de diepst in 's menschen bewustzijn ingegrifde
beginselen van die kennis gingen niet verloren.
Wat onze ouden wel noemden bet heimelijke
Gods" waarvan Paulus spreekt, Rom. 215.
Nu is alle kennis van Gods wil altoos ge
zaghebbend over den mensch. Het besefdit
is de wil van God, heeft van zelf in zich het
febodik ben geroepen dien wil te doen.
>enk u b.v. in, dat uw besef zegt: 'tis de
wil van God, dat ik zijne gemeente vervolg,
dan roept van zelf een andere stem u toe
welnu ga dan heen en keer het zwaard tegen
haar. Tusschen deze beide is altoos eenstem
migheid.
Daar staat nu de mensch. Ledig is de schat
kamer van zijn bewustzijn. De kennis van Gods
wil is hem slechts in zeer algemeenen zin be
kend, slechts zeer onvolkomen gebleven; hoe
zal het dan mogelijk zijn den wil van God
volkomen te volbrengenhoe kan nu zijne
consciëntie hem het rechte pad aanwijzen te
midden van zoo vele kronkelwegen? Hij heeft
immers niet anders dan die enkele overgebleven
muntstukken van den geheelen schat
Maar nu heeft het Gode behaagd van buiten
af dien verloren schat weer aan te vullen. Dat
geschiedt door het geven van zijne wetzijne
geboden, inzettingen en rechten. Komen deze
nu weer in dien schatkamer, dan zegt ons ver
stand en bewustzijn weer op juiste wijze wat
de wil van God is. 't Is nu maar de vraag of
de deuren van die schatkamer openstaan om
er dit nieuwe geschenk in te brengen. Helaas
ze zijn gesloten De nieuwe gaven Gods in Wet
en Evangelie ons geschonken kunnen er niet
binnen gebracht worden. Er is maar één middel:
de grendels verbreken. Dat kan de Heilige
Geest.
Zonder zijne werking komt de nieuwe schat
niet in de schatkamer van ons bewustzijn.
Een onwedergeborene ziet zich stomp op Wet
en Evangelie en verstaat ze niet. Nu voelt
gij ook hoe de consciëntie van den onweder
geborene, niet waarlijk goed kan zijn. Als de
grondstof in de schatkamer ontbreekt, of niet
goed is, hoe zal dan de munt die in de werkplaats
geslagen wordt echt van kwaliteit zijn?
De bedoeling Gods is echter niet om zijn
Wet en Evangelie geheel vruchteloos op aarde
te brengen. De Heilige Geest verbreekt met
terdaad onderscheidene deuren en grendels en
brengt den schat binnen. Daardoor wordt de
schatkamer weer voorzien met rechte kennis,
en kennis geeft licht, zoodat waar de Heilige
Geest deuren en grendels verbroken heeft, kan
gesproken worden van een verlichte schatkamer
En alleen uit zulk een verlichte schatkamer,
komen nu de echte geldstukken voort, betaal
baar bij God. Wilt gijalleen uit zulk een
verlicht bewustzijn, komt nu een juiste aan
wijzing van wat goed of kwaad is, overeen
stemmend met de uitspraak van Gods wet.
De wedergeborene kan in den eigenlijken
zin, zoo moet hieruit volgen, een goede con
sciëntie hebben, want bij hem alleen heeft de
Heilige Geest, die nieuwe kennis van Gods
wet weer in de schatkamer gebracht.
Intussehen moet ik er u hier terstond op
wijzen, hoe groote voorzichtigheid ons in dezen
betaamt. Want onderscheidene zaken ver
flauwen weer terstond de zooeven scherp ge
trokken grenzen. In den onwedergeborene
toch kan gevonden worden een groote schat
der „gemeene gratie", die hem voor 'toogder
menschen in het rechte spoor houdtdaarte-
ook in die sloot gevallen zijn?"
