FEUILLETON.
geleverd? Om Hem te bespotten, en te geeselen
en te kruisigen.
Ja, de heidenen hebben zyne Koningswaar
digheid op het ontzettendst bespot, zij heb
ben Hem op 't gruwelijkst mishandeld, zij heb
ben Hem smadelijk en smartelijk gegeeseld en
aan het kruishout gehangen en gedood. De
Joden en de Heidenen hebben dit alles volvoerd.
De discipelen verstonden des Heeren lijdens
aankondiging niet. Wanneer wij zeiven leeren
beseffen, hoe wondervol en ondoorgrondelijk dit
heilig mysterie des lijdens is, dan zullen wij
ons over het niet verstaan van 's Heeren woor
den door de jongeren niet verwonderen. Maar
wij, op wien de einden der eeuwen gekomen
zijn, verstaan wij reeds iets van de kracht
van het lijden des Heeren? Dat de vernieuwde
prediking van 's Heeren lijden in deze dagen
daaraan door Gods genade dienstbaar zij
De Zoon des menschen, Gods eeniggeborene,
zóó diep vernederd, verguisd, versmaad, mis
handeld Ja, omdat de bedorvenheid des har
ten van den gevallen mensch zoo groot, de
schuld zoo zwaar is en de macht van Satan
zeer sterk. Maar ook, omdat de liefde des
Heeren tot 's Vaders uitverkorenen zoo onuit
sprekelijk groot is. Zoo en zoo alleen kondet
gij gered worden, geloovige
En nu spreekt de Heere met zooveel zeker
heid Ziet wij gaan op naar Jeruzalem en de
Zoon des menschen zal den overpriesteren en
schriftgeleerden overgeleverd worden. Vaststaat
het in Gods Raad, vast staat het als volbracht
werk tot vertroosting van alle armen enjellen-
digen, die geleerd hebben hunne zaligheid
buiten zich zeiven in Christus te zoeken, maar
ook tot veroordeeling van alle ongeloof.
En even wonderbaar als dit heilgeheim des
lijdens, is ook de aankondiging van den triomf
En ten derden dage zal Hij weder opstaan. Hoe
na zulk een diepe vernedering zulk een triomf
Ook dit verstonden de jongeren niet, maar de
Heere zoude het hun op den Opstandingsdag
en daarna doen verstaan en ervaren. De Heere
is waarlijk opgestaan!
Gods Kerk hier op aarde zal ook door een
weg van strijd en vernedering worden henen-
geleid. Doch ook voor haar is de triomf weg
gelegd. Haar beidt de dag der Opstanding en
der verheerlijking.
En alle de zijnen zullen hier op aarde't ken
merk van 's Heeren lijden en vernedering
dragen. Maar eenmaal wordt het ook aan hen
vervuldDood, waar is uw prikkel Hel, waar
is uw zegepraal Hulsebos.
V ARI A.
Geloofsverzekering.
xvn.
Vóór wij verder over de genademiddelen,
bijname over de sacramenten door den Heere
gegeven, ter versterking van het geloof, schrij
ven, wjjzen we nog op het genadeverbond, dat
de Heere terstond na den val beliefde te ope
nen en aan te gaan. 't Is de weg, waarin Hij
de God van den diep zondigen, schuldigenen
doemwaardigen zondaar is en deze kind Gods.
Dit verbond, dat in de plaats van het door
de zonde verbroken werkverbond kwam, was
en is gansch diep verbeurd, ja uit loutere
genade, vrije en eeuwige liefde en ontferming
mogelijk gemaakt, gegeven en aangegaan. Dat
de Heere God, die de Algenoegzame in zich
Uit het Dagboek van een „Afgescheiden"
Dorpspredikant.
Een verhaal door PEKAH.
NEGENDE HOOFDSTUK.
Grootvader en Kleindochter.
Op de catechisatie bij Ds. de Vries werd
zij nooit gemist, al moest ze ook anderhalf
uur door de regen en langs een schier onbe
gaanbare weg komen En niet tevreden, niet
de opgegeven lessen te leeren, onderzocht zij
op allerlei wyze de waarheid met alle haar
ten dienste staande middelen.
Ook onder de prediking vond men nooit
hare plaats ledig en zorgvuldig hield zij aan-
teekening van eiken tekst, waarover zy hoorde
preekenen dat niet alleen, maar zij schreef
ook de hoofdgedachte uit dien tekst en de
verdeeling daarvan er by op. En wanneer een
of ander in de preek haar niet duidelijk was,
vroeg zy menigmaal den leeraar met alle be
scheidenheid eene nadere verklaring daarvan.
Misschien was zy wel de meest oplettende van
alle toehoorderessen.
zeiven is, met den mensch, toen Hy hem schiep,
een verbond aanging, was reeds nederbuigend
groot en goeddeze toch was, als schepsel Gods,
zonder op iets recht te hebben, alles en altijd
aan zyn God en Schepper verschuldigdmaar
dat Hij,de heilig en rechtvaardig vertoornde God,
nog weer een nieuw verbond mogelijk gemaakt
had en aanging, ziet, dat gaat alle beschrij
ving te boven, dat is onnagaanbaar, eeuwig aan
biddelijk gróót en goed. Reeds de openbaring
van dit verbond in en door het Woord des
Heeren mag en moet de geloovigen versterken
in het geloof, dat Hij hun God is.
