kerOëlijdenis, zending. dan die zelfzuchtige berekeningen voorzichtig heid Wat zou er van ons land zyn geworden in dien de kloeke helden, die in vorige eeuwen ons de vrijheid verwierven, met de wereld om winstbejag geschacherd hadden. Mochten zy zoodoende hun lichaam gered hebben, hunne zielen hadden zij moeten verliezen, en de zaak des Heeren in ons* land zou uitgeroeid zyn ge worden Er is geen liefde tot Christus in het hart van hem, die Christus niet boven alles lief heeft. Yerwekke de Heere door zynen Heiligen Geest ons vele mannen van beginsel, die geen ander verlies kennen dan het verlies des ge- loofs, en geen andere winst begeeren dan de verheerlijking Gods. Aan dezulken hebben wy vooral in onze onrustige en woelige tyden groote behoefte. 't Is mogelijk, dat gij om Christuswil zeer veel verliest, maar gy zult door Christus alles verkrijgen, wat tot uw zaligheid dienen kan. Gy kunt verlies lijden voor den tijd, maar zult winst behalen voor de eeuwigheid. Het ver lies is kortstondig, maar eindeloos is de winst. De schatten van Egypte zijn enkel schuim in vergelijking met de rijkdommen der eeuwige zaligheid. Als het trouw getuigenis voor den naam des Heeren u vervolging, armoede en laster brengt, zal de Heere op zyn tyd den smaad in eere, de armoede in rijkdom, het verlies in ze gen veranderen. J. P. Tazklaar. Het aanstaand jubilé der Tkeol. School. A. Ik ben bly, dat ik je weer zie. B. Zeker, dat begrijp ik. Je wilt vast weer praten over de School. Ik heb er ook niet tegen, hoewel ik vrees, dat wy het toch met elkander aan den stok zullen krygen. A. Yrees is een slechte raadgeefster, dat weet ge ook wel. Ik ben daarentegen tame lijk gerust. B. Om mij moogt ge geljjk krijgen. Doch wij zyn nog in 't voorjaar en dan verandert het weder soms spoedig. Nu eens is het zacht en mild, en dan wêer koud en guur. A. Het zal wel schikken. Wij zyn beiden nog al in eene goede stemming, en een goed begin geeft hoop op een goed einde. B. Ge zit gemakkelijk, geloof ik. Doch dan loopt men wel eens gevaar zeer langdra dig te worden. Wat hebt ge nog op uw hart? A. Heel wat. Ge vergt echter niet, dat ik alles ineens zeg, wel Eerst zou ik althans van je willen weten, wat ge ervan denkt. B. 't Is waar. Ik heb beloofd, dat ik je een en ander zou meedeelen Nu ik heb nog eens nagedacht over ons laatste gesprek, en weet ge, wat mij zeer duidelyk geworden is? A. Weineen, hoe zon ik dat weten? Raden doe ik niet graag en zeg het daarom maar dadelijk. B. Wat moet het er vóór de oprichting van de School toch treurig uitgezien hebben met de opleiding van de toekomstige predi kanten." Al is een dominé nog zoo goed, hy hoek van Friesland via Assen, de hoofstad van Drente, tegenwoordig een lief stadje, dat zich elk jaar zeer uitbreidt, tengevolge van het groote garnizoen dat er sedert eenige jaren gevonden wordt. Twee groote kazernes vindt men even buiten de stad, en een derde, niet minder groot, wordt thans gebouwd. Ook is Assen bekend, om het groote en schoons Asser bosch, waar reeds zoo dikwijls het Noordelijk Evangelisch Zendingsfeest werd gehouden, hetwelk er D. Y. ook in Juli dezes jaars zal gehouden worden. Yan Assen reist men verder langs het meest welvarende gedeelte van Smilde, eene ruim drie uren lange streek, doch die men op een afstand van by na twee uren verlaat, om langs de „witte wyk" nog binnen een half uur op Frieschen bodem te komen. Hier begint de uiterste zuidoosthoek van Friesland, en komt men in de gemeente Oost stellingwerf, en bereikt men allereerst het dorp Appelscha. Al dadelijk is het op te merken, dat men op Frieschen bodem is, doordien men van den Rijksstraatweg komt, op den Provincialen grint weg. En wanneer men, over de Drentsche grens gekomen, menschen ontmoet, met welke men spreekt, is het ook op te merken aan de Friesche taal, die hier gesproken wordt en waarvan een Zeeuw, die nooit eerder in Fries land kwam, met geen mogelijkheid een enkel woord kan verstaan. Dit behoeft echter ook weer niemand af te kan toch nooit tyd hebben om behalve zyn ambtelijken arbeid in de gemeente ook nog jongelingen te vormen voor zulk een gewich tig werk. A. Dat