KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
die de eene vriend aan den anderen sehreef,
bekend werden. Eindelijk, bet zegel is een
merk, waardoor de zekere en echte dingen
onderscheiden moeten worden van de vervalschte
en bedriegelijke. Dit ambt schrijft hij den Hei
ligen Geest toe, niet alleen hier, maar ook
in het vierde Hoofdstuk, gelijk ook 2 Cor.
1 22-
Want wy behouden zulke vastigheid in onze
harten niet, dat de waarheid Gods tegen alle
verzoekingen des duivels, bij ons de overhand
hebben, tenzij de Heilige Geest ons daarin be
veiligt. Zoodan, de ware zekerheid, die de ge-
loovigen hebben van het Woord Gods, van hun
zaligheid en van den ganschen godsdienst, is
niet uit het gevoelen des vleesches, noch uit
menschelijke of philosophische redenen, maar
uit de verzegeling des Geestes, welke hunne
consciëntiën alzoo verzekert, dat Hij allen twijfel
wegneemt. Want het fundament des geloofs
zou vergankelijk en onvast zyn, zoo het op
menschelijke wijsheid gegrond waredaarom,
gelijk de prediking een fundament des geloofs
is, alzoo maakt de Heilige Geest, dat de pre
diking krachtig is. Maar het schijnt, dat hij
hier de Regeling det Geestes stelt onder het
geloof, *™Velk zoo het waarachtig is, zoo gaat
het g' lóór deze verzegeling. Ik antwoord,
dat e" van voeei vrucht des Geestes is in het ge
loof ver%"Tiet geloof voornamelijk in twee
stuf -vJS^gelegen is want het verlicht de harten
en bevestigd het gemoed. Het begin des ge
loofs is kennisde volbrenging is een zeker
en standvastig gevoelen, dat geenerlei twijfel
toelaat. Beide is een werk des Geestes, gelijk
ik gezegd heb. Daarom is het geen wonder,
dat Paulus zegt, dat de Efe^iërs niet alleen de
waarheid des Evangelies door het geloof ont
vangen hebben, maar dat ze daarin zijn be
vestigd door het zegel des Heiligen Geestes.
Hierom noemt hij Hemden Geest der belofte.
te weten, om de vrucht; want Hij maakt, dat
de belofte der zaligheid ons niet tevergeefs
aangeboden wordtwant gelijk God door Zijn
Woord belooft, dat Hij onze Vader zal wezen,
alzoo geeft Hij ons door Zijnen Geest getui
genis Zijner aanneming".
Calvijn wijst dus ook, waar hij ons van het ge
tuigenis des Geestes in ons hart spreekt, op
2 Cor. 1 22, en doet ook uitkomen, dat er
van voortschrijdende verzegeling kan en mag
gesproken worden.
Doch om nog meer licht over de verzegeling
te doen opgaan, bespreken we haar nog in het
algemeen.
Het woord verzegelen wil in het algemeen
genomen zeggen, dat men op iets of op iemand
zijn merk drukt. Dit nu werd, naar Gods Woord
en de ongewijde geschiedenis ons leeren, van
de vroegste tjjden af menigmaal gedaan.
Men gebruikte daarvoor zeer lang kostbare
ringen, waarin met minder kostbare steenen
gezet en in deze steenen naam- of andere let
ters, ook wel kunstig dooreen geslingerde
figuren of spreuken gegraveerd waren. Hetgeen
in die steenen gegraveerd was werd in of op
het voorwerp gedrukt dat men met zijn merk
voorzien, d. w. z. verzegelen wilde, (zie over
zegelring en het gebruik er van m den geheelen
Oud-Testamentischen tijd Gen. 38 18, Jer.
22 24; Hag. 2 24) en niet slechts in een
enkel geval, maar in velerlei gevallen en om
verschillende redenen werd de zegelring als
het merkteeken gebezigd.
