gekomen." Dit deed hij met zulk eene blijd schap en levendigheid, dat hy meer geleek op iemand, die uit het gevaar des doods verlost was tot de vrijheid des levens, dan op iemand, die door zulk een pijnleken dood uit dit leven moest. Zoodanig was de verandering, die de hand Gods over dien goeden man bracht." Vit Voetius „Geestelijk Verlatingen Littooij. Waarschuwing. Wij voldoen volgaarne aan het verzoek, ver vat in onderstaand schrijven: Geachte Redactie Zou 't niet goed zyn, het volgende ter waar schuwing te plaatsen, en de Kerkbodes te ver zoeken het over te nemen Er is in het Zuiden van ons land iemand bezig ons volk te be zoeken en 't medelijden over zich op te wekken. Hij biedt eene predikatie (Hebr. 13 14) aan en heel zijn optreden komt ons zeer verdacht voor. Hier in Bergen op Zoom bezocht hij Donderdag 24 dezer enkele leden onzer kerk en vertelde predikant te zyn bij de Belgische Zend. Kerk. Van hier ging hij naar Rilland, Krabbendijke en Kruiningen. Te Krabbendyke vertelde hy o.a. student te zijn aan de Vrije Universiteit. Zijn naam geeft hij zoo op dat niemand hem verstaan of lezen kanzijn adres is Rotterdam. De predikanten bezoekt hy niet. Aan de beschrijving, welke men mij van hem gaf, geloof ik, dat hij dezelfde persoon is voor wien reeds meermalen in onze kerkelijke bladen werd gewaarschuwd en die zich Vermeulen noemde. De broeders en zusters zijn dus op hunne hoede Ds. A. H. van dbb Kooi. Bergen op Zoom, 28 Sept. '03." Naar aanleiding van bovenstaande regelen, zou het ons aangenaam zijn eens te vernemen of vanwege het Gymnasium te Zetten een collectant wordt uitgezonden. In Walcheren heeft voor genoemde inrichting een collectant gelden verzameld. Littooij. Lage trap van beschaving. „Ze gaan vooruit, de christelyke heeren in Nederland. Dominé Visser, predikant te Am sterdam en vertegenwoordiger des Nederland- schen Volks, doet zoo waar aan fietsen. Maar er rustte geen zegen op dit werk uit den booze. Op een tochtje naar Oosterbeek viel zyn Wel Eerwaarde van zijn wiel en werd bewusteloos opgenomen. Maar er was vergiffenis ook voor dezen zondaar. By het vertrek der mail was dominé er weer bovenop". Dus schrijft het voornaamste Indische dag blad, de liberale Javabode. Als deze redactie een beetje by die van „Het Volk" in de leer ging, dan zou ze zelfs nog wat goede manieren kunnen leeren, dunkt ons. En de goede manieren van „Het Volk" zijn bekend. Zou de omgang met de inlanders zoo demo- raliseerend werken Levend in een visch. Henri de Parville, een beroemd Fransche geleerde, schrijft in een Lausanner courant van 14 Maart: „Jonas was in de buik van den visch drie dagen en drie nachtenen de Heere sprak kinderen hebben te D. kermis gehouden, en zijn eerst 's Zondags morgens thuis gekomen. Ook hierover moeten wij U vermanen, en „Ik trek my van al die vermaningen niets meer aan", antwoordde Zwart koel; en zyne vrouw zeide: „Ik wilde wel, dat ge nu maar heengingt, want het verveelt me al lang." „Ik geloof ook, sprak de leeraar, die be merkte dat zijn ouderling driftig begon te worden, „dat het het best is, dat wij thans vertrekken, want ge zijt op 't oogenblik bei den in een stemming, dat we niet met U spreken kunnen; doch spoedig komen wij weer terug. Maar laat ons eerst nog samen bidden." Ds. de Vries bad, dat God deze dwalenden mocht terecht brengen, en dat zij tot veroot moediging mochten worden gebracht. Toen hij het „amen" uitgesproken had, was vrouw Zwart vertrokken, en ook nergens meer te zien. Na dus Zwart gegroet te hebben, ver trokken leeraar en ouderling, niet veel hoop koesterende dat hunne vermaningen tot ver ootmoediging en schuldbelijdenis zouden lei den. Ongeveer drie weken later kunnen we Ds. de Vries met zijn ouderling weer aantreffen in de woning van Zwart. In dien tijd is ech ter Zwart verhuisd naar de overzijde van den weg, en een timmersehuurtje door den eige- tot