FEUILLETON.
dan weten wy, dat wy geen dienstknechten
der zonde en des Satans meer zyn en dat wy
dat van nature warendan weten wy, dat wy
geen kinderen des toorns meer zyn en dat wii
dat in onzen natuurstaat waren, (Efeze 2:3)
dat er voor ons geen verdoemenis is; ja, dat
wy gerechtvaardigd zyn en vrede by God heb
ben, door onzen Heere Jezus Christusdan
weten wy, dat wij in plaats van erfwachters
der verdoemenis, erfgenamen Gods en mede
erfgenamen van Christus zyn geworden. Wy
kunnen dan|zeggenIk weet, in Wienik geloofd
heb. Ik ben verzekerddat mijn pand by Hem
is weggelegd en dat ik in de kracht Gods
bewaard wordt, door het geloof tot de zalig
heid. Verflauwt het licht des Geestes door en
vanwege onze nog in ons overgebleven zonden
niet, maar staan en leven wij in die welver
zekerde vrijmaking, dan hebben wij ook „de
volle verzekerdheid der hope".
Met het oog nu op de wijze waarop de Hei
lige Geest tot die zelfbewuste verzekerdheid
des geloofs brengt, is er bij eenheid in de
hoofdzaak verscheidenheid in de bijzonderheden,
'tls daarom, dat het zoo gansch verkeerd is,
de wijze waarop wij zeiven tot die weldaad
kwamen, als maatstaf ter beoordeeling of an
deren er ook gekomen zijn te gebruiken. Door dat
te doen, loochenen wij de verscheidenheid, die
er is in de leiding des Geestes en stellen wij
feitelijk onze ervaring boven het Woord des
Heeren, dat voor en in alles het richtsnoer
ter beoordeeling is en blijft. Door alzoo te
handelen, maken wy ons schuldig aan eigen
wijsheid en zelfverheffing. Het Woord Gods
en het werk van Gods genade vernederen ons,
maar op onze ervaringen, wyl ook wy daarin
betrokken zijn, en die ons daarom wel doen
spreken van mijne en van onze ervaring, ver
heffen wy ons menigmaal. Christenen, die jaar
en dag gewoon zijn uit en bij hunne ervarin
gen te leven, zijn niet zelden schijnbaar nede
rig, maar, in vergelijking van hen, die uit en
bij het Woord Gods leven, in werkelijkheid
hoogmoedig, eigenzinnig en daarenboven las
tig, dewijl zij niet gewoon zijn en geleerd
hebben zich, door hetgeen God in Zijn Woord
zegt, te laten leiden.
Dat dit ons niet bevreemden mag, ligt ziel
kundig voor de hand. Immers zij denken ook
jaar en dag aan hetgeen zij ondervinden en
genieten van en aan hetgeen zy zijn en doen
voor den Heere. Daarvan hooren ze ook liefst,
in de bediening des Woords, en daarover spre
ken zy gedurig. Insgelijks ligt het, naar de
regelen der Schrift zielkundig voor de hand.
dat, naarmate wij dieper en ryker worden
ingeleid in het werk van Jezus Christus en in
de verlossingsgeheimen der eeuwigheid, als
mede in de diepte van ons zondig hart en in
het stukwerk onzer christelijke ervaringen, wij
Ook meer van ons zeiven afzien en minder
van onszei ven spreken, ja vervuld zijn met en
spreken over hetgeen de Heere was en deed
en doen zal. Nu gebeurt het dat God, naar
zijn vrijheid en wijsheid ons zoo leidt, dat wij
dé verzekerdheid de geloofs [ontvangen vóór
wij van de diepe verdorvenheid onzer harten
onderscheiden kennis hebben gekregen; ter
wijl anderen, die wedergeboren zijn, den Heere
zoeken en vreezen, veel meer van de verdor
venheid hunner harten en ook van de gangen
Gods leerden kennen vóór zij tot de zelfbe
wuste zekerheid van hunne rechtvaardiging
en van hun kindschap kwamen, 't Is met het
IJit het Dagboek Tan een „Afgescheiden"
Dorpspredikant.
Een verhaal door PEKAH.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
De boer van Wildhoeve99
Het bleek echter voor zijn lichaam, dat het
wèl noodig wasen langzamerhand werd hij,
toen hy dit ook gevoelde, ook bedaarder.
Thans echter heeft de Heere de prediking
willen gebruiken om myn zwak geloof te
sterken en mijne geslingerde hoop te verle
vendigen. Ja, zoo vervolgde hjj „laat ik
het maar zeggen: Het was mij in de laatste
Weinige maanden daarna werd hij zelfs wel
wat neerslachtig. En waar de leeraar hem
voor gewaarschuwd had, kwam ook werkelyk
over hem. Zyn geloof begon te wankelen, en
menigmaal vroeg hy zichzelven af, of hy wel
ooit werkelyk geloofd had. Doch toen op zeke
ren Zondagmorgen Ds. de Vries gepreekt had
over Psalm 125 2: Rondom Jeruzalem zijn
bergenalzoo is de Heere rondom zijn volk van
nu aan tot in der eeuwigheidtoen kwam na
de preek van der Woude by den leeraar bin-
oog ook hierop, dat onze ouden wel hebben
gezegd: „Wat de een van voren leert, leert
de ander van achteren."