Het zegel werd byv. gedrukt op, dus ver
zegeld werden, geschriften van aanbelang, zoo
als koninklijke bevelschriften, koninklijke brie
ven, waarin gunsten werden verleend, alsmede
de geschriften, die den inhoud en de voor
waarden van een verbond bevatten, (zie over
deze bevelschriften, gunstbrieven en verbonden
Ester 2 12 en 138 8 en 10Neh. 9 38
enÓokwerden de geschriften wel verzegeld,
waarvan men den inhoud niet aan ieder open
baar kon en mocht maken. In Jes. 8:16 luidt
het: Bindt het getuigenis toe, en verzegelt de wet
onder"mijne leerlingenIn Jes. 29 11 wordt
melding gemaakt van een verzegeld boekwaarin
men niet kan lezenomdat het verzegeld is.
En in Openb. 5:5 en 6 en Dan. 12 4
lezen wij van het boek dat met „zeven zegelen"
verzegeld is. Voorts werd de verzegeling toe
gepast, om schending en vervreemding te voor
komen of om tegen verandering gewaarborgd
te worden, 'tis met het oog op het eerstge
noemde dat schatkisten werden verzegeld.
Daarop zien de woorden„Is dat niet bij mij
opgesloten? Verzegeld in mijne schatten?"
Zooals Plautus verhaalt lieten de Romeinen
hunne kelders en wijnkruiken vaak verzegelen
„Verzegel de kelder en breng mij den ring
weder" lezen wij bij hem, dat alzoo een huis
moeder gebood.
Waar in de Oostersche landen de fonteinen
schaars waren, werden deze niet zelden met
steenen gesloten en deze steenen met den zegel
ring verzegeld. Met het oog daarop spreekt
Salomo Hoogl. 4 12 van eene beslotene wel
en eene verzegelde fontein.
Ook weten wij dat koning Darius den
leeuwenkuil, waarin Daniël geworpen was,
met een grooten steen sluiten en met zijnen
ring en den ring zijner geweldigen verzegelen
liet. Dit nu geschiedde om te bevestigen en
te verzekeren, dat 's konings woord ten uitvoer
gelegd zou worden, zie Dan. 618. Zoo is ook
het graf van onzen dierbaren Heiland verze
geld geworden teneinde te voorkomen dat
zijn. dood lichaam er uit zou genomen worden.
Matth. 2736.
Nog werd, gelijk bekend is, het zegel ge
bruikt, om iets of iemand als zyn eigendom
te merken, door hem of om deze voorwerpen
door de verzegeling van andere personen en
voorwerpen te onderscheiden.
Het was in die tijden gebruikelijk de slaven
aan de hand of aan het voorhoofd als de zijnen
te merken. Overeenkomstig dit gebruik moest,
zegt ons Ezech. 9:4, de profeet een teeken
teekenen op de voorhoofden van hen, die zich
nog, als degenen die God toebehoorden, open
baarden en daarom gespaard en niet gedood
mochten worden. En in Openb. 14 1 (verg. met
Cap. 7 3 en 4) lezen we van honderd vier en
veertig duizend verzegelden, die met het Lam
stonden op den berg, hebbende den naam Zijns
Vaders geschreven aan hunne voorhoofden.
Het ligt voor de hand dat wij bij deze ge
legenheid er bij vernieuwing op moeten wijzen
dat het Sacrament der besnijdenis, en in dat
Sacrament al de Sacramenten in Rom. 4 11,
teeken en zegel worden genoemd. Abraham
had dit teeken „ontvangen" tot een zegel van
zijn deelgenootschap aan het genadeverbond,
deszelfs beloften en weldaden. De Catechismus
zegt dienovereenkomstig op de vraagWat
zijn Sacramenten „De Sacramenten zijn hei
lige zichtbare waarteekenen en zegelen, van
God ingezet, opdat Hij ons door het gebruik
daarvan de belofte des Evangeliums des te beter
te verstaan geve en verzegelenamelijk, dat
Hij ons vanwege des eenigen slachtoffers van
Christus, aan het kruis volbracht, vergeving
der zonden en het eeuwige leven uit genade
schenkt."
