-echt schriftuurlijk beschrijven, wat er omgaat in het hart des zondaars als Gods Woord en Gods Geest beide hun zaligmakend werk verrichtten. Dat deden alle oude schrijvers nu niet even juist. Het valt niet te ontkennen, dat sommi gen aan het geestelijke leven een goede, zui vere leiding hebben gegeven. Een schrijver is niet daarom goed, omdat hij oud is. Er zijn heel wat boeken metroode letters, die niet zuiver op den graat zijn. De meeste oude schrijvers dateeren uit de 17e en 18e eeuw, toen de ketterijen als paddestoelen uit den grond rezen. En iedere ketter schreef zijn letter, maar verbloemde zijne dwaling achter vrome woorden, roode letters en oude spelling. •Bij het koopen en lezen van dergelijke boeken is dus voorzichtigheid eisch. Een dwa ling is spoediger ingeslopen dan uitgedreven. Daarbij komt, dat ook onder de goede „oude schrijvers" onderscheid is in kwaliteit. Er zijn er onder, die met de beste bedoelingen noch tans voor den frisschen bloei van het geeste lijk leven schadelijk hebben gewerkt. Op som mige plaatsen kunt ge het aan de gesprekken hooren, welke schrijvers daar 't meest gelezen zijn. Het is b. v. opmerkelijk, dat daar waar Comrie de lievelings auteur is, meest kloeke, heldergeloovige Christenen gevonden worden; doch waar Myseras in eere is, daar treft men veelal bekommerde, wankelmoedige vromen aan, geslingerd op de golven van een zee van kenmerken, die men bij zichzelven vindt ol miAUe hout is geen timmerhout. En ook alle eenzijdigheid schaadt en wreekt zich. Wat vooral stuitend is, is de afgoderij met Smy- tegeldt, waaraan een deel van Zeeland zich bezondigt. Smytegeldt was een Godzalig leeraar met uitnemende gaven, een kloek verdediger van de Geref. leer. Maar hij had ook zyn eigenaardigheden. Vooral om zijn toepassingen, die zoo zoet klinken, is hij bij velen geliefd. Doch deze liefde gaat bij velen zoover dat al wat van hem verschilt, van minder waarde wordt geacht, 't Is of Smytegeldt, en niet het Woord van God, het voorbeeld is, waarnaar de prediking moet worden ingericht. Als Smytegeldt het zegt, wordt het geloofd, als Gods Woord het zegt, heeft men duizend uit vluchten. Een zoodanig afgodisch misbruik der oude schrijvers is even zondig, als het lichtzinnig en waanwijs verguizen. Als Smytegeldt het wist, dat zijn boeken door vele verre werden verkozen boven de levende prediking des Woords, hij zou wenschen, dat ze tot asch verbrandenhij zou zich over velen zijner vereerders schamen. Toch neemt het misbruik het gebruik met weg. Het is jammer, dat er zoo weinig in die oude boeken geleien wordt. Hoe komt dit? Allereerst, er is zooveel nieuws te lezen. De theologen van nu doen als hun collega's van vroeger: schrijven en uitgeven. We heb ben niet te klagen over gebrek aan stichte lijke lectuur. En we hebben ook niet te kla gen over gebrek aan degelijke lectuur. De gereformeerde leer heeft warmetalentvolle beoefenaars gevonden. In populairen en we- tenschappelijken vorm is onze belijdenis ont wikkeld door mannen met heldere hoofdenen een Godvreezend gemoed. i Doch maakt dit het lezen der oude schrij vers overbodig Is het niet goed en leerzaam een zelfde waarheid op een andere wijze te hooren ontvouwen Verduidelijken soms de oudjes niet, wat de nieuweren wel eens al te geleerd uitdrukken? Is het daarbij met be moedigend te hooren, hoe ouden en nieuwen zij aan zij staan in de belijdenis der zeilde zaligmakende waarheid En valt het ten slotte te ontkennen, dat de nieuwere godgeleerden veel breeder van blik zijn, maar de oudere, op enkele plaatsen althans, wat dieper ingaan, vooral wat de innerlijke zijde van het geloofs leven betreft? Zoomin als de hand tot den voet, zoomin kan ook de 20ste eeuw tot de 17e zeggenIk heb U niet van noodeIn 't verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal Er is echter nog een reden, waarom velen de oude