Laat uw aandacht niet afleiden.
FEUILLETON.
Onder de Turfgravers en Heibewoners.
reldsch hart). Ja, zegt de apostel, zich zei ven
en alle geloovigen insluitende, wij waren van
nature (gelyk wy uit onze ouders geboren zijn)
kinderen des toornsop wie van de geboorte
•an Gods toorn rust. Gelijk ook de anderen
(gelyk die blinde heidenen.) Het is dan eenig
en alleen Gods vrije en almachtige genade,
indien wij zyn wedergeboren en van kinderen
des toorns kinderen Gods zijn geworden.
Hulsebos.
VARIA.
Onderstaand belangrijk artikel uit De Stan
daard wenschen wij ook onder de aandacht
van onze lezers te brengen. Littooij.
In pers en op meetings van de zij der oppo
sitie zet men de hoofdzaak van het politiek
geding ter zij, en poogt de aandacht af te
leiden naar by zaken.
De hoofdvraag is en blijft, of het volk van
Nederland leven zal uit de Christelijke begin
selen, of wel zich zal laten beschijnen door
het nieuwe licht."
In drie generatiën heeft men den afval van
de Christelijke beginselen almeer vorderingen
zien maken, minder onder de massa, meer on
der de hoogere kringen.
In de eerste periode brak men met de my
steriën van het Christendom, maar liet de
historie in haar hoofdlijnen nog staan, erkende
het Goddelijk karakter van den Christus nog,
las nog aan de ontbijttafel de Schrift en ging
Zondags nog ter kerk.
In de tweede periode brak men allengs met
de huislijke godsdienstoefening en het kerk-
gaan, gaf ook de historie van den Christus
prijs, en hield hoogstens nog vast aan „God,
Deugd en Onsterfelijkheid."
En in de derde periode werd men kortweg
Atheïst, begon het Christendom als gevaarlijk
te bestrijden, gaf nu ook alle gebed er aan,
al minder werd 't pas geboren wicht gedoopt,
en zelfs uit de opvoeding werd alle hooger
element soms opzettelijk gebannen.
Zoo werd in deze kringen van de derde
generatie, gelukki'g zelfs onder de liberalen nog
een minderheid, het Christendom ten slotte
geheel buiten de deur gezet, en het naaktste
materialisme, hoogstens door kunst verluchtigd,
ten troon verheven.
Onder wat zich liberaal noemt, vindt men
nog steeds deze drie phasen vertegenwoordigd.
Er zyn er otider de öud-liberalen die thuis
nog dagelijks den Bijbel lezen, nog aan tafel
bidden, nog Kerk en Sacrament Z9eken, maar
bijna altoos in koud supranaturalistischen toon.
Daarnaast is een breeder kring van liberale
familiën, die voor dit alles niets meer voelt,
meer indifferent is, en voor zaken leeft, doch
daarom nog geen vijandschap tegen het Chris
tendom kent, of het moest dan tegen „de
fijnen" wezen. En bij deze beide komt onder
de jongeren een steeds zich uitbreidende groep
op, die in het Christendom het ongeluk van
het land ziet, en culmineerend in Socialisme
en Anarchisme, zich geroepen acht, zelfs door
opzettelijke propaganda, het laatste vonkje van
Christelijk geloof uit te blusschen.
Het hoogtepunt bereikte deze propaganda
dan in een manifest, tijdens de staking ver
spreid, dat tot titel had deze gruwbare woor
den„Dat God de pest is voor het land.1
Schetsen uit den Zuidoosthoek van Friesland
door PEKAH.
III.
De bevolking en den godsdienst.
Het is volstrekt geen wonder, wanneer men
hier mannen en vrouwen aantreft, die nog
nooit in een kerkgebouw zijn geweest, of die
sedert veertig of meer jaren nooit meer een
godsdienstoefening lb ij woonden. En dezen zyn
het voornamelijk, die zich geworpen hebben m
de armen van het socialisme. En hiertoe droeg
niet weinig bij het onderwijs dat op de openbare
lagere scholen wordt gegeven. Bijna zonder
uitzondering maken alle openbare onderwijzers
in deze omgeving, ijverig propaganda voor het
socialisme, en nog onlangs werd door een van
hen in publieke vergadering, waarin een der
socialistische Kamerleden het woord gevoerd
had, uitgesproken„Wij hopen dat alle arbei
ders zich bij de socialistische party zullen
aansluiten."
