sche vrees uit het hart, en verdrijft het wan
trouwen; daarna komt de mensch tot God,
luistert naar Zijn woord, geeft acht op Zijne
daden, en vertrouwt zich aan Hem toe.
Wij moeten het nog even krasser uitdruk
ken om elk misverstand af te snijden. Het
zou immers den schyn kunnen hebben, alsof
wij bedoelden, dat het geloof enkel volgde op
de openbaring van Gods zijde zonder nauwer
verband met elkander te hebben, en dit is
zoo niet, want het geloof in den mensch vloeit
onmiddelijk uit de openbaring Gods voort.
Zy is niet eene werking, die zich enkel aan
den mensch vertoont zonder iets na te laten,
neen, waar zij komt is zij gewapend met kracht
en dringt tot het bewustzijn door.
Duidelijk is het, dat Hij zelf in het leven
van de eerste geloovigen verschenen is en
daarom werkt elke herinnering aan Hem als
een drang tot geloof. De grond, waarop het
geloof groeit, en de bron, waaruit het opkomt,
zijn derhalve niet denkbeeldig maar wezenlijk,
zij zijn geen voortbrengselen van waan, maar
de hoogste waarheid. Om deze reden geeft het
bij alle wisselingen en veranderingen zeker
heid en kracht en het doet den mensch zijnen
weg wentelen op Hem, die gezegd heeftMijn
oog zal op U zijn. Bouma.
UIT HET LEVEN.
Ergernissen.
Wanneer 's avonds de courant aan huis be
zorgd wordt, dan grijpen we er naar met beide
handen en we deden eigenlijk veel wij
zer er maar niet in te lezen. Want men moet
van zoo ontzaggelijk veel dingen kennis ne
men, die ergernis geven, die het gevoel kwet
sen, die tot toorn verwekken, die tot bitterheid
stemmen.
Door geregeld de courant te lezen komt
men van verbazend veel dingen op de hoogte,
maar men krijgt op de duur een gevoel, dat
zoo onaandoenlijk is als een sfinks. Men raakt
ook aan ergenissen gewend. Als men eiken
dag van moorden en doodslagen leest, dan
gaat het schrikkelijke er wel een beetje af.
Een mensch wendt aan alles. Ook aan 't zien
van onrecht. Ook aan 't gezicht van bloed.
Ook aan 't gekerm van ellendigen.
Niet zoo heel ver van hier, waarde lezers,
heeft op dit oogenblik een moord plaats op
grooten schaal. Op dit oogenbik, dat gij dit
stukje rustig leest, worden gansche scharen
van kloeke mannen afgemaakt als dolle honden
Op dit oogenblik worden honderden vrouwen
en meisjes onteerd en na onteerd te zjjn op
de gruwelijkste wijze mishandeld en vermoord
Op dit oogenblik worden lieve kinderen,
zooals er om uw tafel spelen of op uw schoot
sluimeren, op wreedaardige manier te pletter
geslagen voor de ©ogen van zieltoogende vaders
en radelooze moeders
Hoort ge dat kermen niet? Dat hartver
scheurend kermen Een stem uit Macedonië
roept gillend in doodsangst: Komt toch over
en helpt onsOns bloed is reeds gekomen tot
de toornen der paarden
o, Het is geen verhaal uit vorige eeuwen,
wat de couranten u eiken avond berichten.
Hulpeloos, radeloos worden ze afgemaakt, hon
derden, duizenden mannen, vrouwen, kinder-
kens afgemaakt, uw courant zegt u wel
hoe!
En als ge dit nu leest, wat gevoelt ge dan
Een weinigje deernis, dat echter overgaat,
zoodra ge weer iets anders begint te lezen?
Ja we vinden het verschrikkelijk en beklagen
de ongelukkigen en na dien schuldigen
plicht volbracht te hebben, trekken we de
zwarte handschoenen uit en gaan weer oyer
tot de orde van den dag. We vinden het naar,
vreeselijk naar maar 't is ver weg, en
wat kunnen we er aan doen
Als ge nu van avond de courant weer leest,
en ge hebt den toestand in Macedonië nage
gaan, legt dan het blad eens even neer, en
vraagt dan eens aan u zei ven Wat zou ik
wel gevoelen, indien ik daar een man en va
der, een gade of kind had? Daar midden in
die slachting? Wat zou ik wel gevoelen?
Ik kan niet beschrijven, wat ge dan gevoe
len zoudt; maar dit weet ik zeker, weer dan
deernisGe zoudt er heen willen vliegen om
met den moed der wanhoop de uwen bij te
staan in de ure des gevaars ge zoudt hemel
en aarde bewegen om mede hulpe te bieden
in den nood. Thans is Macedonië misschien
geen vijf minuten in uw gedaehten, maar dan
zou het er geen vijf seconden uit zyn.
Zyn we dan zoo hartvochtig Zyn we bar
baren zonder menschelijk gevoel?