schrijvers ongelezen laten. Ze is deze ze spreken onze taal niet meer. Oude druk, oude spelling, lange en ingewikkelde zinnen, breede omhaal van woorden, herhalingen, ont leding van alle mogelijke ketterij, gemis aan letterkundige schoonheid, dit alles heeft ze in discrediet gebracht. Er is veel waars in. Ook by hen, die met de ouden dweepen, zijn er misschien op iedere tien wel negen, die er haast niets van begrijpen. De vraag van Filippus: Verstaat gij, wat ge leest? is ook hier van kracht, 'tls beter vyt woorden met verstand te lezen dan duizend in een vreemde taal. Gouden appelen op zilveren gebeelde schalen is toch 't allermooist. Zullen we hen dan maar ongelezen laten en overgeven aan de motten? Neen, er is een andere weg. We konden de beste oudjes uit zoeken en ze dan overbrengen in de taal der 20ste eeuw. 't Zelfde zeggen, maar met andere woorden. Korter, begrijpelijker, nieuwerwetscher in vorm. De oude wijn, maar in nieuwe zakken. Zóó, dat de oude schrijver spreekt, maar door den mond van zijn nakomeling, die ééns geestes met hem is. Dit nu willen we eens probeeren. Onder het opschrift „Oud Goud" zullen we den hoofdinhoud van de beste oude schrijvers trachten weer te geven, 't Zal natuurlijk een bloemlezing zijn. Er is geen sprake van, dat, om een voorbeeld te noemen, Vader Brakel hier in zijn geheel zal worden omgewerkt. Misschien wel eens een mooi stukje uit zijn „Redelijke Godsdienst". 'tDoel is eenvoudig te maken, dat de oude schrijvers niet geheel onder het stof der ver getelheid bedolven raken. We willen van hun merg en vet genieten, het vel en de beenen geven we aan de aartsliefhebbers cadeau. Dit evenwel moet men goed in het oog houden, dat we trouw de gedachten des schrij vers zullen vertolken, ook al mochten we eens van gevoelen verschillen. Wie het niet ver trouwen mocht, kan het nazien in het boek zelf. Tevens zal dan blijken, dat er zulk een groote kloof niet is tusschen de Godgeleerden van nu en van vroeger, gelijk sommigen be weren. Al leerden we niets anders, het zou reeds winste zijn. Er is niets dat meer ver wijdert dan leerverschil, en vooral leerverschil, dat door het beslagen kijkglas van onkunde en verbeelding nog wordt vergroot. K. L. Kerk- en Schoolnieuws. Tweetal te Rozenburg W. J. Goedbloed cand. te Nieuwendijk en S. Greidanus cand. te Am sterdam. Beroepen te Sleen D. M. Prins te Oudega; te Rozenburg S. Greydanus cand. te Amster dam. Aangenomen naar Schipluiden R. de Jager cand. te Bussum. Bedankt voor Arum door R. K. M. Humme- len te Langeslag; voor Sleen door D. Prins te Oudega; voor Putten door G. Veenendaal te Herwijnen. 29 Nov. 13 Dec. 27 Dec. 3 Jan. 17 Jan. Classis Axel. Praeparatoir geëxamineerd en met algemeene stemmen beroepbaar gesteld in de Geref. kerken, den heer A. Scheele, can- didaat van de Theol. School te Kampen. Ds. J. 0. de Moor, ber. pred. te Breda, zal D.V. 6 Dec. a.s. aldaar zijn intrede doen, na des 'voormiddags bevestigd te zijn door ds. H. W. v. Loon van Amsterdam. Officiëele Berichten. A. s. Woensdag uur wordt weer een begin gemaakt met de Bijbelbespreking ge durende dezen winter in de consistorie Hof plein. Ieder is welkom. Bouma. Predikbeurten Westkapelle. 22 Nov. Dr. Wagenaar. Ds. v. d. Hoorn. Ds. Visser. Ds. Ingwersen. Ds. Toebes. Ds. Wolf. Classis Tholen. Aan de kerken wordt kennis gegeven, dat in de vergadering dezer Classe, gehouden 11 Nov. 1903, in tegenwoordigheid van Dep. prov. ad. Ex. peremptoir is geëxa mineerd en met alle stemmen tot den dienst des Woords en der Sacramenten toegelaten, de Eerw. heer G. Verrij, beroepen predikant bij de Gereformeerde Kerk te Tholen B. Stelle de Heere onze God dezen zynen dienstknecht tot een rijken zegen. De classe voornoemd, A. Dekkers, Loco Scriba. Vlissingen B. In dank ontvangen, voor de kerk, een dankoffer f 2.50, voor de armen eveneens. De penningmeester der Zendingskas, Br. H. Guillaume, kleine Kerkstraat, bericht dat hij heeft ontvangen een contributie over 1903 ad fl.25. Hij neemt de vrijheid om bij dezen de lezers van het Zendingsblad te verzoeken hem dezer dagen hunne contributie te doen toekomen. Namens den Kerkeraad, P. G. Laernoks, Scriba. INGEZONDEN STUKKEN. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. Kapelle, 13 Nov. 1903. Zeer geachte Redactie In het vorig nommer van Uw blad, las ik de kennisgeving van den kerkeraad van Krui- ningen, geteekend door den scriba, broeder Florisse, dat hun geliefde leeraar Ds. Laman voor de roeping naar JutrijpHommerts heeft bedankt. Dat de- gemeente te Kruiningen verblijd was, laat zich verstaan. Trouwens velen met haar hebben zich verheugd, dat onze geliefde broeder tot dit besluit is gekomen, daar hij in veler liefde en hoogachting deelt. Niet gaarne zouden wij ook dezen broeder uit den kleinen kring van predikanten in onze classis Goes willen missen. Moge hij met zijne veel- zins rijke gaven nog èn voor zijne gemeente èn voor onze classis ten zegen zijn! Wat mij en anderen in dit bericht smarte lijk aandeed, was de wijze, waarop broeder Florisse gemeend heeft, dit verblijdend besluit te moeten bekend maken. Hij schrijft toch aldus: „Wijl we in deze dagen, ook in onze omgeving, zoo een behoefte hebben aan man nen als hij, noch van A, noch van B, maar van die in Christus Jezus zijn, om die tot een te brengen." Wat bedoelt broeder F. met dit „noch van A, noch van B" Bedoelt hij met A degenen, die voortge komen zijn uit de kringen van '34 en met B degenen, die met de Reformatie van '86 zijn meegegaan Maar dan begrijp ik niet, waarom of er nu juist zulk een behoefte zou zijn aan mannen, die noch uit '34, noch uit '86 hun oorsprong hebben. Maar waarschijnlijk bedoelt broeder F. met A en B de verschillende gevoelens, die op sommige punten bestaan tusschen hen, die uit de „Afscheiding" en die uit de „Doleantie" zijn voortgekomen. Maar heeft dan br. F. het recht om diegenen, die A of B zijn, te stellen tegenover degenen, die uit Christus Jezus zijn Kunnen dan zij, die A of B zijn, onzen Heere Jezus Christus niet in oprechtheid liefhebben? Heeft iemand het recht om te zeggendie is van Christus Jezus en die niet, omdat hij A of B is En nu vertrouw ik wel, dat ook br. F. dit niet bedoelt, maar laat hij dan ook voorzichtig zijn, bij wat hij schrijft. Zoo licht toch leest men hieruit, dat er aan A mannen of B mannen in onze omgeving minder behoefte is. Zulk schrijven zaait zoo licht nog meer ver deeldheid en rooft de broederlijke liefde en dat is groote schade. Ik meende daarom tegen dit schrijven van br. F. een zacht woord van protest te moeten doen uitgaan en verzoek U daarom, deze letteren een plaats te willen geven in Uw blad. Met broedergr. en heilbede de Uwe in Chr. J. N. G. Kerssies, v. d. m. A. F. Middelburg Nov. 1903. Verantwoording van Liefdegaven. Ontvangen voor de Algemeene Kas der Hulpbeh. Kerkenvan de classis Goes 124.10. J. Hulsebos, prov. deput. Het gaat nu te veel worden, want ik had mij voorgenomen u nog mede te deelen wat Mr. Diepenhorst des namiddags op den Walcherschen Partijdag heeft behan deld, doch verleden week hield Patrimonium eene vergadering, waarop dr. Wagenaar sprak over vakorganisatie, en nu weet ik waarlijk niet meer, wat ik van dat alles zeggen moet. Op beide samenkomsten kreeg Karl Marx een goede beurt. Van lieverleden beginnen wij dien man nu te kennen, wiens schriften zulk een machtigen invloed uitoefenen. Wat een veelbewogen leven heeft hij geleid, wat een drang naar kennis hem bezield, wat een veer- krachtigen wil was de zijne. Aan zulk een karakter moet men hulde brengen, voor zulke gaven eerbied hebben. Jammer is het ge weest dat deze zoon van Abraham zoo weinig Abrahams God heeft gekend.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1903 | | pagina 7