Gave de Heere, dat in elk dorp van I neslands
zuidoosthoek maar een Christelijke school ver
rijzen kon, dan zou, als een middel m Gods
Natuurlijk doen zich hierbij allerlei tus-
schenvormen voor, en vooral zijn de motie
ven verschillend. Bij den een is het de dus
genaamde wetenschap die prikkelt, bij een
tweede de kunst, bij een derde mammondiënst,
bij een vierde de zucht naar een vrij leven,
bij een vijfde een koud gemoed, bij een zesde
belustheid op genot, bij een zevende onver
schilligheid voor alle ideaal, bij een achtste
oeconomische overlegging, bij een negende
klassenhaat, by een tiende revolutionaire aan
leg. Maar hoe verschillend motief ook dryve,
men is nu in deze gezamenlijke kringen met
afloopende reeks tot de gemeenschappelijke
overtuiging gekomen, dat de Schrift een ge
woon boek is dat al wat van wonderen ver
haald wordt op misleiding berust; dat de
Christus niet dan mensch wasdat bidden tot
niets nut; en dat een verstandig mensch hier
te leven heeft niet met het oog op een eeuwig
hiernamaals, maar voor dit leven en voor dit
leven alleen. Een laatste oordeel, zoo meent
men werkelijk, komt er toch niet.
Saam zyn deze groepen in het land zeer
stellig verreweg in de minderheid. Maar al is
dit, naar den tel, onbetwistbaar, zoo oefent
deze minderheid toch een onevenredig grooten
invloed uit, doordat men ten onzent niet dan
zeer weinige manneü van cordaat-positieve
Christelijke belijdenis vindt onder de hoog
waardigheidsbekleders der wetenschap, der
kunst, der openbare scholen van alle trappen,
der magistratuur en der invloedrijke ambten.
Niet, alsof deze in hun meerderheid vijandig
tegenover allen godsdienst zouden staan. In
tegendeel vinden velen wat godsdienst onder
de lagere volksklasse wel goed, mogen het ook
by vrouw en dochter nog wel zien, en houden
er soms voor zichzelf nog een soort vormelooze
mystiek op na.
Maar hierin zijn toch de mannen van de
tweede en derde generatie het eens, dat hooger
op, in staat en maatschappij, geen positief
Christendom meer als leidend beginsel te pas
komt.
Eerst nam men dit standpunt toen nog in,
ponder aan de zedelijke grondslagen van het
Christendom ook maar het minste te wrikken.
Men beeldde zich in, dat deze zedelijke be
ginselen uit zichzelven vaststonden, en dus ook
zouden blijven vaststaan, ook al viel er het
fundament van het Christelijk geloof onder
weg. Zelfs ontbraken ze niet, die zich in by-
zonderen zin als voorstanders van een etisch
bedoelen aandienden, en vast geloofden, dat
staat en maatschappij .voor hare verdere ont
wikkeling hieraan genoeg en te over had.
Al spoedig echter bleek ook dit een illusie
te zyn.
Het eerst kwam daarby het Gezag en het
Hecht in het gedrang.
Waarop rustte het gezag van de ouders in
het gezin, van den patroon in zyn bedrijf, van
den Kroondrager in het land Theorieën poog
den dit uit te leggen. Doch al spoedig werden
andere theorieën hiertegenover gesteld. En
die theorieën verliepen ten slotte derwijs, dat
men gevoelde hoe alle grond onder zyn voeten
wegzonk.
Evenzoo met het Recht. God er buiten ge
rekend, kan het recht zyn standpunt niet
anders dan in den mensch vinden. Zoo werd
het pad glibberig. Alle vastheid week. En
ten slotte kwam men er rond voor uit, eener
zij ds dat Recht alleen is wat de wet als recht
hand, dit een krachtigen dam kunnen vormen
tegen den wassen den stroom van ongeloof en
revolutie. Want waarlijk wie de toestanden in
deze omgeving niet van naby kent, kan zich
ook onmogelijk een denkbeeld vormen hoe het
er hier wel uitziet. En om zelve Christelijke
scholen te bouwen, zal zoolang de Rijkssubsidie
niet grooter wordt, wel tot de onmogelijkheden
blijven behooren. De bevolking is er te arm
toe. Veel gemakkelijker kan men hier een mud
aardappelen bekomen, dan een kwartjewant
aardappelen heeft men over 't algemeen te veel,
en kwartjes te weinig. En daarenboven het
gevaarlijke van het openbaar onderwijs wordt
ook nog niet genoeg en nog niet ernstig genoeg
ingezien, en met de beteekenis van de doops-
belofte wordt niet ernstig genoeg rekening ge
houden. Nu moeten onze kinderen een wan
deling van anderhalf uur maken, om Christe
lijk onderwijs te kunnen ontvangen.
Of dan allen met dien geest van onver
schilligheid vervuld, en met dien stroom des
ongeloofs medegevoerd zynzoo vraagt ge
Neen, gelukkig niet, lezer
Er zijn ook in den zuidoosthoek kleine over
blijfselen, die der waarheid getrouw gebleven
zijn. Reeds in het jaar 1836 werden er ook hier
gevonden, die openlijk den strijd aanbonden
tegen het ongeloof.
In de oude Notulen van den Gereformeerden
stelt, en anderzijds dat Recht is wat de volks
opinie tot recht stempelt.