Weineen, maar een mensch went aan alles,
ook aan de ergernissen. Het drama, dat in
Macedonië wordt afgespeeld, is een tweevou
dige ergernis. Eenerzijds is het een moord in
groot. Ik zal niet beweren, dat de opstan
delingen in alle opzichten onze sympathie
wegdragen kunnen; er is onnoemelyk veel in
heel hun beweging, dat afkeuring verdient.
Maat laat ons niet vergeten, de onderdrukking
zou wel een wijze dol maken, hoeveel te meer
de onderdrukking door den Turk, het ellen
digste en bloeddorstigste creatuur, dat op den
aardbodem leeft. Al hebben de Macedoniërs
misdreven door op te staan, dan blyfthetnog
gruwelyk, dat de Sultan zyn monsters van
soldaten op hen afzendt, want evengoed kon
hy een leger wolven en tygers op hen losla
ten. Als een kind ongehoorzaam is, mag een
vader het straffen. Maar mag hij het zóó straf
fen, dat het dood voor zijn voeten blijft lig
gen Dit geschiedt in Macedonië. Als er geen
verandering komt, is binnen korten tyd de
geheele bevolking uitgemoord op de wreedste
manier, mannen, vrouwen, kinderkens
de wegen zyn nu reeds met lijken bezaaid
En we lezen deze ergernis. Maar we hebben
al jarenlang van zulke ergenissen gehoord:
Armenië, Finland, de Philippijnen, Transvaal.
We raken er al wat aan gewoon. Men kan
er niet altyd van ontroeren.
Zyn we dan zoo hardvochtig, zoo barbaarsch
Welneen, maar er is nog een tweede ergernis.
En die ergernis wordt gegeven door de
grootste mogendheden. Wy, die de courant
lezen, zyn zoo machteloos, ook bij 't diepst
medegevoel, om hulp te bieden aan de ver
drukten. We kunnen er niet bijkomen. Maar
wat zien we nu Daar is een sterkere, die
een zwakkere verminkt, vermoordt. De zwakke
stryd met de moed der vertwijfelinghy bidt
om hulp. En rondom de worstelaars staan de
machtigen van Europa in een kring, met
machtige legers achter zich. Ze zien den dood
strijd van den zwakke en hooren zijn kermend
hulpgeroep. Ze zien de meedogenlooze wreed
heid van den sterke, 't Kost hun maar een
wenk en de zwakke is gered, 't Kost hun
maar een wenk en 't gansche rot van Turksche
moordenaars met den „Groot-moordenaar" erbij
is uitgeroeid van den aardbodem, want dat
hebben ze verdiend aan 't vergieten van on
schuldig Christenbloed. 't Kost hun niets
en als stom en lam staan ze toe te kijken en
laten den gruwel begaan, terwyl de volken,
waarover ze gebieden hun smeeken om toch
in te grypen.
Ook aan deze ergernis zyn we al jaren ge
wend. We worden dof. We worden onverschil
lig. Want of we klagen of niet, de zwakke
moet er onder, o, Waren al onze vorsten
mannen als Gladstone, de Turk zou zijn laatste
woord al lang gesproken hebben, en wy ge
wone menschen, zouden er meer gevoel van
hebben als er onrecht en gruwel geschiedt,
omdat wij wisten, dat zoo wy onze stem maar
verheffen, er recht geschieden zal en hulpe
komt.
Nu is dit al jaren lang niet zoo. We worden
moe van machtelooze ontferming. Het moorden
gaat rustig en ongestoord voort. Hoeveel
mannen zal de Turk nog slachten in deze
weken Hoeveel vrouwen en meisjes zullen
nog worden geschonden en verminkt Hoeveel
kinderkens verpletterd
We kunnen het niet helpen
We worden gevoelloos onder 't lezen van
al die straffelooze gruwelen, 't Is gelukkig
ver weg. We zien het niet. „Ik wil het niet
meer lezen ook!"
Lezer, ijj: heb misschien wel wat al te sterk
gekleurd, niet den gruwel, maar onze onge
voeligheid Maar is er niet iets van aan
En toch is dat gevoel zoo iets kostelijks;
dat fijne, teere medegevoel. Als we het ver
liezen, verliezen we iets groots en iets goeds.
En als we de courant eiken dag lezen, loopen
we gevaar het te verliezen, want we staan zoo
machteloos in ons gevoel van ontferming.
Maar nu is er een middel om 't gevoel niet
te verstompen, niet te verliezen. Kunnen we
de verdrukten niet helpen metterdaad, we
kunnen het toch in den gebede.
We kunnen ze opdragen uit een gevoel van
erbarming aan den God des ontfermings. En
dan schynt 't misschien wel, of dat bidden
niet helpt; maar een gebed voor den ellen
dige uit waarachtig mededogen opgezonden,
is nooit vruchteloosal weten wy ook, en al
zien wij ook het profijt er niet van.
Leest de courant gerust.
Maar leest met ontroering.
En waar de mensch geen erbarming kent,
vergeet dan niet ook eens te bidden tot den
Vader van alle barmhartigheid voor die mis
schien diepschuldige, maar toch onmenschelijk
behandelde Macedoniërs.
Misschien verschijnt de Macedonische man
u wel in den droom, met bloed bevlekt, 't
bloed van zijn lieve vrouw en dierbaar kind.