Eindelijk komt de verzegeling in geheel bij
zonderen zin voor, namelijk daar, waar zij tot
de zaligmakende genade weldaden Gods gere
kend wordt. Het heet dan: ^verzegeldgeworden
met den Heiligen Geest." Epheze 1 13. En in
Epheze 4 30 is het„Door welken gij ver
zegeld zijt tot den dag der verlossing."
Alle andere verzegeling is slechts genade-
middel. Littooij.
(Slot.)
Rapport over liet gebruik van den
Catechismus op de school.
Vervolg.
Het doet ons genoegen, te kunnen mede-
deelen, dat de meerderheid van de ingekomen
berichten spreekt ten gunste eener voorzichtige
behandeling van den Catechismus op de school.
Op 23 van de 32 wordt de Catechismus wel,
op 9 niet geleerd.
Wij laten de eerste in ons rapport voorop gaan.
Verscheidene hoofden deelden ons mede, dat
S op hunne school de Catechismus „sindsjaren"
een plaats op den rooster had. Op sommige
scholen wordt de Catechismus élke week be
handeld. Dit onderwijs vervangt dan een Bijbel
les. In andere geschiedt dit om de 14 dagen.
Ook de tijd, die aan dit onderricht besteed
wordt, loopt nog al uiteen. Op sommige scholen
wordt er slechts uur aan gewijd, op andere
3/4 uur, terwijl het bij een derde reeks het
volle uur in beslag neemt.
Dit vërschil in tijd wijst duidelijk op verschil
in de wijze van behandeling.
Waar men den Catechismus alleen van buiten
leert en niet nader bespreekt, wordt er natuur
lijk weinig tijd aan besteed. Beter achten wij
het echter, en zoo gebeurt het op de meeste
scholen, waarvan bericht kwam, dat de onder
wijzer, liefst het Hoofd der School zelf, een
eenvoudige en korte toelichting geeft, die
vooral woord- en zinsverklaring biedt. Uitne
mend is het, als dit verklarend voorlezen aan
het van buiten leeren voorafgaatzoodat wat
de kinderen straks opzeggen moeten, tevoren
met hen besproken wordt. Dan is het memori -
seeren niet zoo machinaal, aangezien zij in dit
geval kunnen begrijpen, wat zij van buiten
hebben te leeren. Deze bespreking zal in de
meeste gevallen niet meer dan een kwartier
uurs tyds vorderen.
Hierbij doet zich nog tweeërlei verschil op.
Sommige hoofden behandelen en bespreken
den geheelen Catechismus. Andere slaan eenige
vragen over, bjj v. die van de Paapsche mis en
nog enkele over het Heilig Avondmaal.
Wordt vervolgd.
Het aanstaand jubilé aan de
Theologische School.
A. Zijn zy al by u geweest om eene feest
gave voor de Theol. School?
B. Weineen, hoe komt gij er bij, wat zou
den ze by my moeten doen?
A. Gy behoeft niet zoo vreemd op te hooren,
alsof het onzinnig ware, dat ik daarnaar onder
zoek, want gij weet toch zeker wel, dat de
Theol. School spoedig haar 50-jarig jubileum
zal vieren.
B. Zeker weet ik dit wel. Maar nog eens,
waarom zouden zij by mij aankloppen. Aan
ieder is het bekend, dat ik niet veel met die
School op heb.
A. Hoe komt dat zoo? Hebt gy daarvoor
bepaalde redenen Ik wil je daarover wel eens
hooren.
B. Aan vrijmoedigheid ontbreekt het je niet,
maar het staat aan my om je al of niet daar
van rekenschap te geven.
A. Daarin hebt ge volkomen gelyk, doch
ge zult het niet aan onbescheidenheid toe
schrijven, wanneer ik verlang, dat ge open
hartig zegt, wat ge op dit punt denkt. Wy
kennen elkander te lang en te goed, dan dat wy
voor elkander eene meening over zulk eene
zaak zouden moeten verbergen.