Doch dit is, dunkt ons, zeker, dat wij voor
wy tot deze welbewuste zekerheid komen,
moeten inzien, dat wre vanwege onze zonden,
hemelhooge bergen van schuld bij God hebben,
en in ons zeiven verloren en eeuwig doem- en
vloekwaardig zyn. Vóór wij in volle verzeker
heid des geloofs zeggen kunnen„Hy schonk
mij 't eeuwige leven, leeren wy inzien en erken
nen, dat wy den eeuwigen dood verdiend heb
ben. ('k Moét hier afbreken, omdat thans plaats
ontbreekt.) Littooij.
Naar aanleiding van het schrijven door prol
Lindeboom, in de Bazuininzake het vrijplei
ten van „moordenaars", heb ik, dewijl de Ker-
keraad, waarvan ik de eer heb lid en voor
zitter te zijn en daarin op zijn plicht is gewezen,
een onderzoek ingesteld, en door dat onder
zoek is het my gebleken, dat de door prof. L.
bedoelde, niet gunstig bekende persoon door
gebrek aan bewijs door de rechtbank te Mid
delburg niet is veroordeeld geworden, over
eenkomstig de pleitrede van den advocaat, die
daarop wees en wyzen moest.
Wat in dezen de rechtbank en de advocaat
deden, moeten menigmaal ook de kerkeraden
doen, zelfs dan, wanneer naar hunne gemoeds
overtuiging, schuldig verklaring plaats hebben
moest.
Te meer moet en geschiedt dit zoo er, zoo
als in het geval, waarover prof. L. schreef,
vermoedens zyn, dat een ander dan zij zich
aan het diepzondig feit heeft schuldig ge
maakt. Het ware zeker wenschelyk geweest,
dat prof. L. voor Z. H. G. daarover schreef
gelijk hij dat deed, zich goed op de hoogte
gesteld had. Immers, iemand, ja een broeder
te beschuldigen vóór hem gehoord te hebben
mag niet.
'k Hoop, dat prof. L. dit zal erkennen en
mitsdien het persoonlyke, dat zoo pijnlijk aan
gedaan heeft, uit zyn schrijven wegnemen zal.
Want dat moordenaars niet vrijgepleit en vrij
gesproken mogen worden, daarover zijn wij
het allen eens. Littooij.
De Kerkeraad der Gereformeerde Kerk te
Middelburg (A) ontving het verzoek om Woens
dag a.s. het Kerkgebouw beschikbaar te stellen
voor het optreden van ds. Renkema, ten be
hoeve van de Vrije Universiteit, in het bijzonder
met het oog op Jöït jubileum der Vrije Uni
versiteit in 1905.
Bij dit verzoek kwam een verzoek door een
anderen broeder gedaanom iemand ten
behoeve van de Theologische School en haar
aanstaand jubileum te laten optreden. Met
algemeene stemmen werden beide verzoeken
ingewilligd. Wy hebben de Vrije Universiteit,
en ze was en is een zegen voor ons land en
volk en kerk, en de Heere onze God geve
dat ze dit in steeds rykere mate wezen zal!
Wij hebben ook als Gereformeerde Kerken,
sinds 1892 gemeenschappelijk, de Theologische
School, en ook zy was en is een zegen voor
land en volk en kerk, en de Heere onze God
geve dat ze dit in steeds rijker mate wezen zal
Och mochten wij, in vrede en liefde, houden
wat God ons gaf en ons ten rijken zegen
stelde! Beide te houden zijn de Kerken trou
wens plechtig overeengekomen, voor hetaan-
nen en zeide„dominéal hadt ge dezen
morgen ook voor niemand anders gepreekt,
dan hebt ge het toch vooral voor mij gedaan.
Ik begreep U niet toen ge in de eerste dagen
mijner verandering zeidet, dat mijn geloof nog
wel eens zou kunnen wankelen, maar nu
weet ik het bij ervaring. Het ging mij in die
dagen als het den dichter ging toen hij sprak
„Ik zal niet wankelen in eeuwigheid, want
Heere! gij hadt mijnen berg door Uwe goed
gunstigheid vastgezet."
Maar nu weet ik ook, dat, als de Heere zyn
aangezicht ook maar een oogenblik voor ons
verborgen houdt, wij dan verschrikt worden,
dagen zoo benauwd, want ik begon reeds Gods
werk in twyfel te trekken. „Generaal Onge
loof' was met heel zijn leger op mij afgeko
men, en had mij als zyn krygsgevangmie ge
heel in zijne macht; maar de Heere heeft ook
nu weer by vernieuwing mij verlost."
Na dien tyd werd van der Woude al meer
bevestigd in het geloof, en in zijn huisgezin
en in zyne geheele omgeving werd hy langs
zoo meer een toonbeeld van Gods genade,
ofschoon telkens nog weer de oude karakter
trek zich vertoonde.