Bidt voor hem
Met gevoel!
Bidt alsof ge er zelf een vader, een man,
een vrouw, een kind had wonen
Dit is 't eenige middel om niet te verharden
onder de vele ergernissen, die de wereld ons
geeft.
K. 15 Sept, '03. H. W. L.
UIT PE PERS, enz.
Wij hebben getracht eenig licht te doen
vallen op de vraag „Heeft in 1892 de Vrije
Universiteit gelyke rechten ontvangen als de
Theologische School?" Onder het schrijven
deed zich echter nog eene andere vraag by
ons op, die wy even, zoo niet meer belangrijk
achten te zyn. Laat ons toe ze terneder te
schryven, en iets, ook ter harer rechte beant
woording, in het midden te brengen.
De vraag is deze„Wat mag toch wel de
rede zy n, dat^ de zaak van Theologische School
en Vrye Universiteit zulk een bron van on-
eenigheid is in onze gereformeerde kerken?"
Dit was zoo niet op het tydstip der Veree-
niging. Men herleze slechts de Acta van de
Generale Synode der Gereformeerde kerken in
Nederland in den naam onzes Heeren Jesu
Christi gehouden te Amsterdam. Anno. 1892.
Met liefde was de Theologische School aan
vaard, liefde was er ook voor de voor ons land
en volk zoo belangryke en gewichtige Vrye
Universiteit, zoodat er nemine contradicmte
(zonder iemands tegenspraak) kon worden ge
waagd van onze Theologische School en van
onze Vrye Universiteit. Wat heeft dit in den
loop van eenige jaren toch zoo doen verande
ren, zoodat het nu is, 't is waar! alsof School
en Universiteit niet zusterlijk naast elkaar,
maar tegenover elkander staan, en het, als
t ware een Schibboleth is gewordenZijt «tij
voor de Theologische School, of voor de Vrije
Universiteit? terwyl ieder lid «Ier Gerefor
meerde kerken beiden moest liefhebben. Dit
bcnibboleth moet weg. Het behoort niet in
onze kerken. Het moet weg, zullen we samen
groeien, zullen de Vereenigde kérken krachtig
iqaoenxü T?roei.eü- Dit twistpunt was er in
18J_! niet. Hoe is het er toch zoo gekomen
Er is ook eene zekere geprikkeldheid der ge
moederen, gelijk meer onder zulke omstandig
heden, zoodat wie een woord rept ten voor-
deele van de Theologische School aanstonds
voor een tegenstander der Vrye Universiteit
wordt aangezien en ook wel een afvallige
wordt genoemd, en omgekeerd gaat het na
tuurlijk ook al eenigennate zoo. Tot kalme
bespreking en broederlyke waardeering moe
ten wy in de eerste plaats wederkeeren.
Indien er ooit een belangryk verslag van de
Mandelingen der Curatorenvergadering der
1 neok>gische School is uitgekomen, dan is het
nu. Het doet ons weder inleven in de worste
lingen en de fata der School gedurende het
schooljaar 1902/1903.
Warm, gevoelvol en welsprekend is het
voorwoord van prof. M. Noordzy. Er is hope,
dat de lheol. School de bange crisis, die zy
neet t doorleefd, zal te boven komen. Het corps
professoren is wederom aangevuld. De finan-
tiën staan niet ongunstig. Men verwacht, dat
het gymnasium zyne leerlingen wederom zal
zien toenemen, wat weder invloed zal hebben
op het getal der studenten aan de School zelve,
dat door vertrek naar Amsterdam zoo zeer is
geslonken. Van overdracht van het gymnasi
um aan eene of andere Vereeniging is afge-
zï?n' onderhandelingen ten dezen gevoerd
zyn af gebroken. Zy de arbeid der professoren
en de studie van de kweekelingen der school
in het nieuw ingetreden studiejaar rijk geze-
~e theologische School zal nu weldra
vyttig jaren hebben bestaan.
De Vereeniging voor zenuwlijders houdt D.V.
hare jaarvergadering Woensdag, 23 September
namiddag e'én uur in het Sanatorium te Zeist.
Er zyn ook nu vele schreiende behoeften
en ellenden.
Een aandoenlijk verhaxxl geeft miss Hobhouse,
de edele Engelsche vrouw, van de ellende, die
heerscht m Transvaal. Zij heeft die met eigen
oogen aanschouwd. Op de verwoesting, door
de Engelschen aangericht, is misgewas ge
volgd. Velen dreigen door honger om te ko
men. Dat spoedig de handen ineen mogen
worden geslagen, om hulp te bieden.
Vele verwoestingen heeft de storm van 11
dezer te weeg gebracht. Doch geene plaats is
zoo bezocht als Arnemuiden. Drie schuiten
zyn op de Zeeuwsche stroomen vergaan. De
opvarenden, dertien in getal, zyn verdronken.
Groot is de rouw, maar groot zyn ook de
nooden der weduwen en weezen en oude
van dagen.
Ook hier moet spoedig hulp worden ver-
leen(b Hulssbos.