Officiëele Berichten. W. Ja, het kerstfeest blijft toch maar een glanzend licht uitstralen. Voor elk die in het duister dwaalt, verstrekt deez zon eeii helder licht, dat hem in schaduw des doods bestraalt, op het vredepad zijn voeten richt. Wilt "ge mij nog even zeggen, wat onze minister op die vraag geantwoord heeft. A. Gij kunt gerust zijn. Zijn Ex. verklaarde, dat niemand op medewerking tot bereiking van zulk een doel behoefde te rekenen. Daar aan dacht het ministerie niet. W. Dat is flink. Een ministerie, dat beloofd heeft op de christel. grondslagen van ons volks leven te willen voortbouwen, zal de christel. traditie van ons volk geen afbreuk doen. Bouma. Het catechetisch onderwijs. I. In onze Gereformeerde kerken wordt nog altijd de waarde van het catechetisch onderwys ingezien. Huisbezoek en catechesatie rekent men nog steeds te behooren tot het werk van den dienaar des Woords. Slechts in zeergroote gemeenten wordt de dienaar er van ontslagen en dan nog maar voor een deel. 'k Geloof zeer terecht. Want wel zou met art. 25-der Dordsche kerken ordening te verdedigen zijn, dat het huisbezoek alleen tot het ambt der ouderlingen behoort. Maar de practyk vooral te plattelande zal wel altoos in strijd blijven met dit artikel. Art. 25 toch luidt„Der ouder lingen ambt is, behalve 't gene dat boven, in artikel zestien, gezegd is, hun met den Dienaar des Woords gemeen te zijn, opzicht te hebben dat de Dienaren, mitsgaders hunne andere medehelpers en Diakenen hun ambt getrouwlyk bedienen, en de bezoeking te doen, naar dat de gelegenheid des tijds en dér plaats tot stichting der gemeente, zoo voor als na het nachtmaal kan lijden,om bijzonder de lidmaten der gemeente te vertroosten en te onderwijzen en ook anderen tot de Christelijke, religie te vermanen". Nu heeft prof. Rutgers ons onlangs in de Heraut een advies gegeven, waarin o. a. ook voorkwam, dat er in den tijd van het opstellen der Kerkenorde meer ouderlingen beschikbaar waren, die zich geheel aan hun ambt konden wijden. In onzen tijd, zoo druk en veelbewo gen, vindt men bijna nergens een ouderling, die overvloed van tijd heeft. Daarom zal 't wel raadzaam zijn voor het welzijn der kerken, dat de Dienaren art. 25 practisch niet al te juist exegetiseeren en aan den arbeid blijven, gelijk wij dat gewoon zijn. Trouwens 'k zie ook in de Dordtsche Ker kenordening weer zoo duidelijk, hoe 't leven zich niet te voren laat bepalen. Wetten moeten bijna altijd aangevuld. Want naar den regel der logische redeneering is alle uitzondering een anomalie, een abnormaliteit, een afwyking, die eigenlijk op de keper beschouwd, den regel te niet doet. En nu is het leven door de zonde juist vol van zulke abnormaliteiten en afwij kingen. Dat is d'e eene zijde. En aan den an deren kant ontplooit zich het leven zoo rijk, dat alles niet onder regelen te brengen is. Of b. v. de scholen zoo uitnemend waren, dat onze vaderen 't catechetisch onderwijs overbodig achten, mag betwijfeld. Prof. Bies- terveld zijn rede: „Het karakter der Catechese" vertelt het ons wel anders. De prof. toont aan hoe de Christelijke kerk van de eerste eeuwen af zorg heeft gedragen voor de opvoeding der jeugd. En in de dagen van Voetius was er zelfs sprake van „eatechisatis domestica" zoo als hij 't noemde in deftig latijn of te wel huiscatechisatie. En toch in art. 16 D. K. O. Vaar gesproken wordt van „der Dienaren ambt" wordt het catechetisch onderwijs niet genoemd. De vaderen begrepen zeker ook wel iets van de moeilijkheid om alles op te noe men en 't zou mij niet verwonderen als oudere collega's een heel groot artikel konden schryven over wat practisch zooal blijkt te behooren tot het ambt der Dienaren. Nu is zeker het catechetisch onderwijs een zeer gewichtig stuk van onzen dienst. Jam mer genoeg wordt het vaak al zuchtend ver richt. Hoe hooger de dienaar deze taak opvat, hoe meer smart hij ondervind. Als één deel van zijn arbeid weinig gewaardeerd wordt, dan zeker wel dit. De ouders spreken den Dienaar niet tegen als hy vermaant trouw hunne zonen en dochteren te zenden, en zy komen ook een zekeren tijd van het jaar. Maar er zit zoo weinig energie, zoo weinig geest, zoo weinig waarachtige ernst achter. Het