Dit was voor van der Woude genoeg om
dadelijk zijn werk te laten staan en zoo spoedig
mogelijk zich te begeven naar de aangewezen
plaats. Buiten adem bijna geloopen, wijl de
afstand nog al groot was, kwam hij bij de sloot,
en zag hij de kleertjes van zijn kind. Onmiddel
lijk haalde hij de kleine er uit, en bracht haar
op het drooge, doch het scheen reeds dood te
zijn. Het hoofdje hing slap en het zag geheel
blauw. Radeloos schreeuwde van der Woude,
en liep handenwringend heen en weer, en was
door zijn vrouw en het dienstvolk en de buren,
die inmiddels ook toegeschoten waren niet tot
bedaren te brengen. Allerlei pogingen werden
aangewend om de levensgeesten weer op te
wekken, doch te vergeefs scheen elke poging.
Een buurman was reeds naar Kleidorp om den
dokter gereden, doch meer dan een half uur
verliep eer deze aanwezig kon zijn. Bij de kleine
drenkelinge gekomen, paste hij de bekende
middelen toe, en ziet, deze werden met gunstigen
uitslag bekroond. Na eenigen tijd opende de
de kleine de oogen, zuchtte en sprak: „Naar
vader toe!" Schreiende van blijdschap nam
van der Woude zijn dochtertje in de armen,
en spoedde er mee naar binnen. Des namiddags
en den geheelen volgenden dag speelde de kleine
Geerije, alsof er niets gebeurd was. Doch aan
den morgen van den derden dag kreeg zij koorts,
genover zijn in den wedergeborene nog
allerlei gebreken en ellendigheden waardoor
het licht in hem verduisterd wordt.
Bovendien, de nieuwe schat ingebracht in
het bewustzijn der wedergeborenen is ook lang
niet altijd gelyk. Die schat is de wil van God
voor zoover hij aan een bepaald persoon bekend
is. Al zijn wij broeders en zusters in den
Heere, toch verschilt uw kennis van Gods
Woord en Wet van de myne. Hoe komt dat,
waarde lezer
Mijn antwoord is: lo. de wedergeboorte is
eene herstelling onzer natuur, niet eene nieuwe
schepping, gelijk onze ouders zeidengratia
reparat naturam, d. w. z. de genade herstelt
de natuur. Bij deze herstelling nu houdt de
Heere rekening met karakter, aanleg, positie en
ontwikkeling. Dientengevolge blyffc ook onder
de kinderen Gods een gradueel verschil van
consciëntie mogelijk. In ondergeschikte punten
zal dit altoos zoo blijven. De Christelijke vrij
heid mag niet aan banden gelegd. Vervolgens
het werk van Gods genade, ook in de verlich
ting der consciëntie is niet terstond volkomen.
Het beginsel der verlichting zijn allen deel
achtig, maar Paulus stond hooger dan een be
keerde slaaf. Bovendien kan de zonde die nog
in den wedergeborene woont, op een bepaald
tijdstip zijn kennis verdonkeren, zoodat zyn
consciëntie niet zuiver werkt. Het blijft op
aarde altijd een kennen ten deele.
H. H.
Eene vorstelijke gift voor de Zending.
Vóór een paar weken werd de acte gepas
seerd, waarbij de Heer Robert Davies van
Menai-Bridge (Engeland) de kapitale som van
135.000 pond sterling (een millioen 620.000 gul
den) schonk ten behoeve van het zendingswerk
van de Calvinistische Methodisten op de Kas-
sia-heuvels (West Zuid-Afrika
Het geld bestaat in aandeelen in twee groote
spoorwegmaatschappijen. Deze aandeelen had
den oorspronkelijk de waarde van 111.000
pond sterling, maar volgens de laatste notee
ringen zijn zij nu 17.000 meerd waard. Om
dit fonds goed te verzekeren en ordelijk te
doen beheeren, heeft de Heer Davies veel
moeite en geldt besteed. En zyn twaalf be
stuurders, allen diakenen der Calvinistisch
Methodistische gemeenschap en allen woonach
tig in de omgeving van Bangor.
