nog zeer goed, welk een bijval dit woord in
breeden kring vond.
Was het wonder, dat ik daaraan dacht, toen
Arnemuidens gemeente voor het eerst verga
derde in haar eenvoudig, net en sierlyk steenen
huis en mij zelf vroegis er vooruitgang of
niet O zeker, die houten gebouwen leveren
allerlei ongerief op, en de steenen, indien de
muren althans niet al te dun zyn, beantwoor
den veel beter aan het doel, maar als met de
verdwijning van de eerste ook de gedachte, die
tot de oprichting den stoot gegeven heeft, voor
altijd verwijderd was, zou dat eene oorzaak van
smart moeten zyn. Doch dit behoeft gelukkig
het geval niet te zijn. Zy kan blijven leven ook
zonder de hulp van houten kerken.
Acht ge dit dan van belang Is het in den
grond niet een dubbeltjes-kwestie? Moet de
Kerk van Christus zich daarboven niet ver
heffen? Zoo kan men vragen, maar men
vergeet dan, dat het allereerst een vraag van
recht is, en dat aan die vraag vast zit de groote
moeielijkheid van de verhouding, waarin de
Staat tot de Kerk staat, en niemand zal zeggen,
dat dit weinig beteekent, en daarom is van
groot belang, dat deze zaak niet geheel op den
achtergrond en in het vergeetboek raakt. Hoe
lang is het geleden, dat met duidelijke en
klimmende kracht uitgeroepen werdde tyd
der staatskerken is voorbijthans vragen wij
wanneer zal de ure eindelijk aanbreken, waarop
de Overheid aan de Kerk recht laat weder
varen? Moeten wy zoolang wachten, totdat
^ene anti-clericale meerderheid de oude banden,
die reeds zoolang knellen, met geweld door
hakt, zooals thans in Frankrijk gezien wordt.
Te hopen is het niet, maar wie is zonder vrees
Bovendien moeten de gereformeerden ook
gedachtig blijven aan eene andere geliefde
uitdrukking dier dagen„géén klauw zal achter
blijven", en die allereerst heenwees naar de
oorzaak van de jarenlange verdrukking; de
schuld van ons en van onze vaderen, waardoor
het mogelijk is geworden, dat er zooveel ver
wijdering bestaat tusschen zonen van hetzelfde
huisen waardoor de volkomen herstelling
uitblijft. Al het puin, dat den bouw belem
mert moet worden weggeruimd en daarvoor
moet het oog meer opengaan. Wij hebben
nog eene schoone, maar ook zeer gewichtige
taak te vervullen, waarvan de uitvoering alleen
verwacht kan worden in den weg van veroot
moediging. Ook aan ons zal de waarheid uit
den lofzang van Maria blijkenHy heeft een
krachtig werk gedaan door Zijn arm Hij heeft
verstrooid de koogmoedigen in de gedachten
hunner hartenHij heeft machtigen van de
tronen afgetrokken en nederigen heeft Hy
verhoogdhongerigen heeft Hij met goederen
vervuld en ryken heeft Hij ledig weggezonden.
Wij moeten voorttrekken, maar ook toezien,
dat wij blijven aanvaarden wat ons uit het
verleden behoort zoowel wat tegen ons als wat
voor ons pleit. Daarom mag niemand zich los
maken van het verleden en doen, alsof hij
daar niets mede te maken heeft, en op den
duur zou het zich geducht wreken, wanneer
gereformeerden zich aan deze fout schuldig
maakten.
De Heere, by wien geen verandering is geve
naar Zyne trouw aan allen die Hem vreezen
ook in dit opzicht een gezegende wisseling
des jaars. Bouma.
komen was. „En wat zegt de docter ervan?"
„Ja, de docter schudt nog bedenkelyk het
hoofd," was het antwoord; „doch wy kunnen
het toch wel aan hem weten dat hij beter ge
worden is."
„Yergeet toch vooral niet, dat de pyn alleen
maar verdoofd is," hernam de leeraar, en dat
ook volstrekt de oorzaak niet weggenomen is."
„Maar wat denkt u dan, dominé", vroeg
zijn moeder, „ziet u dan nu nog gevaar?"
„Zeker zie ik groot gevaar", was het ant
woord. „Ik heb dit van den beginne af gezien,
en heb u dit ook dadelijk gezegd. Ik vrees
nog altyd het ergste. Verblijd er u over, dat
hij den Heere gevonden heeft, doch bereid er
u tevens op voor, dat hy wel eens spoedig
kon worden weggenomen."
Toen een paar uren later een ouderling der
gemeente by de zieke kwam, lag hy nog in
dienzelfden onnatuurlyken slaap, en kreunde
hij nu en dan. Doch ook nu nog waren zyne
ouders in de meening, dat Arie veel beter was
en zeiden ook niet te kunnen begrypen,
dat de dominé zooveel gevaar zag. Zjj werden
hoe langer zoo meer gesterkt in hunne mee
ning dat hy spoedig hersteld zou zyn.