den visch en hij wierp Jonas uit." Zoo spreekt de Bijbel. Deze geschiedenis wordt door vele als een fabel beschouwd. Wie kan dat gelooven? En een walvisch is te klein van hals om een mensch in te slokkenZóó redeneert men De Bijbel spreekt evenwel niet eens van een walvisch, maar van een g r o o t e n visch. En wat is in Engeland gebeurd De heer Courbet verhaalt, dat de walvisch- vaarder genaamd Star-of-The-East in de maand Februari van 't jaar 1841 in de buurt der Maloninen een prachtigen walvisch harpoe neerde. Hef monster werd doodelyk gekwetst. Ge durende zijn laatste stuiptrekkingen viel een matroos, met name Bartley, in 't water en verdween. Toen de walvisch dood was heesch men hem aan boord en begon men hem te ontleden. Nadat men een dag en een nacht gearbeid had, kwam de beurt aan de maag en ziedaar, de vermiste kameraad lag daarin. Hij was bezwijmd, maar men slaagde er in hem bij te brengen en overtuigt zich, dat hy volstrekt geen letsel had bekomen. Evenwel was hy drie dagen lang als een razende en 't was onmogelyk hem te doen spreken. Eindelijk bedaarde hij en kwam weer bij zijn verstand. Toen verhaalde hij„Lk herinner mij zeer goed, dat de visch mij in de hoogte gooide, daarna opving en inslokte. „Ik gleed door een gladden koker naar bene den en kwam toen in een grooten zak. Ik was in volslagen duisternis en om my heen tastende, begreep ik dat ik in den maag van het zee monster was. De ademhaling viel my uiterst moeilijk. Ik ondervond eene ondragelijke hitte en dacht gekookt te zullen worden. De gedachte, zoo te moeten omkomen, martelde my vreeselyk mijn hoofd was helder, en ik doorleefde al de ijselijkheid van myn toestand. Ik kon my niet bewegen, niet schreeuwen en verduurde een onuitstaanbare hitte. Eindelyk verloor ik myn bewuszijn." De waarheid dezer geschiedenis wordt ge staafd door den kapitein en de bemanning van de Star-of-The-East. James Bartley was een der dapperste walvischvaarders, maar door dit avontuur had zijn gestel zoo geleden, dat hij in een hospitaal te Londen verpleegd moest worden. Zijn huid is als gelooid gebleven door de inwerkkiug van 't maagsap van den visch. {Geld. Kerkb.) Van de Chr. Jongel. Yereen. „Herman Fau- keel" ontvingen we de mededeeling, dat zij 7 October a. s. hare 37ste jaarvergadering hoopt te houden, des avonds half 8 uur op de zaal Bogardstraat. Dewijl deze avond feestelijk zal en moet zijn, wekken wij, overeenkomstig het verzoek ons gedaan, op tot trouwe opkomst. Vooras verwijzen we naar de advertentie in dit nummer. Uit Lichtenfels in Beijeren werd verleden jaar in de Ev. Luth. Kirchenzeiting bericht, dat vijf krachtige, levenslustige jonge mannen in een herberg bij hun elf uurtje zaten en in hun overmoed of God vergetenheid met den doodgraver, die ook aanwezig was, een schrifte lijke overeenkomst aangingen, volgens welke zy zich binnen een jaar aan hem zouden over- naar der eerste woning, op Zwart's verzoek daarbij gebouwd, had Zwart behendig afge broken, en zonder iets te zeggen meegeno men, om het bij de tweede woning weer te zetten. Dat die eigenaar hierover niet erg tevreden was, spreekt vanzelf. Hij was dan ook al bij Zwart geweest, om hem te zeggen, dat het schuurtje weer op dezelfde plaats en in denzelfden staat moest teruggebracht wor den, of anders het geld, dat het gekost had, er voor moest worden betaalden indien geen van beiden gebeurde, zou hij er aan de poli tie kennis van geven. Ds. de Vries wist ech ter toen van die geschiedenis nog niets, dus kon hy hierover ook Zwart niet vermanen. De vermaningen en waarschuwingen ook bij dit bezoek tot Zwart gericht, golden weer de zelfde zonden, waarover hij reeds meer ver maand was. Hoe ook nu weer bij Zwart werd aange drongen op schuldbelijdenis en de openbaring van een christelijk leven, hij bleef even onverzettelijk als te voren, en het„Och, wat zal ik zeggen", en „eigenlijk