De rente van dit enorm kapitaal is uitslui
ten bestemd voor de reeds vermeldde Kassia-
zending, waaraan de Heer Davies reeds ver
scheidene duizenden ponden heeft geschonken.
Men schat de jaarlijksche rente van het
nu geschonken kapitaal op 5020 pond sterling
of 60 duizend 240 gulden.
Uit deBritsch Weekly vrij vertaald. H.
KEEK, BELIJDENIS, ZENDING»
Het Geloof.
Ik geloof in God den Vader, den Almach
tige, Schepper des hemels en der aarde, dit
spreken wij uit maar hoe menigmaal verstaan wij,
wat wig belijden? Immers door dit te zeggen,
geven wij te kennen, dat alle macht rust in
God, en dat al wat bestaat zijn aanzijn alleen
dankt aan de volheid van zijne macht. Dien
tengevolge mag Hij ook met wat Hij schiep
doen wat Hij wil. Aan niemand is Hij eenige
die in hevigheid plotseling toenam. IJlende en
al door maar roependenaar vader toe naar
vader toestierf het;kind binnen een paar uren.
Het scheen nu wel dat van der Woude buiten
zijne zinnen geraakte. Als een radelooze en
wanhopige liep hij op en neer, niets anders
uitbrengende dan: „mijn kind! mijn lieve
Geertje mijn lief kind
Zijne vrouw, die, ofschoon niet minder be
droefd, toch veel kalmer was, trachtte op allerlei
wijze hem tot bedaren te brengen, doch al hare
woorden vermochten niets op hem. Van der
Woude bleef twee dagen achtereen in denzelfden
toestand. Daarna werd hij stil en in zichzelven
gekeerd en sprak geen woord.
In die dagen bezocht Ds. de Vries hem en
trachtte hem te troosten indienbeproevingsweg,
en wees hem op de ernstige roepstemmen des
Heeren, die menigmaal ook door de beproevingen
en smarten des levens tot ons komen. Telkens
barstte van der Woude in tranen los, doch ook
tot den leeraar sprak hij geen woord. Het was
hem aan te zien, dat een hevigen strijd woedde
in zijn binnenste.
Dit bleef zoo, eenige weken achtereen. Nu
eens was hy der wanhoop schier ten prooidan
weer staarde hn als een wezenloos mensch,
somber voor zich. En zoo wild als hij anders
was, zoo stil was hij nu. Het waren bange dagen,
die van der Woude doorleefde. Het was hem
rekenschap verschuldigd. Hy behoeft op alle
vragen, die Hem gedaan worden, geen reken
schap te geven. Nu gaat het zeer gemakkelijk
om uit te spreken, dat geloof ik, maar zeer
moeielyk is het om met Job, als God alles
wegneemt te getuigende Heere heeft ge
geven, de Heere heeft genomen, Zyn Naam
zij geloofd.
Abraham heeft deze ontzaglijke macht, deze
geduchte heerschappij in God geëerbiedigd,
Gij herinnert u het bevel, dat tot den aarts
vader kwamOffer my Uwen eenigen zoon,
Izak, dien gij liefhebt. Elk woord is een dolk
steek. Nalang wachten en na veelvu ld ige be
proeving was eindelyk de zoon der belofte
geboren. Wat blijdschap, was er in Sara's
tent, hoe hoog klonken de tonen des lofe.
Sedert die ure rustte Abrahams oog met wel
gevallen op dit kind, zijn hart hechtte zich
aan dien kleine. Innig verheugd was hij, waar
hij de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling
kon gadeslaan en menigmaal snelde hy in
zijne gedachte de eeuwen vooruit naar den
dag, waarop uit dezen Izak het zaad te voor
schijn treden zou, dat een zegen wezen zou
voor alle geslachte des aardryks. Zoo gingen
de jaren voorbij en Abraham heeft zeker niet
vermoed, dat er voor hem nog zulk een zware
strijd aanbreken zou. Doch zie opeens komt
daar dit onverbiddelijke woord. Wat zal hij
doenZal hij weigeren, althans aarzelen en
eenigen tijd gebruiken om te overleggen of
hij gaan zal of niet. Wie dit mocht denken
zou toonen Abraham niet te kennen, want
dadelijk bracht hij alles voor den tocht in ge
reedheid, en daarna slaat hij den langen weg
naar Moria's hoogte in. Het is niet noodig,
dat ge U voorstelt, dat de aartsvader zonder
een pijnlijk gevoel dit offer heeft gebracht.