En óók, dat het door den Heere mogelijk
gemaakt is door en gegrond is in het verbond
der verlossing, ook wel den raad des vredes
genoemd, tusschen den Vader en den Zoon.
Zonder dit verbond der verlossing of dezen
raad des vredes van eeuwigheid, zou van het
verbond der genade wel geen sprake kunnen
geweest zijn. Is het .verbond der verlossing
van Vader en Zoon, naar de Schrift ons leert,
noodwendig gevolg van Gods vrijmachtige, eeu
wige verkiezing, het genadeverbond met den zoo
diep gevallen zondaar is op zyne beurt vrucht
van het verbond der verlossing tusschen Vader
en Zoon. Verkreeg de Zoon, die zich zeiven in
het verbond der verlossing gaf tot een offer
voor de zonde, de uitverkorenen tot zyn
erfdeel, het genadeverbond was en is de
door God verordineerde weg om dit erfdeel
Hem, door Geest en Woord, deelachtig te maken
en Zich toe te eigenen. Gewis, David had
grond, ja recht en reden om te zeggen, dat het
genadeverbond, „in alles wel geordineerd en
bewaard is". Recht en reden had hij, om
in diepen ootmoed en stille bewondering en
heilige aanbidding des harten te spreken
„Hoewel myn huis alzoo niet is bij God,
nochtans heeft Hy my een eeuwig verbond ge
steld, dat in alles wel geordineerd en bewaard
is." Recht en reden, om in de toeëigenende
verzekering des geloofs zich als volgt te doen
hooren: „Voorzeker is daarin al mijn heil, en
alle lusthoewel Hy het nog niet doet uit
spruiten."
In het genadeverbond, dat alleen mogelyk
en vast is in den Beloofde aan de vaderen,
was voor David ook de belofte, dat Hy, naar
het vleesch, tot Zyn zaad zou behooren ontwij
felbaar zeker, ja in dat verbond was al zyn
heil en al zijn lust. Want het kon niet wan
kelen, zelfs niet door zijne zonde en die van
zyn huis, wijl het in den Beloofde, die tot
zonde voor de geloovigen zou gemaakt worden
(nu gemaakt is) en in Gods onveranderlijke
trouw, Zyne vrye gunst en eeuwige liefde ge
grond is. Dat wel geordineerde verbond gaf
hem dus, door 's Geestes Zalving, de geloofs-
verzekering, die hem al het heil zich deed
toeëigenen en hem onuitsprekelijke vreugde
deed genieten en in blyde verwachting leven.
Op dat wel geordineerde verbond moesten
ook wy meer zien en mee werkzaam zyn. Van
dit nieuwe verbond is Jezus Christus de Midde
laar en Borg. In dit verbond zyn al de beloften
Gods, die in Jezus Christus ja en amen zyn,
den geloovigen gegeven. Op dat verbond heeft
de Heere onze aandacht believen te vestigen,
het met al zijne beloften ons laten beteekenen
en verzegelen, sinds Hij de sacramenten des
verbonds gegeven heeft. Hij heeft Abraham
het teeken der besnydenis gegeven, tot een
zegel der rechtvaardigheid des geloofs. (Rom.
4:11) In deze tekst heeft de Heilige Geest ons
Wij zijn tenminste wel eens tot de ontdek
king gekomen, dat vele jonge meisjes beter
weten welke hoed de dochter van den dominé
draagt, en welke japon haar buurmeisje heeft,
dan, dat ze ook nog maar den tekst weten,
waarover gepreekt werd. Zoo deed Betje niet.
Op zekeren warmen Zondag in de maand
Juni van het jaar 18.had Ds. de Vries ge
preekt over Johannes 14 6„Ik ben de weg,
en de waarheid en het leven. Niemand komt tot den
Vaderdan door mij." De leeraar had over
eenkomstig die woorden gesproken over ^Je
zus. (1« eenige weg tot den Vader." Of het
wellicht kwam door de warmte, dan of er,
wat ook zeer wel mogelyk is, een andere
oorzaak voor was, we weten het niet
maar Ds. de Vries sprak nu juist dien mor
gen niet zoo bizonder opgewekt. Toen de na
zang gezongen werd, zat hy somber en in
zichzelven gekeerd en verdiept in de ge
dachte: „Ik heb misschien nog nooit met
minder opgewektheid voor my zei ven gepre
dikt, dan dezen morgen."
Toen de preek geëindigd was, kwam Belje
by den leeraar binnen, met een hart vol blijd
schap, en toch de oogen gevuld met tranen.