gezegd", werd zoo mogelijk nog meer herhaald dan vroegeF. „Hoor eens Zwart", zoo sprak de leeraar eindelyk, „we hebben, toen we U de vorige keer bezochten, meer dan drie uren hier ver toefd. Ik ben niet van plan nu zóó lang hier te blijven. Maar met allen ernst wil ik leveren. Het duurde niet lang, of vier van hem waren begraven. Nu wordt bericht, dat ook de vyfde gestorven is. De bladen zeggen er van„Eene zeldzame lotsbeschikking". De Schrift leert: „Dwaalt niet, God laat zich niet bespotten". HeraiU. Angnstas-Collecte. Vyfde tot en met elfde lyst. Aardenburg f 's Heer Hendrikskiuderen Serooskerke (W.) (G. K. en h.) O. en W. Souburg Grypskerke (G. K.) Kamperland Veere (G. K.) Arnemuiden Kruiningen Vrouwepolder Ierseke Axel Heinkenszand (G. K.) Tholen Vlissingen Kattendijke (giften) Krabbendyke (G. K.) Oostburg 20.00 10.621/2 57.79 81.00 29.951/2 131.00 21.23 23.88 100.02 19.20 83.33 187.8U/2 38.50 26.68 110.00 4.00 35.00 96.31 In het laatst der vorige week was het be drag van de gelden, in Vlissingen gecollecteerd en ontvangen voor de Arnemuidsche weduwen en weezen, geklommen tot f 1436,181/2. Ds. J. Westerhuis te Groningen ontving van iemand, die onbekend wenscht te blijven een gift van f 6000.als volgt te verdeelen Geref. Kerk A te Groningen f 2000. - Theol. School te Kampen - 2000. Stichting Bethesda der Geref. Kerk A te Groningen - 1000. Zending - 1000. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Het geloof. Uit de geschiedenis van het Israëlitische volk wordt het wel duidelijk, hoe het gekomen is, dat zij ten slotte eiken eisch tot waarach tige vernieuwing van hart en wandel afwezen met de uitspraak Abraham is onze vader. Wij moeten het in hen prijzen, dat zij de waarde van des aartsvaders geloof hebben erkend, maar na de ballingschap maakt zich de nationale trots er meester van en zijn zij er op uit om elke donkere bladzyde uit zyn levenshistorie uit te wisschen en kronen zy hem met eene heerlijkheid, welke nooit de zijne is geweest. Doch op deze afdwaling komen wij later nog wel terug. Thans willen wij naar hen luisteren, waar zy de uitnemendheid van het geloof ver heffen. Zij zien en wij met hen deze voorts schitteren hierin, dat Abraham op reis toog naar een land, dat hij niet kende. Als iemand zyn eigen land verlaat en hij weet niet, wer- waarts hij zijne schreden richten zal, noemen wij dit onvoorzichtig. Dit moge goed zijn voor avonturiers, maar verstandigen lieden past het niet. Wij keuren het als dwaasheid af, en wy* veroordeelen het op stellige wyze. Wat zien wij nu by den aartsvader? Hij woont in een zeer vruchtbaar land in het midden van magen en vrienden. Gebrek noodzaakt hem niet, want er op aandringen dat ge Uw leven betert, en ge U van uwe dwalingen bekeert." „Och man", antwoordde Zwart, „bij mij moet ge eigenlijk gezegd geen zondige wegen en dwalingen bestraffen, maar dat moet ge doen bij den dominé van Laagland. Daar zit de ongerechtigheid, maar niet bij mij. „Dus Zwart, gij hebt onder deze omstan digheden vollen vrede voor Uw hart vroeg de leeraar. „Och, wat zal ik zeggenIk mag zoo nog al eens ondervinden, dat het beter is door de menschen getucht te worden, dan door God verstooten. Ik las voor een paar dagen nog in Myseras, en ik moest toen zoo uitroe pen: 0 dierbaar Myserasje, wat heb je 'ttoch goed geweten, en wat heb je 't toch gezien en hoe „Ja Zwart", zeide de leeraar, „ik wil U maar dadelyk zeggen, dat wy niet gekomen zyn om al dergelyke ontboezemingen nog eens weer aan te hooren. Het scbynt wel dat ge alle vermaningen van U afschudt en dat ge ook in 't minst geen begrip hebt van kerke lijke tucht. Wij komen nu vooreerst ook niet weer by U. We zullen U eenigen tijd aan Uzelven overlaten, en hopen dat de Heere U terecht brengt. Thans willen we U verlaten, doch eerst zullen we samen bidden." {Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1903 | | pagina 3