Neen, hij was een mensch, een vader met een
vaderhart, en ofschoon er niets van opgetee-
kend staat van wat hem hoofd en hart ver
vulde bij dien gang, wij zullen ons niet ver
gissen, als wij aannemen, dat allerlei bestrij
dingen zijn deel zijn geweest. Hij had deir
Heere lief, maar ook zyn eenige, aan wien
zulke grootsche verwachtingen verbonden wa
ren, en nu moest hy, wilde hij zijn God niet
verzaken, dit kind afstaan. Daarbij kwam nog,
dat de beloften Gods ja en amen zijn en het
scheen, alsof de uitvoering van het bevel alle
de beloften moest vernietigen en er was nie
mand, aan wien Abraham zijn nood klagen en
zijne twyfelingen bekend maken kon. Gewis
de last was zwaar, en het zou mij niet ver
wonderen, wanneer hy tot zich zelf gezegd
heefto mijn ziel, wat buigt ge U neder,
waartoe zijt ge in mij verontrukt? Niettemin
hy zette zijn tocht voort. Zoo komt hij aan
den voet van den berg. Niemand vergezelt
hem behalve Izak, als hy den berg beklimt.
Wat smartelyk oogenblik bezorde hem nog
de vraag van zijn knaap. Doch hy weet ook
de verzoeking, welke daarin voor hem lag te
overwinnen, en hij volbrengt, wat God van
hem geeischt heeft. Wel kwam het niet tot
het uiterste, maar dit lag niet aan Abraham,
enkel aan Hem, die hem toeriephoud op
Abraham, het is genoeg, want nu is het dui
delijk, dat gy mij vreest en mij zelfs uwen
eenigen niet onthoudt.
Wat is by dezen gang het werk des geloofs
geweest? Allereerst dunkt mij dit, dat het
dikwijls, als zag hy al zyne zonden vóór zich;
en dan bekroop hem de vrees, dat nog meerdere
bezoekingen over hem zouden worden gebracht.
In dien toestand was hij op zekeren Zondag
morgen te Kleidorp in de kerk, waar toen door
een der ouderlingen een preek gelezen werd
over den tekstHiertoe is de Zone Gods geopen
baard, opdat Hij de werken des duivels verbreken
zou." 1 Joh. 3:8b.
Deze predikatie werd zóó aan zijn hart ge-
geheiligd, dat hij op eens met volle vrijmoedig
heid getuigen kon, dat Christus de werken
des duivels ook in hem verbroken had, en dat
Hij al zyne zonden verzoend had. Groot was
vanaf dat oogenblik de verandering die bij van
der Woude plaats greep. Even woelig en druk
van karakter als hy te voren was, was hij dat
nu ook. Den volgenden dag kwam hij by Ds.
de Vries om te vertellen, wat de Heere aan
hem gedaan had. En nu deelde hy ook in
bizonderheden mee, hoe zyn vorig leven was
geweest. Onder meer, vertelde hij ook, dat,
hoewel hy uitwendig voor het oog der men
schen godsdienstig was gebleven, hij toch me
nigmaal er over gedacht had, om met allen
godsdienst maar te breken. Doch wanneer hij
dan weer dacht aan zijne opvoeding aan de
vermaningen van zijnen vader, en aan de ge
beden zijner moeder, die beiden reeds in den
hemel waren, dan schaamde hy zich en schrikte
terug voor zyne gedachten.
(Wordt vervolgd.)