wil ik niet ontkennen. Maar ik meen evengoed te moeten opmerken, dat ver- oordeelen hier ook velen parten hebben ge speeld. B. Wilt ge dit nader toelichten Zoo is me wat je zegt niet recht duidelyk. A. Met genoegen. Ik ken iemand, die ja ren geleden uit de Herv. Kerk tot de Christe lijke Gereformeerde was overgegaan. Hy woonde in eene onzer steden en ofschoon hy uit vaste overtuiging den stap had gedaan, toch dacht hij nog altyd, dat als een dominé in de groote kerk de waarheid verkondigde (hij) het beter kon dan zijn eigen predikant, die zyne opleiding ontvangen had vóór 1854. Uit kracht van zyne afkomst verkeerde hy nogal eens met de „waarheidsvrienden" en zy zeiden tot hemgij moet eens komen luisteren naar onzen nieuwen dominé. Het is zulk een uit nemend prediker. Hy ging. Maar het viel hem tegen. De preek was niet kwaad, de in houd echter was schraal en zeer oppervlakkig. Eenige maanden later kwam er weer een an der, van wien bepaald een naam uitging en nog staat hij in de hoofdstad bekend als door en door yuiver. Nog eens beproefde hy het. Op de waarheid had hy niets aan te merken, doch hy kon ook niet zeggen, dat het een preek was, die boven het gewone peil stond. Later hoorde hij nog een, die verbazend geroemd werd, vooral omdat hy zoo bevindelijk preeken kon. Doch het resultaat was hetzelfde. Nu eerst zeide hij eens tegen my ben ik genezen. Ik begin thans te begrijpen, dat myn oude dominé in alle opzichten best mee kan doen. B. Ge leidt daaruit toch het gevolg niet af, dat eene goede opleiding overbodig is? Hoe komt ge er bij Yoor de a. s. dienaren des woord is de beste opleiding niet te goed. Nimmer kan ze hare eischen te hoog stellen. Als ik denk aan de taak, welke die jeugdige mannen wacht om aan de gemeente de ver borgenheden van het koninkrijk der hemelen te ontsluiten dan mag de voorbereiding daartoe wel met de uiterste zorg geschieden. Maar ik wilde uit laten komen, hoe velen door de ver- oordeelen, welke ze ingezogen hadden tegen de afscheiding, zich ook eene geheel verkeerde voorstelling vormden van hare predikanten. Bovendien moeten wy wel in 't oog houden, dat de „hemelsche academie" uitnemende die naren vormen kan en menigmaal gevormd heeft met zeer gebrekkige hulpmiddelen. B. Ja, dat geef ik je gewonnen. Daar moeten wy allen den nadruk op blijven leggen, en Luthers woord mag niet in 't vergeetboek rakenGoed gebeden is half gestudeerd. Ge meenschap oefenen met den grooten Profeet is voor ieder Christen noodig, maar inzonderheid voor toekomstige dienaren. A. Wonderlyk kan het loopen. Wanneer men zoo met elkander keuvelt, weet men wel, waar men begint, maar nooit waar men pre cies uitkomt. Althans ik had my voorgeno men beter voet by stuk te houden en toch heb ik my op een zijpad laten lokken. B. Dit gaat meer zoo. Het eene woord brengt het ander te voorschijn. Ik mag dit schrikken, want nauwelijks hebben de Friezen dit bemerkt, of zy zyn wel zoo welwillend, om zich ook verstaanbaar uit te drukken, en zij maken gebruik van de Hollandsche taal, die zy op de school geleerd hebben. Reeds sedert eeuwen is Appelscha vroeger Appelsche een bekend dorpje geweest. Doch het tegenwoordige Appelscha dagteekent eerst uit het begin der negentiende eeuw. Yandaar dat men thans de onderscheiding maakt tus- schen Oud-Appelscha en Nieuw-Appelscha. Yolgens eene beschrijving van Ooststelling werf, ten vorigen jare uitgegeven by J. H. Popping te Oosterwolde, bedroeg de bevolking van alles wat tot Appelscha behoorde, in het jaar 1811 slechts 150 inwoners. In 1901, dus 90 jaren later, was dit getal geklommen tot 2268 inwoners. Te Oud-Appelscha vond men een oud bouw vallig kerkgebouw van de Ned. Herv. gemeente, waaraan nog duidelijk te zien was, dat het oorspronkelijk voor den Roomschen godsdienst was ingericht, doch dit werd ten vorigen jare afgebroken en op dezelfde plaats werd een nieuwe kerk gebouwd, waarin echter slechts eenmaal per maand dienst wordt gehouden. Te Nieuw-Appelscha, aan de vaart, werd in 1869 een nieuwe Hervormde kerk geplaatst. Ten Noorden van deze vaart begon men, naar men mij meedeelde, in 1827 turf te graven, en verrezen