Eer echter de avond gekomen was, was Arie
weer veel erger geworden. De pynen waren weer
teruggekeerd, zelfs in nog heviger mate, dan
hy die te voren gehad had, zoodat de inspui-
Het catechetisch onderwijs.
II.
't Gaat moeieljjk over dit onderwerp iets te
zeggen, dat wij niet allen reeds weten. Even
opfrisschen is daarom nog niet zoo verkeerd.
Vooral omdat wij zoo verbazend kort van ont
houden zijn, als 't de zaken Gods geldt.
Op de catechisatie dan, wordt het gedoopte
zaad der gemeente onderwezen, ter voorberei
ding voor de belijdenis des geloofs en het
Heilig avondmaal des Heeren.
Nu is het mijn doel U er eerst ojhnerkzaam
op te maken, hoe ook hier de verbondsgedachte
behoort vastgehouden te worden. Onze kleine
kinderen, onze jongelingen en jongedochters
zijn niet beter dan anderen. Zij zijn in Adam
der verdoemenis onderworpen, in ongerechtig
heid en zonde ontvangen en geboren. Het
blijkt waar, ook in de opvoeding, wat onze
Belijdenis in art. 15 zegt van de erfzonde
„welke is eene verdorvenheid der geheele na
tuur en een erfelijk gebrek, waarmede de
kleine kinderen zelfs besmet zyn in hunner
moeders lichaamZij is ook zelfs door
den doop niet ganschelijk te niete gedaan,
noch geheel uitgeroeid, aangezien de zonde
daaruit als opwellend water uitspringt gelijk
uit eene onzalige fontein."
Hoe bitter deze ervaring ook zy voor ouders
en opvoeders, wij hebben desniettegenstaande
hen als kinderen des verbonds aan te merken.
Wat bedoelen wy daar nu mede? Dat wy
aan zulke kinderen vertellen„al handelt gij
nog zoo goddeloos, gij kunt toch wel een we
dergeborene zijn." Volstrekt niet. Daar den
ken wij niet aan. Maar wel om er allen op te
wijzen, hoe het verbond hen verplicht tot
nieuwe gehoorzaamheid. Bijzonder de kinderen
des verbonds zyn geroepen naar den eisch des
verbonds te leven. Die gedachte moet diep
ingeprent in het opkomend geslacht, vooral
in streken waar men wel zyn kinderen laat
doopen, maar toch niet, of slechts gebrekkig,
de beteekenis van den doop verstaat.
Nu spraken onze ouders van huiscatechisa
ties. En al bezit niet elk huisvader de gave
om een formeele catechisatie te houden, veel
ware er al gewonnen, zoo elk huisvader op
zijn manier en naar zijn vermogen eens begon,
met de verbondsgedachte aan zijn kleinen be
kend te maken. Op sommige plaatsen ver
moeien dienaar en hoorders saam zich om nog
ten derden male saam te komen onder de be
diening des Woords. Overmaat schaadt, 't Is
beter, dat een vader en een moeder op 's Hee
ren dag rustig 's avonds bij hunne kinderen
zijn en met hen spreken, hen naar hun ver
mogen onderwyzen. Helaas, slechts weinigen
doen er aan. En dan zou zoo'n derde kerk
gang het verzuim der ouders moeten vergoe
den. 'k Heb er weinig geloof voor.
En waar nu zoo onze ouders nalatig zijn, is
de taak der leeraren te moeielijker. 't Is aan
de gezichten te zien, hoe vreemd zy het vin
den, zoo iets te hooren. Er is zoo weinig aan
sluiting tusschen huisgezin en catechisatie. En
waar geene christelijke school is, tusschen op
voeding en catechisatie. Die leemte dient in de
eerste plaats aangevuld. In alle ootmoed heb
ben wy de eere te handhavenGod heeft met
ons een eeuwig verbond der genade opgericht
krachtens hetwelk onze kinderen zich door
heiligen wandel en lust in den dienst Gods
tingen telkens moesten herhaald worden om
ze te verdooven. Daarenboven geraakte hij nu
ook in bewusteloozen toestand, en slechts nu
en dan was hij eens eenige oogenblikken by
zijn kennis.
In een van die oogenblikken was de leeraar
by hem, en toen ook roemde hy weer by ver
nieuwing in het bewustzijn der schuldvergeving,
en in het heil dat hij in Christus gevonden
haden nog eens weer herhaalde hij „de Heere
heeft Zijne verbondsbeloften aan my vervuld."
En terwijl de leeraar by zyn bed stond, en
den kranke in den gebede den Heere opdroeg,
kwam er weer zulk een hevigen aanval van
pijn, dat hy geheel bewusteloos werd.
Het was een indrukwekkend tooneel. Arie
kromp van hevige pijnen ineen, en zyne ouders
en zijne zusters stonden schreiend bij zyn bed,
zonder ook maar iets te kunnen doen om de
pijn te verlichten.
Na eenigen tijd echter bedaarde de pijn, en
keerde zyn bewustzijn weer terug. En de oogen
opslaande zag hy dat zyne ouders schreiden
en de hand zyns vaders vattende, zeide hy
Och, ge moet niet schreien. Die pijn betreft
immers slechts myn lichaam, doch mijne ziel
is gered. De Heere is mijn God, die Zyne
genade heeft groot gemaakt. Neen schrei nu
niet, vadermaar zing liever te samen het
eerste vera van Psalm 105
van de kinderen der wereld te onderscheiden
hebben.