ter catechisatie gaan wordt zoo geesteloos opgenomen. Er is dikwy ls gebrek aan behoefte, en dientengevolge ontbreekt het gebed en de lust tot onderzoek. Dit komt vooreerst uit in den kleinen tyd van het jaar, gedurende welke men te cate chisatie komt. Zeker de arbeid kan 't een mensch al moeielyk genoeg maken. En dat in den drukken oogsttyd het werk niet kan rusten, wij willen er niet hard over oordeelen. Maar zoo is 't niet altijd. De arbeid is ook wel eens minder druk. Wanneer nu is 't getal catechisanten compleet? Als er weinig of niet meer te werken valt. Dan, enfin, wij nemen het kort begrip ter hand. Wy verzuimen er toch niet mee. Maar als er een dubbeltje om verzuimd moest worden, dan, neen hoor, eerst klaar met het werk Laat ik daarby nu eens vergelijken, een landbouwcursus. De onderwijzer bepaalt wan neer de lessen aanvangen. En elk komt. Waar om? Wel, „je kunt toch het begin niet missen". Daar is, ge gevoelt het, waardeering aan het woord, „je kunt het begin niet missen. Weet gij waar dat door ontstaat? Op zoo'n land bouwcursus komen de jongelui om er wat te leeren. Zij spannen er zich voor in, besteden hun vrye uren om over het gehoorde of op- geschrevene na te denken en er hun winsten mee te doen* Dat is goed begrepen Vergelijk daar nu eens mee het ter Cate chisatie komen. Onderzoek eens wat de inner lijke drijfveer is. 't Is winter en dan behoort 't zoo. Maar of men in 't voorjaar iets vooruit gekomen is, wat stoort een gewoon mensch er zich aan. Wij behoeven toch immers niet allen dominés of professoren te zijn. Er moet zeker gerekend worden met meerdere of min dere vatbaarheid, met gaven en aanleg, met arbeid en maatschappelijke positie. Maar ik geloof toch, dat de vruchteloosheid waarmee vooral ten plattenlande in Zeeland het cate chetisch onderwijs geslagen is, voor ver het grootste deel te verklaren is, uit den sleur- geest, uit de weinige belangstelling, uit de ellendige gedachte, dat wij nu juist niet naar de catechisatie gaan om er te leeren, en er niet aan denken dat wij er het volgende jaar iets meer van weten moeten. Zulk eene opvatting werkt verlammend. Vooreerst al tijdens het onderwijs zelf. Bij alle onderwijs heeft het geheugen ondersteuning noodig. De jongen op het gymnasium heeft zyn aanteekeningboekje, op den landbouwcursus zorgt elk wel voor een potlood en schrift. „Anders kun je 't niet zoo gauw onthouden." Maar op de catechisatie schynt plotseling het ge heugen dermate versterkt, dat niemand meer aan opteekening behoefte gevoelt. Ja onze kerke raden hebben zich zoozeer daarvan zelfs over tuigd gehouden, dat in onze catechisatieka mers bijna stelselmatig alle geschikte banken voor zulk eene opteekening ontbreken. Nu een sterk geheugen vermag veel. En waardeeren wat God ons ook op dit terrein geeft is plicht. Maar of hier niet èn van de zijde van den cathehisant, èn van de zijde des kerké'raads, spraken moest zijn van overschat- ting, laat ik aan bevoegde beoordeelaars over. Alleen wil ik er onze ouders, onze jongelin gen en jongedoehters op wijzen, hoe zulk een traagheid allerminst betaamt ten opzichte van den dienst des Heeren. Uw doop vermaant en verplicht U tot eene nieuwe gehoorzaamheid. En deze betoont gij niet door geesteloos for malisme, maar door met ijver en oprechtheid U te benaarstigen in het onderzoek van Gods Woord. Onderzoekt de Schriften, want gij meent in deze het eeuwige leven te hebben en die zyn het die van mij getuigen. H. H. Kerk- en Schoolnieuws. Bedankt voor Baarland dhr. A. Scheele Theol. Cand.voor nieuw Dordrecht door Ds. A. v. Dijk te Hollandscheveld. Aangenomen naar Veere door dhr. A. Scheele Theol. Cand. Beroepen te Kampen, als missionair Dienaar des Woords voor Soemba, H. de Bruin te Kabinoeroe, met verlof hier te lande. Naar „De Telegraaf" meldt, is Ds. A. van Bueren predikant bij de Geref. Kerk te De Bildt door de classis Utrecht voor onbepaal- den termyn in zijn ambt geschorst. Ds. v. B. stond gelijk bekend is, langen tijd te Brui- msse. Dr. S. Greydanus, beroepen predikant te Rozenburg hoopt Zondag 10 Jan. aldaar zijn intrede te doen, na des morgens bevestigd te zijn door Ds. A. Schouten, die van Rozenburg naar Aalten B vertrok. Veere 