Vanzelf moest toen diezelfde theorie op de
zedelijke begrippen worden overgebracht. Ook
deze waren onvast. In het éene tijdperk anders
dan in het andere. Ieder kon ze vervormen
naar eigen inzicht. Zelfs het Du solist van
Kant ging als ballast overboord.
En zoo kwam men er ten slotte toe, ook de
groote conserveerende machten van het huwe
lijk, van het gezinsleven, van de kuischheid,
van de vrouwelijke schaamte aan te tasten,
eerst door een litteratuur en een reeks toe-
neelspelen, en eindelijk door een stel weten
schappelijke geschriften, die onder het maat
schappelijk gebouw niet een enkelen grondslag
meer overlieten.
Men weet hoe de gruwelijke zonde van
Sodom en Gomorrha thans openlijk als goed
en nuttig bepleit en openlijk aanbevolen wordt.
De hoofdvraag voor onze toekomst is uit
dien hoofde, of men deze alles ondermijnende
theorie derwys op Staat en Maatschappij zal
laten doorwerken, tot ten leste alle band ont
bonden, alle hoogere vastigheid losgewrikt, en
alle geordende maatschappij onmogelijk ge
maakt zij.
Of wel, dat men tegen dezen vernielenden
stroom een dam zal opwerpen, het Christelijk
geloof en de Christelijke zedeleer zal hand
haven, en aldus een gezonde ontwikkeling aan
ons volk verzekeren zal.
Doch over deze ernstige levensvragen zwijgt
nu de liberale pers, en zwijgen de liberale
leidsleiden op hun meetings. Tegen niets van
dit alles durft men openlijk optreden. Veeleer
spaart men zelfs de anarchistische en socialis
tische theorieën, en toont maar één vijand te
kennen, en dat zynde mannen van positief-
Christelijke belijdenis.
Niet alsof de tegenstanders van harte deze
positie innemen. Integendeel. Zagen ze kans,
zonderde anarchisten en socialisten hun heer
schappij te handhaven, ze zouden niets liever
doen dan tegen het socialisme van leer trekken.
Alleen maar, ze kunnen de socialisten en
anarchisten niet missen, en daarom ontbreekt
hun de moed, om de hoofdvraag aan te durven.
Voor ons zoo kwaad niet, mits al wie Chris
ten is in den lande, hierdoor zijn aandacht
maar geen oogenblik van die hoofdvraag laat
afleiden.
Laat u het Lam genoeg zijn.
Het kost menigmaal in den geloovige een
langen en bangen strijd, eer hy recht verstaat,
wat het is uit vrije genade zalig te worden.
Eerst als Gods gerechtigheid aan de ziel ge
openbaard wordt, lijdt onze eigengerechtigheid
schipbreuk. Lang houdt de ziel vol om met de
wet in de hand tot volkomenheid te willen ge
raken, en ten bloede toe te strijden maar al
strydende, zinkt zy in steeds dieper ellende weg.
En als zy dan zoo geheel inzinkt en wegzinkt,
ontmoet haar de Heere in de ure der radeloos
heid en verlorenheid, en zegt tot haar: „Uit
genade zijt gij zalig geworden, door het geloof
en dat niet uit u, het is Gods gave."
In dezen strijd lag ook Dr. Kohlbrugge een
maal vol angst en vrees, onder de slagen des
vyands ter neer. Zyn nood was hoog gestegen,
en hy bad den Heere veel en zonder ophouden.
Den volgenden dag moest hij prediken, maar
hy gevoelde er zich niet toe in staat, want het
golfde in hem van duisterheden en bedenkin-
Kerkeraad te Appelscha vonden wij desaan-
gaande het volgende
mDen 7en Februari 1836, is de gemeente, die
zich van de valsche leer had afgescheiden, geor
dend en bevestigd door den Herder en Leer aar
H. de Cock, leeraar der Herv. Geref. Gemeente
te Wlrum in Groningerland. Als Ouderling werd
bevestigd J. L. Tiesenga, en als Diaken F. Duur-
smaF
Op den 9en Maart daaraanvolgende werd
in eene gecombineerde vergadering met den
Kerkeraad van de Christelijke Afgescheiden
Gereformeerde Gemeente te Smilde besloten
dat Luitzen DijkstraLeerend ouderling by die
gemeente, om den zevenden Zondag de ge
meente te Appelscha zou dienen.
Den 15en November van datzelfde jaar werd
de eerste Avondmaalsbediening gehouden door
Ds. H. de Cock waaraan alle leden, zestien
in getal, deelnamen.
Dit getal is in den loop der jaren zeer voor
uitgegaan, doch door vertrek naar elders, wyl
de arbeiders het veen natrokken, ook weer
veel verminderd, terwijl ook door aftrek naar
Amerika het getal afnam.
Toch staat er altijd nog dat kleine hoopje
Gereformeerden als een getuige voor de eere
en de naam van Christus in het midden van
het moderne heidendom.
Intusschen moet gezegd worden, dat in de