met elkander over allerlei dingen te praten, zoodat we stilte moesten verzoeken. Nauwelijks echter hadden we weer eenige woorden gelezen, of de gesprekken werden onderling ook weer, nu op nog luidruchtiger toon, voortgezet, waarom we nogmaals ons ver zoek moesten herhalen. Doch ook nu duurde de stilte slechts een enkel oogenblik, en bij vernieuwing werd er gepraat en gelachen, alsof men op een bruiloft was, inplaats van op een begrafenis. We hielden ook nu weer even op met lezen, en zeiden„Wanneer ge nu toch werkelijk zóó weinig belang stelt in een ernstig woord, by een ernstige plechtigheid als deze, dan kunnen we niet begrijpen, waarom ge ons hebt uitgenoodigd, deze begrafenis te leiden." En toen sprak diezelfde bedroefde oude Pik- stra: „Och, ge hadt om my ook wel mogen wegblijven, want het is mij precies hetzelfde of ge hier zijt dan of ge hier niet zijt." Deze woorden werden met een schaterend gelach van de kinderen en de andere familieleden be antwoord. En toen we de opmerking maakten nog nooit zulke ruwe en onbeschaafde spotters ring daaraan te hechten en ik hoop, dat je het nog beter weet dan ik, daar het mij niet al te helder is, waar wy gebleven zyn. A. Het is je zeker bekend, dat de Theol. öchool ook na haar 25-jarig bestaan steeds in bloei toenam. In het jaar 1875 werd het aan tal leeraren met één vermeerderd. Professor Noordtzij heeft van dien tyd af zyn gewaar- deerden arbeid te haren beste gegeven. B. Dat is zeker een winst geweest. Ik heb tenminste meermalen hooren zeggen, dat hy een zeer kundig man is. A. Daarna volgde in 1882 de installatie van drie nieuwe professoren, Bavinck, Linde boom en Wielenga, en ik weet nog zeer goed, met welk eene vreugde deze dag begroet werd. B. Dit begrijp ik. De School kon op die wijze haar taak al beter en nauwgezetter ver richten. Drie zulke mannen beteekenen iets voor eene dergelyke inrichting. A. Tot op zekere hoogte is het jammer geweest, dat al spoedig daarna de kwestie over de opleiding aan de orde kwam, vermits zy aan den rustig en arbeid onzer professoren in den weg stond. B. Enkele jaren heeft het toch nog ge duurd, eer die strijd uitgebroken is. A. Als ge de zaak zeer strikt neemt dan moest daarop gezegd, dat de stryd reeds begonnen is vóór de oprichting van de Yrye Universiteit. Hebt ge nimmer vernomen van het zestal bezwaren door ds. Beuker inge- ingediend B, Neen, ik herrinner het mij tenminste niet. Doch hadden deze iets te maken met den stryd. A. Zeker. Doch eerst by de onderhandelin gen over de vereeniging kwam deze kwestie by de kerken. De kerken der Doleantie had den in de Yrye Universiteit wat zy begeerden, en de kerken der Scheiding waren aan de School gehecht. B. Ja, daar weet ik alles van. Wat is er wat gesproken en geschreven over die kwes tie. De eerste wilden de geheele opleiding aan de Universiteit geven, en de laatste wilden daarin niet bewilligen, omdat de kerken over de Theol. Faculteit niets te zeggen hadden. A. Ge stelt de zaak goed voor. Nu zocht men naar een wyze, waarop die moefelykheid uit den weg kon geruimd worden en sedert dien tyd was het op alle kerkelyke vergade ringen steeds weer dezelfde kwestie. Het lust mij niet daarover uit te weiden, doch één ding moet ik nog zeggen De Chr. Geref. formu leerden hun eisch De Synode oordeelt te moe ten handhaven het beginsel, dat de kerk ge roepen is eene eigen inrichting tot opleiding harer leeraren te hebben, ten minste wat de godgeleerde vorming betreft. B. Waren allen het met dezen eisch eens A. Weineen. Ook hierover was verschil van gevoelen. Sommigen wilden de zaak der op leiding zonder eenige voorwaarden en bepa ling overlaten aan de vereenigde kerken. Doch zesentwintig van de veertig afgevaardigden hielden dit punt vast en wilden anders van geene vereeniging weten. B. Naar ik meen heeft de voorloopige Synode van Nederduitsche Geref. Kerken te 's Gravenhage hier mede genoegen genomen. Is dit niet zoo. A. Ge hebt gelyk en velen oordeelden, dat daarmede de zaak voor lange jaren beslist was. Doch na de vereeniging hebben zij het wel anders leeren inzien. Reeds het volgende jaar bleek, welk een twistappel er lag in het mid den der Geref. Kerken, en ieder heugt het, wat daarover al te doen geweest is. B. Waarom nemen zy dien twistappel niet weg? Het zou toch zulk eene ontspanning te hebben ontmoet, zeide een der zoons dood leuk „Dan heb jy nog weinig ontmoet, hoor En een schoonzoon sprak: „Och, houd ook maar op met m dat Testament te lezen, want fr ll ?iet een van ons' die er iets van ge looft. En daarna vroeg hy ons „Geloof jy het?" ioen we dit toestemmend beantwoordden, hernam hy „Nou, dan geloof jy mooie dingen, want het is een smerig boek." Hieruit ont stond nu een heel gesprek, en het bleek weldra dat er niet een was, die een Bybel had en er ook nog nooit in gelezen had. Wij bleven nog eenigen tijd, en, voor zooveel we dit nog konden, spraken we over het kort stondige van het leven, en over den ernst der eeuwigheid, en het ontzettend oordeel dat hen wachtte mdien zij zoo bleven voortleven, en na gebeden te hebben, vertrokken wy. (Wordt vervolgd.) Op begrafenissen moet men zelf eenzak- bybeitje meebrengen, want in dergelyke huis gezinnen vindt men nooit een Bijbel

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1904 | | pagina 3