22 December '03. Heden ontvingen wy het verblijdend bericht van den WelEw. heer A. Scheele Theol. cand. te Terneuzen, dat hij de röeping, door deze kerk op hem uitge bracht, heeft aangenomen. Mocht het den Koning der kerk behagen dit besluit met zijnen onmis- baren zegen te bekronen en brenge Hy ZEw. op den door Hem bestemden tijd met een vollen zegen des Evangelies in ons midden. Namens den kerkeraad der Geref. Kerk te Veere J. Maas, Scriba. Hoek 17 Dec. 1903. Heden was het voor ons een blij de dag. De Geref. Kerk, vooreenigen tijd alhier geinstitueerd, mocht voor de eerste maal in haar kerkgebouw samenkomen. Als leider dezer plechtigheid trad op onze geachte consulent Ds. J. v. d. Berg van Terneuzen. Naar aanleiding van Joh. 421—24 wees hij de talrijk opgekomen schare er op, dat, hoewel de Heere onder de O. T. bedeeling zich eene bepaalde plaats van aanbidding aangewezen had, en dit nü naar Zijn eigen Woord niet meer zoo was, het toch voor de gemeente in deze dagen noodzakelyk was een gebouw te hebben, waar men, vrij van het gewoel der wereld kon samenkomen om den Heere te loven, Hem te bidden en te danken. Dat zulk een gebouw aan doelmatigheid ook eenvoudigheid en netheid paren moet, is duidelyk. Hiervoor is dan ook gezorgd. Eene goede gedachte was het, om, in plaats van een predikstoel, die altyd denken doet, dat de prediker verheven moet zijn boven zijne hoorders en ook meerder is en hooger staat dan zij, een platform te laten maken, opdat de gemeente er van doordrongen worde, dat hij, die van daar spreekt, een hunner is, die van uit de gemeente opgekomen, haar in 's Heeren Naam Zijn Woord brengt. Namens de zusterkerken sprak hij de harte lijkste gelukwenschen uit, den Heere biddende, dat de kerk te Hoek groeien eh bloeien mocht. Den Burgemeester en den Gemeenteraad, by deze plechtigheid tegenwoordig, dankte hy voor de belangstelling, wenschte hun Gods bystand en zegen toe en verzekerde hun, dat ook van deze plaats voor hen menigmaal Gods aange zicht zou worden gezocht. Hierna werd door br. v. Veelen namens den kerkeraad nog een woord van dank gericht aan allen, die mede door hunne giften, het stichten eener kerk alhier hadden mogelijk gemaaktaan de kerk van Terneuzen voor de welwillendheid en liefde betoond, toen we nog bij haar inwoonden, en aan de bouwlieden voor de nette wijze waarop ze ons eenvoudig kerk gebouw hadden afgewerkt. Nog een enkel woord, waarin de kerk opge wekt werd „niet bezorgd te zyn", werd gespro ken door den heer A. Scheele theol. cand. te Terneuzen, waarna Ds. v. d. Berg den architect den dank der kerk bracht voor het keurige plan en de nette uitvoering en eindigde met dankzegging aan en bede tot den Heere, den Koning der kerk. Moge onze kerk groeien|en bloeien en deelen m de gunst onzes Gods Namens den kerkeraad C. van Veelen, Scriba. Verantwoording yan Liefdegaven. Vlissingen B. In dank ontvangen voor de Zendingskas drie contributiën a f 1.25, twee a f 1, en eene a f 0,50, voor de Zending (Hei denpenning) van M. v. d. H. 52, J. B. 4 N F. 26, C. W. 40 en M. L. 100 halve centen. Namens den Kerkeraad P. G. Laernoes, Scriba. INGEZONDEN STUKKEN. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. Aan de Redactie van Zeeuwsch Kerkblad. Geachte Redactie Naar aanleiding van de door dr. Wagenaar in de Zuider-Kerkbode van 11 Dec. geplaatste Cor respondentie, zond ik een schryven aan ZEw met verzoek het op te nemen in de Z. K. van lo Dec. Dr. W. nam echter dat schryven niet op, maar plaatste de volgende Correspondentie „broeder K. Houterman zendt me (naar aan leiding van my n ernstig en op zelf beproeving aandringend antwoord aan ds. Littooij jr.) een jeremiade over myn gemis aan broederlijke helde, met een beroep op het voor God gesloten beding br. H. houde het my ten goede, dat ik hem opmerk, dat hy thans (en hy heeft goed medegewerkt om het zoover te krijgen) zijn eigen orgaan heeft". Nu ik officiel weet dat in de Z. K. mij geen plaats meer wordt afgestaan ter verdediging, officieus wist ik dit reedswant ook in dit Jj*arDnSg ?-0nci ikr*eeïl sciiriiven ter opname aan de Redactie der Z. K.doch ook dat werd, öf

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1903 | | pagina 3