er kleine arbeidershutten, die thans reeds verdwenen zyn. De arbeiders had den toen de veenderij rondom hunne woning. wel. Op die wyze ontstaat soms eene aange name gedachtenwisseling. Doch gy zyt den kelijk bezorgd, dat ge niet bereiken zult wat ge wilt. A. Dit is er niet geheel buiten. Rome is echter niet op één dag gebouwd. Bouma. UIT HET LEVEN. Nagekomen giften. In hartelyken dank nog ontvangen van F. H. te K. f 0.50verzameld door C. L. te V. van C. L. f 1.00; Wed. J. L. f 0.50;D.'H. f 085; J. v. d. P. f 1.00; K. T. f 0.50; M. J. te K. f 1.00C. M. te K. f 1.00fam. S. te H. f 0.75; D. D. te K. van 3 personen f 1.00; G. V. te G. f 1.00; M. B. te N. van 3 zus ters f 2.25Wed. J. P. A. te B. f 1.00Th. F. te K.f 1.— verzameld door C. P. op de bruiloft te B. f 6.38. Samen met het vorige f 137 88 K- L. X Nog ontvangen door Ds. A. Littooy vanA. te O. f 0.50J. A. van SI. te Rotterdam f 0.85 A'Je R* te M' f L0° MeJ- Wed. M. te M. f 2.00gevonden in de collecte Geref. kerk Malburg A van C. C. f 1.-. Samen alzoo UIT DE PEm Prof. Dr. H. Bouwman, schrijft in De Bazuin zeer leerzame artikelen over kerkregeering. Zie hier één dier artikelen: DE APPROBATIE. Het derde stadium, waarlangs een dienaar komt tot het ambt, is volgens Art. 4 van onze Kerkenordening „de Approbatie en goedken- ning van de Overheid en daarna ook van de lidmaten der Gereformeerde gemeente van de plaats". Oorspronkelijk toen de Gereformeerde ker ken nog onder 't kruis waren, was er geen sprake van goedkeuring der Overheid. Wel was in Wezel (cap. II, 3) uitgesproken dat de godvruchttge Overheid inzake de beroeping aan de kerk hulp bieden moest, maar cap. II, 11 waar er sprake is van de wyze, waarom iemand komt tot het ambt, wordt niet van de approbatie gesproken. Dit kon toen niet, om dat de Overheid vijandig stond tegenover de kerk. Doch na 1572 toen de Overheid gere formeerd was in Holland, en de kerk georga niseerd werd, toen kon de kerk inzake de be roeping van een predikant met de Overheid in onderhandeling treden. Deze onderhande ling werd noodig omdat de Overheid de beurs had, waaruit voor een groot deel de predi- kantstractementen betaald werden. Juist over het zeggenschap van de Overheid m de kerk is er al spoedig na 1572 een strijd ontstaan tusschen de kerkelyken en de politie- ken. De Gereformeerden zeiden dat-Christus is de Koning der kerk en dat de Overheid niets te zeggen heeft in de kerk, maar dat de Over heid de kerk heeft te dienen. Omdat zij prin cipieel van de gedachte uitgingen dat de Over heid den valschen godsdienst moet weren on het koninkrijk van Jezus Christus moet be- vorderen, wilden zjj ook dat de Overheid de Yan die veenderijen is nu echter niets meer te vinden, en is alles reeds in bouw- en weiland herschapen; zoodat men nu, om aan de veen- deryen te komen, zich een wandeling van ruim een uur moet getroosten, langs uitgegraven wyken waarvan men er elf vindt op een af stand va,n een half uur gaans. Slechts twee dezer wyken zyn dicht bevolkt, terwijl men aan de ovengen hier en daar een arbeiders huisje vindt. Ten Zuiden van de vaart vindt men de zoogenaamde „boerenstreek". Daar wonen de landbouwers Men treft er echter geen boeren- - woningen of geen uitgestrekte boerderijen aan, xTln Rolland en Zeeland, ook niet gelijk m t Noorden en m 't Westen van de Prorinéie friesland, maar slechts kleine boerenplaatsen, met over t algemeen zeer onaanzienlijke wo- n-infen" at-°xCh11ls hier veel natuurschoon te vinden. Niet alleen ziet men hier op „de esch" de uitgestrekte roggeakkers en aardappelvelden, benevens hier en daar nog een enkelen boek weitakker, maar meer zuidwestwaarts vindt men daar ook de zandbergen en uitgestrekte bosschen. De „boschberg" van Appelscha, ter hoogte van ongeveer twintig meter levert by helder weer een schoon vergezicht op. Aan de zuidwestzyde ziet men over de heide, die wanneer ze in vollen bloei staat, een betoove- renden aanblik biedt, den toren van het twee uren verder gelegen oude Drentsche dorp Diever terwyl men aan de Noordzijde de iXoomsche kerk van Yeenhuizen zien kan. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1904 | | pagina 3