Op de catechisatie wordt het gedoopte zaad
des verbonds onderwezen. Het doel is alzoo niet
in de eerste plaats, stichtelijk en genotvol bij
een te zyn, maar bepaald onderwezen te worden
en te onderwijzen. Van den dienaar des Woords
eischt dit groote inspanning. In de prediking
weet hij niet terstond of elk hem verstaat, of
zijn woord helder en eenvoudig genoeg is. By
dit onderwijs bestaat telkens gelegenheid zich
te controleeren. En wie dan de belangen der
gemeente op 't harte draagt, beijvert zich van
zelf, om zóó zakelijk en helder in zijn onder
wijs te zijn, als mogelijk is.
Maar diezelfde toewijding mag nu zeker
ook gevraagd van onze catechisanten. Zy be-
hooren er te komen om onderwezen te worden,
met de begeerte om in ware kennis toe te ne
men. Dat is het cardinale punt, waar heel
veel op aan komt. Zeker, er is onderscheid van
gaven. Maar ik verzeker U dat er slechts wei
nigen zijn, die als zy goed willen, heel niet
kunnen. Daarentegen is de schare groot van
zulken, die wel behoorlijk kunnen, maar door
traagheid de gave die in hen is verzuimen.
Wie catechiseert, om onderwezen te worden,
zal ook vooruitkomen, en slechts in zeer en
kele gevallen, waar alle aanleg ontbreekt, zal
dit pogen vruchteloos zijn.
Op de catechisatie wordt het zaad des ver
bonds onderwezen ter voorbereiding voor de
belijdenis des geloofs. Wij mogen niet den
ken, dat elk en een ieder, naar eigen zin en
wil daar kan komen. De kinderen der ge
meente komen er. Uitzonderingen bespreek ik
nu niet. Maar 't doel waarop dit onderwijs
uitloopt, is het afleggen der belijdenis in 't mid
den der gemeente. Immers wie het teeken en
zegel van den Heiligen Doop ontving, wordt
straks geroepen ook zelf de belofte des ver
bonds te aanvaarden. Wij worden niet lid der
kerke Christi door onze belijdenis, maar zijn
in het verbond geboren, en behooren daarom
reeds als lidmaten der gemeente gedoopt te
wezen.
Zeer bedroevend wanneer jongelieden na ja
renlang catechetisch onderwijs genoten te heb
ben, zich terugtrekken, zonder zich door open
bare belydenis tot de gemeente te begeven.
By dezulken heeft de catechisatie haar doel
gemist. Daar is men in andere aangelegen
heden niet op gesteld. Als een vader zijn zoon
naar de hooge burgerschool zendt, maar door
eigen schuld loopt 't mis, en hij kan zijn eind
examen niet doen, wordt er gewis wel een
woordje over losgelaten. En in zyn omgeving
ziet elk hem wat schuin aan. 't Is geen eer het
doel niet te bereiken.
Nu wil ik niemand bespotten. Maar wel
ware 't goed zoo ook op dit punt de volks
opinie omgezet werd. Het moest een schande
zyn, indien een gedoopte tot jaren van onder
scheid gekomen zynde, geen belydenis deed.
De ouders moesten 't gevoelen, er voor bid
den, de Gereformeerde omgeving moest het
wraken en afkeuren. Zoo zouden de tragen
aangezet en geprikkeld worden om uit te spre
ken, wien zy willen dienen. Want een dubbel
hartig man is den Heere een gruwel, en met
dubbelhartige menschen is de Heere niet ge
diend. Wie niet met my is die is tegen mij,
en wie niet vergadert die verstrooit. Reeds
van joügsaf worde door opvoeding en onder-
„Looft, looft verheugd den Heer der Heeren l
Aanbidt Zijn naam en wilt Hem eeren
Doet Zijne glorierijke daan
Alom den volkeren verstaan
En spreekt met aandacht en ontzag
Van Zijne wondWen dag aan dag."
Aan dit verzoek werd ook voldaan, en slechts
eenige oogenblikken daarna werd Arie weer
bewusteloos. Ds. de Vries trof hem na dien
tijd niet meer aan by zyn bewustzyn. Reeds
aan den avond van den volgenden dag stierf
Arie.
Wat had hy nog veel van Gods genade kun
nen getuigen, indien de Heere hem weer had
opgericht, doch als een bloem des velds, werd
hij in de lente des levens weggerukt.
Het was een treurigen stoet, die vier dagen
later zich langzaam door de dorpstraat van
Kleidorp voortbewoog, /toen Arie grafwaarts
werd gedragen. Met wankelenden tred, en
luid snikkend volgde zyn vader, die reeds zoo
menig ander kind aan den schoot der aarde
had moeten toevertrouwen, de lykbaar van
zyn veelbelovenden oudsten zoon, die reeds
zoozeer hem ten steun was.
(Wordt vervolgd).