Met eere diende hy later eenige jaren de
gemeente te Kleidorp als diaken. Doch ook
hier kwam zoo nu en dan nog eens iets van
dat wildeen „voortvarende" van zyn karak-
geziehte haars Gods. Daarin verandering te
brengen kan en mag niet by stemmen meer
derheid, maar alleen by gemeenschappelijk
overleg.
Voor beider belangen moeten wy eenoog,een
hart en eene gave naar de behoeften hebben.
Elkander benyden, omhetgeeen de Heere ons
gaf en ons ten ryken zegen deed zyn, is on
tegenzeggelijk zonde voor God.
Wy wekken by dezen onze lezers te Mid-
délburg en omstreken op, tot trouwe opkomst
op Woensdag a. s., wanneer ds. Renkema hoopt
te wyzen op de belangen van de Vrye Uni
versiteit en op haar aanstaand jubileum.
Dat zy, die komen kunnen niet terug blij
ven. Ds. Renkema te hooren beklaagt men
zich, met het oog op de gaven, waarmee de
Heere Z.Eerw. begiftigde, niet.
Als de dag bepaald, aangekondigd en ge
komen is, waarop D.V. de spreker voor de
Theol. School zal optreden, hopen wy insge
lijks tot trouwe opkomst te wekken. Het moge
ook dan, gemeenschappelijk geschieden, en het
huis beide malen vol worden! Littooij.
De consciëntie.
VHI (Slot.)
Ernstig onderzoek naar de gesteldheid der
consciëntie is inderdaad geen overbodige weel
de. Eenerzyds kome er onvoorwaardelijke ge
hoorzaamheid aan Gods Wet, anderzijds blijve
de christelijke vrijheid gehandhaafd. Anders
krygen wij een kruiperige zedelijkheid, waarbij
we wel 't kwaad veroordeelen, maar ?t toch
weer oogluikend toelaten. Verderfelijker is er
niet voor het christelijk leven, de band aan
Gods Wet verliest dan zyne beteekenis. Ik
denk nu b.v. aan dit telkens voorkomend ge
val. Men heeft zich laten fotografeeren. 't Mag
eigenlijk wel niet, zoo zegt men, maar 't is
toch zoo hard als de kinderen heelemaal geen
portret van vader en moeder hebbenIn zulk
een gezin mag de dienaar of de ouderling niet
zwijgen. Want een van beide, dat „'t mag
eigenlijk niet" is maar voorgewend en niet
gemeend, of er is gezondigd tegen de cons
ciëntie. Laat dit nu voortgaan en langzamer
hand ontstaat de gedachteer is in het chris
telijk leven veel te veel verboden. Ik kan mij
aan dat alles zoo moeilijk houden, 't Is ook
zoo groot kwaad niet, als ik mij wat meer
vrijheid veroorloof. En na enkele jaren volgt
een losbandigheid,die niet meer is te beteugelen.
Want de kracht van Gods Woord en Wet is
gebroken. Men is den band aan het Woord
ontwend.
Alle halve maatregelen falen hier. Ronduit
verklare men dat er volstrekt geen kwaad in
steekt zich te laten fotografeeren. Maar wel
in iets te doen, dat naar eigen oordeel zonde
is. Zoo toch handhaven wy de christelijke vrij
heid en de verplichting om de consciëntie te
volgen. Want van mannen en vrouwen die de
Wet en 't Woord van God handhaven en
daarvoor diep buigen, ook al staan zij even
zeer op hun christelijke vrijheid is iets te
wachten. Maar van een kruiperig doen wat
men verboden acht, is niets dan ellende te voor
zien. Daardoor gaat de kloekheid in het belijden
en de eerlijkheid in den wandel verloren. Ik
geloof hier nadruk op te moeten leggen.
Waarom? Omdat het leven in de gemeente
zoo zeer' dwaalt in dezen. De indruk die ik
dikwijls er van krijg, is aldusgebod op gebod,
ter aan den dag, waarom hij door zijne mede
broeders wel eens „de voortvarende Petrus"
werd genoemd. Doch dan zeide hij dikwijls
„ja, ja, noem mij maar „voortvarende Petrus
ik ben wel wat voortvarend, ge hebt gelyk.
Maar bedenk dat de Apostel Petrus ook heeft
geschrevenWees niet hoog gevoelende, maar
vreesen die woorden heb ik ook leeren verstaan,"
Later is van der Woude van Kleidorp ver
trokken en heeft hij zich op een andere plaats
metterwoon gevestigd. Doch hij werd er niet
vergeten, en ook hij vergat en vergeet Klei
dorp niet. En zyne geschiedenis vulde een
schoone en heerlijke bladzijde in „het dagboek?1.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
De zoon van den Schoenmaker,
en
De vrouw van den Kleermaker.
Gelijk het gras in ons korstondig leven
Gelijk een bloemdie op het véld verheven,
Wel sierlijk pronkt, maar krachtloos is en teer.
Wanneer de wind zich over 7 land laat hooren,
Dan knakt haar steel, haar schoonheid gaat ver
floven.
Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer."
Wanneer we rondom ons zien, zien we tel
kens de waarheid van dit psalmwoord beves-