B. Neen, dit is zoo. Maar ik spreek er niet
graag over. Er zijn al zoovele warme hoofden
en koude harten, dat wij het er best mede doen
kunnen, al komt er geen enkel meer by. Het
is waar, gy kunt nog al tegen een stootje,
doch wij schieten er toch niet mee op.
A. Dat weet ge nog niet, en al was dit het
geval, dan was er nog weinig verbeurd. Als
wij by elkander zyn praten wy toch over het
een of ander en er zyn wel minder gewichtige
zaken, waarover wy het soms hebben.
B. Daar kan ik weinig tegen inbrengen.
Maar al te veel zin heb ik niet. Yraag het
liever aan een anderen vriend, die meer lust
gevoelt dan ik.
A. Ik beloof je, dat ik dit ook doen zal,
maar ik laat je nog niet los. Ge moet my eerst
eens zeggen, waarom ge niet van de school
houdt.
B. Ge zyt een lastig mensch. Nooit houdt
ge op. Ik ben er trouwens al lang aan ge
wend. Vooruit dan, als gy het volstrekt weten
wilt. Met dit heele feest ben ik niet erg in
genomen. Het was veel beter geweest, dat de
School en de Theol. Faculteit der Vrye Uni
versiteit vereenigd waren.
A. Nou, daar zegt ge iets, wat ieder met
je denkt, ten minste als het zoo geschied was,
dat daaruit later geen nieuwe moeilijkheden
konden voortkomen, Maar dat is nu eenmaal
zoo niet, en is dit een reden om aan de School
geen goed hart toe te dragen
B. Om je de waarheid te zeggen, ik ben
te weinig op de hoogte met hare historie om
my te verblijden over haar arbeid. Ik heb
vroeger nooit veel op haar gelet. Eerst tijdens
de onderhandeling over de vereeniging der
Geref. Kerken heb ik vaak over haar gehoord,
en ik weet nog wel, dat zij aan de vereeni
ging in den weg stond en dit was niet erg
geschikt om my voor haar te winnen. Na 1892
is er veel over haar geschreven, maar al dat
geschrijf heeft niet bijgedragen om haar lief
te krijgen. Ik houd niet van twist tusschen
gereformeerden onderling en om er dit nog by
te zeggenik ben voor de Vrije Universiteit.
A. Verstaan doe ik je wel, maar ik moet
er toch bijvoegen, dat ik de redeneering niet
erg krachtig vind, Wie ter wereld zal zeggen
ik houd van twist. Ieder is er bang voor, ten
minste allen zeggen het. En ik geloof, dat alle
twist verkeerd is. Maar ge moet niet vergeten,
dat er altijd verschil van gevoelen zal zijn en
als ieder zijne meening zegt op eene waardige
en kalme wjjze, dan is dit niet schadelijk maar
voordeelig.
En wat te oordeelen over de uitlating: ik
ben voor de Vrye Universiteit Niemand is
er, die zegt, dat ge er tegen moet wezen. Elk
gereformeerde, die een weinig meeleeft en hare
grootsche bedoeling kent zal met je wenschen,
dat ze groeien en bloeien en tot een grooten
zegen strekken mag. Neen, dat kan geen oor
zaak zijn om de School te miskennen.
B. Ziet ge wel, dat wy niets vorderen, want
ik begryp je niet. Heb ik me zoo vergist, als
ik mij voorstelde, dat wie voor de Vrije Uni
versiteit is tegen de School moet zijn en om
gekeerd. Ik kan er niet bij, dat er menschen
kunnen zyn, die voor beide gevoelen. Ieder
moet dunkt me kiezen tusschen de een en de
andere.
A. Best mogelyk. Maar ge vergist je zeker.
Ik ken niet enkelen, maar velen, die beide in
richtingen hoogachten en waardeeren en die