Het waren tranen van dankbaar gevoel, vreug
detranen, want zy sprak uit de volheid van
haar hart, terwyl ook hare ouders en haar
gryze grootvader er by waren„Dominénu
door Paulus gezegd, dat de sacramenten teekenen
en zegelen zyn. Nu ligt het evenwel voor de
hand dat de onzichtbare, geestelyke verzeke
ringen, die in de verbondsbelofte, in het„Ik
ben uw God," toegezegd en gegeven zyn, door
een zichtbaar, dus stoffelyk teeken, naar haar
inhoud en omvang, in de verste verte niet
kunnen worden afgemaald. Eene geringe voor
stelling slechts wordt ons door het Sacrament,
als zichtbaar teeken gegeven van de geestelyke
zegeningen, die het ons verzegelt.
Ik geloof niet, dat het ons verzegelt, maar
wèl de beloften van het genadeverbond aan
ons, die gelooven. De uitdrukking: „doopsge-
nade" heb ik menigmaal gehoord en gelezen;
maar het is my nog nooit duidelijk geworden,
wat men er eigenlyk door zeggen wil. Wil men
er door zeggen, dat de instelling een genade
Gods is en dat zy, die den doop ontvangen, door
genade onderscheiden worden en dat het uit
genade is, dat de Heere de geestelyke zegenin
gen er door afmalen en ze ons, die gelooven,
verzegelen wil, dan begrijp en beaam ik dat.
Maar maakt men er een voertuig der genade
van of zoo iets als een naamstempel, waardoor
in ons iets wordt afgedrukt, dan neem ik de
vryheid by dezen te vragen, mij den dienst te
willen bewijzen, van uit het Woord onzes Gods
duidelyk te maken, dat de sacramenten dezen
dienst verrichten. Dat de Heere wel onder en door
middel van den doop het geloof versterkt, be
hoeft voor mij niet bewezen te worden, wijl dat
voor my vast staat. Littooij.
Militaire Dienst,
Voor Ouders en Kerkeraden.
De tijd is weder spoedig daar, dat velen onzer
jongelingen voor het eerst den militairen dienst
zullen ingaan. In den loop der maand Maart
komt de nieuwe lichting op.
Zullen de Kerkeraden en de Huisvaders de
aankomende miliciëns kunnen leiden tot de
KerkCatechisatie en het Tehuis voor Militai
rendan dienen de Kerkeraden in de garni
zoensplaatsen opgave te ontvangen van de
namen der nieuwe miliciëns en van de plaats
hunner herkomst.
De ouders kunnen van hunne voltrokken
zonen zeer spoedig weten in welke garnizoens
plaats dezen zyn gekomen en by welk wapen
zij zyn ingedeeld.
Deelen de ouders dit aanstonds aan hunne
Kerkeraden mede, dan zullen dezen wel niet
talmen met spoedige opgave te doen aan de
Dienaren des Woords in de garnizoensplaat
sen. Ontvangen laatstgenoemden de namen
der nieuwe miliciëns niet, dan is het voor hen
en ook voor de vaders der Tehuizen voor Mi
litairen niet wel mogelyk met eenige orde en
gewenscht gevolg hun arbeid te verrichten.
Mochten ouders na korten of langen tijd
twyfel krijgen, of hunne zonen wel in de
Kerk, Catechisatie en het Tehuis voor Mili
tairen komen, dan schrijven zij den Dienaar
des Woords of den Huisvader die daarop wel
willen antwoorden.
AmersfoortA. M. Donnkr.
15 Februari 1904. v. d. m.
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
De Biddag voor het gewas.
Johan. Wel, wel, wat is die winter toch
spoedig voorby gegaan.
kan ik niet langer zwygen. Ik heb Jezus ge
vonden. Onder de prediking werd mij alles
zoo duidelyk. Hy werd ook voor mij de weg
tot den Vader. Hij is ook myn leven. Ik zag
dezen morgen in Jezus zóóveel dierbaarheid,
dat ik myzelven geheel aan Hem kwytraakte,
en ik had onder de prediking wel willen uit
roepen „Komt, maakt God ,met mij groot."
De leeraar werd beschaamd over zyne eigene
dorheid, en de ouders stortten tranen, toen zy
dit getuigenis van hunne dochter hoorden.
Ook de grootvader was diep geroerd.
Toen werd er in huis gedankt en gezongen,
gelijk misschien nooit te voren
Komt luistert toegij Godgezinden
Gijdie den Heer van harte vreest
Hoort, wat mij God deed ondervinden,
Wat Hij gedaan heeft aan mijn geest.
k Sloeg heübegeerig H oog naar boven,
Ik riep den Heer ootmoedig aan;
Ik mocht met mond en hart Hem loven
Hem, die alleen mij bij kon staan."
Betje had nu ook een verzoek. Weldra zou
het Avondmaal in de gemeente te Kleidorp
bediend worden, en ofschoon zy nog geen be
lijdenis des geloofs had afgelegd, vroeg zy toch
toegang tot de tafel des Verbonds.
Niet één van de leden des kerkeraads had
den moed, dit verzoek te weigeren: integen-
9